In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de gezamenlijke gezagsuitoefening en de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2014, na de beëindiging van de relatie tussen de ouders. De moeder, die verzocht om vervangende toestemming om met de minderjarige naar Uithoorn te verhuizen, heeft ter zitting toegelicht dat zij een woning in De Kwakel heeft geaccepteerd, wat volgens haar in het belang van de minderjarige is. De vader heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de moeder en heeft zelf verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide ouders betrokken zijn bij de zorg voor de minderjarige en dat de huidige zorgregeling, waarbij de minderjarige van woensdagmiddag tot zaterdagmiddag bij de vader verblijft, goed functioneert. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder wordt vastgesteld, gezien de stabiliteit en continuïteit die dit biedt. De rechtbank heeft de zorgregeling voor de komende periode vastgesteld en bepaald dat de ouders de zorg- en opvoedingstaken delen, waarbij de minderjarige in de toekomst ook naar school zal gaan. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader om de zorgregeling uit te breiden afgewezen, omdat dit niet in het belang van de minderjarige zou zijn. De kosten van de procedure zijn voor elke partij afzonderlijk.