Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft eiser, [eiser], een kort geding aangespannen tegen ABN AMRO Bank N.V. met als doel het opheffen van een beslag dat door de bank was gelegd op zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiser stelt dat het beslag onterecht is gelegd, omdat hij en zijn echtgenote huwelijkse voorwaarden hebben die uitsluiten dat hun vermogen in gemeenschap van goederen valt. De huwelijkse voorwaarden waren echter niet ingeschreven in het huwelijksgoederenregister op het moment van beslaglegging, wat ABN AMRO de mogelijkheid gaf om zich te beroepen op derdenbescherming. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, omdat hij niet kon aantonen dat ABN AMRO op het moment van beslaglegging op de hoogte was van de huwelijkse voorwaarden. De voorzieningenrechter oordeelde dat ABN AMRO niet misbruik maakte van haar executiebevoegdheid en dat eiser als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld. De uitspraak werd gedaan op 10 mei 2017.