Beoordeling
9. Het gaat in deze zaak om de vraag of het door KLM gegeven ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of [verzoekster] moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling.
10. Naar het oordeel van de kantonrechter is de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.
11. Voor de beoordeling van het ontslag op staande voet worden de redenen die in de ontslagbrief zijn genoemd als uitgangspunt genomen.
12. Het eerste verwijt heeft betrekking op de vermenging van de belangen van KLM met privé- en zakelijke belangen door [verzoekster] . Ze zou te zien zijn in een promotiefilmpje ten behoeve van haar eigen bedrijf en een artikel in het vakblad van FLP, in berichtgeving op Facebook en in andere artikelen, waarbij zonder toestemming de naam KLM en/of afbeeldingen van haar in uniform zijn gebruikt. Daarmee heeft zij volgens KLM artikel 6.1 en lid 6 van artikel 6.17 van de CAO, het VVP, de KLM Gedragscode en de regels voor ‘Veilig gebruik van e-mail en internet’ overtreden. Zij heeft de naam, reputatie en faciliteiten van KLM doelbewust ingezet ten behoeve van werkzaamheden voor FLP. Ondanks een eerdere waarschuwing is zij doorgegaan met haar blog. [verzoekster] heeft daar tegen in gebracht dat het internet vol staat met vergelijkbare uitingen van collega’s die foto’s in uniform plaatsen op social media en daarin commerciële activiteiten promoten. Ze heeft verwezen naar een groot aantal producties. Nu het beleid dat KLM stelt te hanteren kennelijk op grote schaal niet wordt nageleefd, moet dit beleid worden herijkt, vindt [verzoekster] . Ze betwist ooit een schriftelijke waarschuwing te hebben gehad voor haar blog. Ze heeft de blog destijds wel uit de lucht gehaald. Er is geen sprake van een filmpje, wel van een serie foto’s waarop het logo/uniform van KLM tegelijk zichtbaar is met het logo van FLP. Dit is onhandig, maar rechtvaardigt geen ontslag op staande voet, aldus [verzoekster] .
13. Op enkele van de door KLM overgelegde screenshots van filmpjes en foto’s, is [verzoekster] te zien in uniform. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee onvoldoende aangetoond dat [verzoekster] deze filmpjes en foto’s doelbewust heeft ingezet voor werkzaamheden voor FLP. Dat de goede naam van KLM is geschaad door gedragingen van [verzoekster] , is niet aangetoond. Nergens heeft [verzoekster] zich anders dan op zeer positieve wijze over KLM uitgelaten. Van reclame voor producten of doelstellingen, waarbij op enigerlei wijze verband is gelegd met KLM of de dienstbetrekking van [verzoekster] met KLM, is onvoldoende gebleken. Evenmin is gebleken van ge- of misbruik van de door [verzoekster] geplaatste foto’s. [verzoekster] heeft tal van foto’s overgelegd die op het internet circuleren, van collega’s die op alle mogelijke manieren en in verschillende context - in KLM-uniform te zien zijn. Het beleid dat KLM stelt te voeren, wordt daarmee op grote schaal overtreden en kennelijk niet consequent gehandhaafd. Dit leidt tot onduidelijkheid voor de medewerkers. Een eventuele overtreding van dit beleid kan [verzoekster] daarom niet voldoende ernstig worden verweten en is geen grond voor een ontslag op staande voet.
14. Het tweede verwijt heeft betrekking op het gebruik maken van IPB-faciliteiten voor FLP werkzaamheden, meer specifiek voor een reis naar Johannesburg die [verzoekster] in april 2016 heeft gemaakt. [verzoekster] heeft daar tegen in gebracht dat zij voor deze reis juist een stoel geboekt had met 20% korting, omdat zij ervan uitging dat dit niet onder de IPB-faciliteiten viel. De kantonrechter constateert dat de IPB-brochure in paragraaf 5 de mogelijkheid vermeldt van het boeken van een vlucht tegen 20% korting op de ticketprijs die KLM in de markt aanbiedt. Daarop zijn de commerciële boekingsvoorwaarden en regels van toepassing. Het gaat hier niet om een ticket waarop gereisd kan worden als er een plaats beschikbaar is. Uit de opzet van de brochure, waarin de IPB-tickets in paragraaf 2 apart worden behandeld, is niet aanstonds duidelijk dat voor het boeken van een ticket met 20% korting dezelfde regels gelden als voor de IPB-tickets. De gedachte van [verzoekster] is dan ook zeer navolgbaar. Daar komt bij dat de KLM voor overtreding van de IPB-regels een apart sanctiebeleid kent: ontzegging van de faciliteiten voor een nader te bepalen periode. Als al zou moeten worden vastgesteld dat [verzoekster] de regels voor de IPB-faciliteiten heeft overtreden, dan levert deze overtreding niet een dringende reden op voor ontslag op staande voet.
15. Ten slotte verwijt KLM [verzoekster] dat zij de controlevoorschriften bij ziekte heeft overtreden. Vergelijking van de periodes waarin [verzoekster] ziek was met berichten die zij in die dagen plaatste op Facebook, laat volgens KLM zien dat [verzoekster] andere activiteiten verrichtte, waaronder werkzaamheden voor FLP. Op 6 september 2014 heeft zij zich beter gemeld per 7 september 2014, terwijl zij de avond van 6 september met een vriendin ging eten volgens een bericht op Facebook. Van 17 november tot en met 6 december 2014 was zij ziek vanwege een neusoperatie. De operatie vond echter pas 18 november 2014 plaats. Nu zij volgens een Facebookbericht de avond van 17 november 2014 uit eten ging met een vriendin, had zij die dag ook werkzaamheden kunnen verrichten. Van 25 juli tot en met 3 augustus 2015 was [verzoekster] ziek, terwijl zij in die periode op foto’s op Facebook op andere plekken dan thuis te zien is en uit de op Facebook geplaatste teksten blijkt dat zij actief was voor FLP. Zij was dus niet zodanig ziek dat zij geen werkzaamheden (of vervangende werkzaamheden) voor KLM had kunnen verrichten. Tevens heeft zij de controlevoorschriften overschreden. [verzoekster] heeft daar tegen ingebracht dat zij op 5 september 2014 ziek was vanwege een neusontsteking en dat zij zich op 6 september 2014 weer beter heeft gemeld. Op 18 november 2014 vond een operatie aan haar neusholtes plaats, in verband waarmee zij zich in overleg met haar unit manager al op 17 november 2014 ziek heeft gemeld, vanwege het risico van vertraging en met het oog op de operatie de volgende dag. In de zomer van 2015 was zij mentaal ingestort en langdurig niet in staat te werken. Eten buiten de deur vormde echter geen belemmering voor haar herstel. [verzoekster] heeft er op gewezen dat haar Facebookaccount is afgeschermd en alleen toegankelijk is voor vrienden. KLM moet daarin hebben ingebroken.
16. Hoewel KLM stelt grote twijfels te hebben over de arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] op de door haar genoemde data, heeft zij in het licht van hetgeen [verzoekster] daartegen heeft aangevoerd, onvoldoende onderbouwd dat [verzoekster] op deze data niet ziek was en in staat was om voor KLM te werken. Sinds de ziekmeldingen in september en november 2014 zijn twee jaren verstreken, waarin KLM geen moment heeft getwijfeld over de vraag of [verzoekster] destijds ziek was. Kennelijk is zij hieraan pas door het onderzoek naar FLP-werkzaamheden van KLM-medewerkers, waarbij zij Facebookpagina’s van [verzoekster] heeft onderzocht, gaan twijfelen. Overigens trekt KLM niet zozeer de neusontsteking en de operatie aan de neusholtes in twijfel, maar is haar stelling dat [verzoekster] zich een dag te laat beter en een dag te vroeg ziek heeft gemeld. Gelet hierop en gezien het tijdsverloop nadien is dit verwijt – zelfs al zou dit vast komen te staan – onvoldoende reden voor een ontslag op staande voet.
17. De ziekmelding van [verzoekster] in de zomer van 2015 was vanwege psychische klachten. Met dergelijke klachten is een verblijf binnenshuis niet verplicht, mits er aan de controlevoorschriften wordt voldaan. KLM heeft wel aangevoerd dat [verzoekster] op bepaalde tijden thuis moest zijn, maar heeft niet duidelijk gemaakt op welke dagen en tijdstippen [verzoekster] in strijd met deze voorschriften heeft gehandeld, zodat zij op dit punt onvoldoende heeft gesteld. KLM heeft betoogd dat [verzoekster] in 2015 druk bezig was met werkzaamheden voor FLP, wederom met verwijzing naar de berichten op Facebook. [verzoekster] heeft daarover verklaard dat zij bewust positieve berichten heeft verspreid op Facebook in de periode dat het slecht met haar ging, met het oog op de marketing voor FLP. Daarvoor is het van belang dat je op social media uitstraalt dat je een gezond en succesvol leven leidt. Die uitstraling wilde ze blijven behouden. Hoewel zij begrijpt dat dit anders kan worden uitgelegd, is er geen sprake geweest van werkzaamheden voor FLP gedurende de periode van ziekte. Volgens [verzoekster] betreffen het bovendien
postsnaar het afgeschermde gedeelte van haar Facebookaccount, waartoe KLM geen toegang heeft. De kantonrechter oordeelt dat [verzoekster] met de publicatie van de foto’s de indruk heeft gewekt dat zij druk bezig was met allerlei activiteiten, terwijl zij zich bij KLM ziek had gemeld. Dit is niet verstandig geweest, hetgeen [verzoekster] zelf ook heeft toegegeven. Desalniettemin acht de kantonrechter dit niet voldoende om hieraan de conclusie te verbinden dat [verzoekster] zich in genoemde periode ten onrechte ziek heeft gemeld. KLM heeft desgevraagd verklaard dat zij geen bedrijfsarts heeft ingeschakeld naar aanleiding van de ziekmelding in 2015. Het was destijds bij haar bekend dat [verzoekster] , die bij KLM een aanstelling heeft van 50%, ook werkte voor FLP. Dat KLM in 2016 is gaan twijfelen aan de arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] in 2014 en 2015 is niet goed te begrijpen. Of deze twijfel terecht is en [verzoekster] destijds in staat was om haar werk voor KLM te verrichten, kan thans niet meer objectief worden vastgesteld. De door KLM overgelegde berichten en foto’s zijn daarvoor niet voldoende. De berichten en foto’s die [verzoekster] op social media heeft gepubliceerd geven niet per se de werkelijkheid weer. Het kan niet worden uitgesloten dat [verzoekster] daarmee - zoals zij ook aanvoert - een imago van zichzelf als gelukkige, succesvolle, gezonde en actieve vrouw heeft willen creëren en in stand heeft willen houden, ook in de periodes dat het niet goed met haar ging. Deze gedragingen leveren geen dringende reden op voor een ontslag op staande voet.
18. De slotsom van het voorgaande is, dat geen van de opgegeven redenen het ontslag op staande voet kunnen dragen, ook niet in onderling verband. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is dan ook niet rechtsgeldig, zodat het verzoek van [verzoekster] tot vernietiging van die opzegging zal worden toegewezen. Omdat de opzegging wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoekster] recht op loon en tewerkstelling. De vordering van [verzoekster] tot loondoorbetaling, afgifte van salarisspecificaties en wedertewerkstelling zal daarom eveneens worden toegewezen. De gevorderde dwangsommen worden toegewezen als in het dictum te melden. KLM heeft nog aangevoerd dat het niet werken voor risico komt van [verzoekster] , omdat zij voorschriften en regels heeft overtreden, maar gelet op het hiervoor overwogene wordt dit standpunt niet gevolgd. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zullen worden toegewezen, nu KLM te laat heeft betaald. In de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter wel aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 25%.
19. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. [verzoekster] heeft daarvoor geen enkele onderbouwing gegeven.
20. In deze beschikking wordt al een beslissing gegeven over het verzoek van [verzoekster] , zodat er geen reden meer is om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding. De verzochte voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.
21. KLM heeft een (voorwaardelijk) verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Omdat geoordeeld wordt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en het dienstverband met [verzoekster] is blijven bestaan, is voldaan aan de voorwaarde voor de beoordeling van dit verzoek.
22. KLM heeft aan haar verzoek primair dezelfde redenen ten grondslag gelegd als aan het ontslag op staande voet en voert aan dat sprake is van verwijtbaar gedrag van [verzoekster] . De kantonrechter komt – onder verwijzing naar de voorgaande overwegingen tot het oordeel dat geen sprake is van verwijtbaar gedrag, zodanig dat van KLM niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor zover [verzoekster] al iets kan worden verweten omtrent haar omgang met social media, had KLM een andere wijze van corrigeren kunnen kiezen, die voor [verzoekster] – die kostwinner is en een vlekkeloos arbeidsverleden heeft bij KLM - minder ingrijpend is. Deze grond kan daarom niet tot ontbinding leiden.
23. Subsidiair heeft KLM aangevoerd dat de arbeidsverhouding met [verzoekster] is verstoord. Daarvoor voert KLM aan dat haar vertrouwen in [verzoekster] ernstig is beschadigd. De redenen waarom dit vertrouwen is beschadigd, zijn voor het merendeel dezelfde als de redenen die KLM primair heeft aangevoerd en waarvan is geoordeeld dat die [verzoekster] niet kunnen worden verweten. KLM wijst er daarnaast op dat [verzoekster] de gesprekken met KLM op band heeft opgenomen. Dit is niet alleen in strijd met goed werknemerschap, maar geeft ook blijk van een diepgeworteld wantrouwen richting KLM, aldus KLM. Dat sprake is van wantrouwen over en weer is wel duidelijk. Niet alleen [verzoekster] , maar ook KLM heeft door het inbreken op het gesloten Facebookaccount van [verzoekster] – dit heeft KLM niet weersproken - en de diepgaande controle achteraf van ziekmeldingen en IPB-vluchten, blijk gegeven van het nodige wantrouwen. Het ontstaan van dit gebrek aan vertrouwen kan dan ook niet geheel op het conto van [verzoekster] worden geschreven. Dat dit beschadigde vertrouwen onherstelbaar is, zodanig dat van KLM in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] voortzet, is echter onvoldoende gebleken. [verzoekster] heeft er door indiening van haar verzoek blijk van gegeven dat zij ondanks alles graag bij KLM wil blijven werken. Van KLM als grote werkgever mag worden verwacht dat zij zich inspant om het wederzijdse vertrouwen te herstellen. Ook deze grond leidt niet tot toewijzing van het ontbindingsverzoek.
24. Gelet op de voortdurende arbeidsrelatie tussen partijen, zal de kantonrechter de proceskosten compenseren, in die zin dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.