ECLI:NL:RBAMS:2017:3024

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
8 mei 2017
Zaaknummer
13/751000-17, 17/107
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor overtreding van de Belgische Opiumwet

Op 10 november 2016 is door de Belgische autoriteiten een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd ter vervolging van de opgeëiste persoon voor overtreding van de Belgische Opiumwet. De behandeling van het overleveringsverzoek is op 28 februari 2017 aangehouden, omdat niet duidelijk was of de opgeëiste persoon al bij verstek was veroordeeld en of aan de voorwaarden van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) was voldaan. Op 13 april 2017 is het onderzoek voortgezet, waarbij de rechtbank op de hoogte werd gesteld van een veroordeling van de opgeëiste persoon op 6 maart 2017 tot een gevangenisstraf van 18 maanden en een geldboete van € 1.000,-. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was, omdat er sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 12 onder d OLW.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het EAB onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon betrokken was bij de handel in cocaïne en cannabis. De rechtbank concludeerde dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar is en dat de garantie voor terugkeer naar Nederland voldoende was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank op 26 april 2017 besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, nu aan alle eisen van de OLW was voldaan en er geen weigeringsgronden waren. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.000-17
RK-nummer: 17/107
Datum uitspraak: 26 april 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 januari 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 november 2016 door
de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout(België) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1981,
niet ingeschreven in de Basisregistratie personen, maar verblijvend op het adres [GBA-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 februari 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen na te gaan of de opgeëiste persoon bij verstek is veroordeeld en, zo ja, of aan de voorwaarden van artikel 12 OLW is voldaan.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De rechtbank heeft op 13 april 2017 het onderzoek voortgezet in aanwezigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon en zijn raadsman zijn gehoord. De opgeëiste persoon heeft verklaard zich niet te verzetten tegen de verzochte overlevering. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft opnieuw de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
aanhoudingsmandaat bij verstek d.d. 10 november 2016 afgeleverd door de Onderzoeksrechter.
Op 11 april 2017 is een bericht ontvangen van mevrouw I. Delissen, eerste Substituut procureur des Konings, Antwerpen, afdeling Turnhout, waarin zij meedeelt dat
de opgeëiste persoon op6 maart 2017 bij verstek is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en een geldboete van € 1.000,-.Uit de informatie verstrekt door de Eerste substituut procureur des Konings te Antwerpen (afdeling Turnhout) volgt voorts dat tegen het na het uitvaardigen van het EAB gewezen vonnis van 6 maart 2017 voor de opgeëiste persoon nog een rechtsmiddel openstaat. Met de advocaat en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, nu sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 12 onder d OLW.
Dit feit is als volgt omschreven in onderdeel e) van het EAB:
Het onderzoek is gestart op basis van concrete info over het verhandelen van cocaïne door [persoon] en [opgeëiste persoon] onder meer op verschillende openbare plaatsen te [plaats] .
Op verschillende nummers [persoon] en [opgeëiste persoon] werden (sedert augustus 2016) tapmaatregelen gestart waarbij onmiddellijk relevante gesprekken werden gecapteerd op basis waarvan en kort nadien ook een tapmaatregel werd gestart op nummers van vermoedelijke medeverdachten.
Er werden op korte tijd een hele hoop relevante gesprekken onderschept die schijnbaar handelden over het dealen van cocaïne en cannabis.
Op 8 oktober 2016 werden er een aantal huiszoekingen uitgevoerd. Er werden hoeveelheden cannabis en cocaïne aangetroffen, o.m. 80 gram cocaïne bij [opgeëiste persoon] . Verschillende verdachten werden aangehouden. [opgeëiste persoon] kon niet worden aangetroffen.

4.Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
procureur des Konings Antwerpen – Afdeling Turnhoutheeft op 10 januari 2017 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een
vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal
terugkeren om deze straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
De rechtbank stelt vast dat aan deze voorwaarde is voldaan, nu het onder 4 bedoelde feit naar Nederlands recht strafbaar is en kan worden gekwalificeerd als:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 10, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 2, 5, 6, 7 en 12 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhoutwegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. J. Edgar en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.