ECLI:NL:RBAMS:2017:3021

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
8 mei 2017
Zaaknummer
13/751073-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering verzocht door de Duitse justitie ter vervolging van diefstal met braak in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2017 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan de Duitse justitie. De overlevering werd verzocht in verband met de verdenking van diefstal met braak in vereniging. De opgeëiste persoon wilde in het kader van een onschuldverweer een getuige laten horen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat zij niet over het strafdossier beschikte en daarom de waarde van de getuigenverklaring niet kon beoordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist was en dat hij de Nederlandse nationaliteit had. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het Europees aanhoudingsbevel (EAB) onderzocht, dat was uitgevaardigd door de Duitse autoriteiten. Het EAB vermeldde dat de opgeëiste persoon samen met een medeverdachte een inbraak had gepleegd in een kliniek, waarbij aanzienlijke schade was veroorzaakt en goederen waren gestolen. De rechtbank concludeerde dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar was en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en er stond geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751073-17
RK-nummer: 17/896
Datum uitspraak: 26 april 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 januari 2017 (aangevuld en gecorrigeerd bij vordering van 21 februari 2017) en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 28 december 2016 door the Director of Public Prosecution of the Augsburg Public Prosecutor’s Office, Duitsland, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [adres] [woonplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 april 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
De raadsman heeft zich, nadat zijn verzoek om een getuige te mogen horen in het kader van een onschuldverweer was afgewezen, ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel, uitgevaardigd door the Augsburg Local Court [Amtsgericht Augsburg] en gedateerd 13 december 2016.
Referentienummer 61 Gs 7409/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbaar feit.
Dit feit is als volgt omschreven in onderdeel e) van het EAB:
At a point in time, which cannot be determined in more detail, between 23 June 2016 at 11.15 p.m. and 24 June 2016 at 1.05 a.m., the defendant, by intentionally and knowingly cooperating with the person under prosecution in another case, [naam medeverdachte ] , penetrated into the premises of the [naam kliniek] , [adres kliniek] [plaats kliniek] , by breaking open one door on the east side in accordance with the joint plan to commit the criminal offence.
Inside the building, the defendant and the person under prosecution in another case, [naam medeverdachte ] , turned off the locking cylinder, broke open three key boxes and one roller container.
The defendant and the person under prosecution in another case stole a car key for an Opel Zafira owned by the Clinic as well as at least one master key as well as money at a value of € [euros] 9,453.80. The value of the stolen goods, which the defendant and the person under prosecution in another case [naam medeverdachte ] wanted to keep for themselves, amounted to a total of € 11,865. Since at least one master key was stolen, it is necessary to cause a new locking system to be installed, which will require costs in the amount of at least € 100,000.In addition to that, a third party damage, which was foreseeable for the defendant and the person under prosecution in another case [naam medeverdachte ] and which they at least approvingly accepted as a possibility, in the amount of approximately €1, 500 was incurred as a result of the breaking open of the cabinets and roller container as well as the turning off of the locking cylinders.

4.Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan. Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of inklimming.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit en heeft verzocht een getuige te laten horen die zijn stelling kan onderbouwen. De rechtbank heeft dit verzoek ter zitting afgewezen, nu een getuigenverklaring raakt aan de vraag of het feit bewezen kan worden en de rechtbank de waarde van een dergelijke verklaring niet kan beoordelen omdat zij – anders dan de Duitse rechter – niet over het strafdossier beschikt.
De opgeëiste persoon is er niet in geslaagd zijn onschuld tijdens het verhoor ter zitting op een andere wijze aan te tonen. De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Director of Public Prosecutions (der Leitende Oberstaatsanwalt) Augsburg heeft op
21 februari 2017 de volgende garantie gegeven:
I am pleased to inform you that in case the wanted person, [naam opgeëiste persoon] , is sentenced to an unconditional prison sentence without appeal in Germany after the surrender, he will be returned to Holland in order to render possible the execution of such an unconditional prison sentence in Holland.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert. Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende. Duidelijk is dat met een ‘sentence without appeal’ een ‘onherroepelijk vonnis’ wordt aangeduid en niet een uitspraak waartegen geen hoger beroep open staat. De Duitse tekst van de garantie spreekt dan ook van
‘nach rechtskräftigem Abschluss des Verfahrens’en is naar het oordeel van de rechtbank niet voor misverstand vatbaar.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan the Director of Public Prosecution of the Augsburg Public Prosecutor’s Office (Duitsland), wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. J. Edgar en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.