Op 9 maart 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/129002-02, waarin de officier van justitie een vordering heeft ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene met één jaar. De betrokkene, geboren in Marokko in 1974, was eerder ter beschikking gesteld voor verpleging na een vonnis van 14 februari 2003. De laatste verlenging van de terbeschikkingstelling vond plaats op 14 maart 2016. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld in een openbare raadkamer, waarbij de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, diens raadsvrouw en een deskundige aanwezig waren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapporten, waaronder een advies van Reclassering Nederland en een psychiatrisch rapport. Beide rapporten gaven aan dat de betrokkene vooruitgang had geboekt in zijn resocialisatie en dat het recidiverisico als laag/gemiddeld werd ingeschat. De deskundigen adviseerden om de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, maar de rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen niet langer eiste dat de termijn van de terbeschikkingstelling werd verlengd. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de betrokkene nog aandachtspunten had, de verlenging van de terbeschikkingstelling niet noodzakelijk was voor de veiligheid van anderen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen, waarmee de terbeschikkingstelling van de betrokkene niet werd verlengd. Deze beslissing werd genomen in het belang van de betrokkene en de maatschappij, waarbij de rechtbank de positieve adviezen van de deskundigen in overweging nam, maar ook de huidige situatie van de betrokkene en zijn vooruitgang in de resocialisatie in acht nam.