ECLI:NL:RBAMS:2017:2953

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
5733587 EA VERZ 17-146
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer door arbeidsbemiddelaar wegens weigering klanten over te dragen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, de besloten vennootschap MT&V B.V. [verzoekster] was in dienst als junior adviseur en werd op 2 februari 2017 op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag was haar weigering om een aantal klanten over te dragen aan een collega, ondanks herhaalde verzoeken van MT&V. De werknemer verzocht de kantonrechter om te verklaren dat het ontslag niet rechtsgeldig was en dat MT&V ernstig verwijtbaar had gehandeld. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat MT&V voldoende dringende redenen had om het ontslag te rechtvaardigen. De rechter concludeerde dat de werknemer niet had voldaan aan de opdracht om klanten over te dragen, wat leidde tot een onwerkbare situatie. Het verzoek van de werknemer om een billijke vergoeding en transitievergoeding werd afgewezen. Daarnaast werd het concurrentiebeding deels vernietigd, zodat de werknemer in dienst kon treden bij een concurrent, mits dit niet binnen de afdeling Bouw & Infra van MT&V zou zijn. De proceskosten werden aan de werknemer opgelegd, omdat zij grotendeels in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht – team kanton
zaaknummer: 5733587 EA VERZ 17-146
beschikking van: 1 mei 2017

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoekster]

wonende te [woonplaats]
verzoekster, nader te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. H.J. ter Haar Romeny
t e g e n

de besloten vennootschap MT&V B.V.

gevestigd te Amsterdam
verweerster, nader te noemen: MT&V
gemachtigde: mr. A.P. Macro.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoekster] heeft een verzoek ingediend, waarin zij onder meer een verklaring voor recht vraagt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en dat MT&V ernstig verwijtbaar jegens haar heeft gehandeld. MT&V heeft een verweerschrift ingediend.
Op 30 maart 2017 is de zaak mondeling behandeld. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. MT&V is verschenen bij [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , bijgestaan door de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoekster] nog stukken ingediend.
De zaak is daarna aangehouden tot 6 april 2017 in verband met schikkingsonderhan-delingen. Bij faxbrief van 6 april 2017 heeft MT&V laten weten dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt.
Beschikking is daarna bepaald op heden.

Feiten

1.1.
MT&V is een onderneming die hoger opgeleid technisch en financieel personeel detacheert en bemiddelt onder andere in de bouw- en vastgoedsector, in de civiele techniek sector en bij woningcorporaties en gemeenten.
1.2.
[verzoekster] , geboren [geboortedatum] 1990, is op 1 december 2014 in dienst getreden bij MT&V. De laatste functie die [verzoekster] vervulde, was die van junior adviseur, met een salaris van € 2.061,- bruto exclusief emolumenten. Zij was voor onbepaalde tijd in dienst.
1.3.
Een junior adviseur zoekt kandidaten voor opdrachten bij opdrachtgevers, brengt kandidaat en opdrachtgever in contact met elkaar en probeert dat te leiden tot een plaatsing van de kandidaat bij de opdrachtgever. [verzoekster] oefende haar functie uit binnen het team Bouw.
1.4.
In de arbeidsovereenkomst was een concurrentiebeding opgenomen, dat luidt:
16. Concurrentiebeding16.1.1 Anders dan in het kader van zijn/haar normale werkzaamheden ten behoeve van Werkgever, is het Werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever verboden, zowel voor de duur van de arbeidsovereenkomst als gedurende een periode van 12 maanden na beëindiging daarvan (ongeacht de reden van beëindiging), op welke wijze ook, direct of indirect -(i) te concurreren met Werkgever (inclusief haar groepsvennootschappen), in enigerlei vorm een met het bedrijf van Werkgever (inclusief haar groepsvennootschappen) concurrerend bedrijf te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, of bij een dergelijk bedrijf enig belang te hebben of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen een vergoeding, hetzij om niet; (..)
1.5.
Er was ook een relatiebeding en een boetebeding in de arbeidsovereenkomst opgenomen.
1.6.
[verzoekster] is begin december 2016 door [naam 4] benaderd, waarbij haar een aanbod is gedaan om bij [naam 4] in dienst te treden. [naam 4] is een onderneming die hoger opgeleid personeel detacheert binnen verschillende sectoren, zoals IT, technologie, overheid, finance, vastgoed en bouw & infra. [naam 4] heeft eerder medewerkers van MT&V benaderd om over te stappen.
1.7.
[verzoekster] heeft MT&V vervolgens gevraagd of zij ondanks haar concurrentiebeding bij [naam 4] in dienst kon treden.
1.8.
Bij e-mail van 13 december 2016 heeft [verzoekster] aan [naam 2] van MT&V geschreven:
Graag los ik deze situatie op een nette manier op, daarom heb ik als voorstel een markt aangegeven waarin mtenv niet actief is en dat is de ’Industriële Automatisering’. Bij [naam 4] hoort deze markt bij de Business Unit: Vastgoed, Bouw & Infra, waarvan industriële automatisering een specialisatie is.
1.9.
MT&V heeft hierop laten weten dat zij niet kon instemmen met de markt Industriële Automatisering. Partijen hebben hierna nog per e-mail gecorrespondeerd. Bij e-mail van 20 december 2016 heeft [verzoekster] geschreven:
Vorige week heb ik aangegeven dat ik bij [naam 4] wil werken als consultant in de Industriële Automatisering. Jullie hebben aangegeven het huidige beding alleen te willen versoepelen indien ik ga werken bij een personeel bemiddelingsbureau dat zich enkel en alleen bezig houdt met andere specialismen dan waar mtenv zich mee bezig houdt. Dit is niet reëel. Dus ik ontvang graag een reëel voorstel van jullie. (..)
1.10.
Hierop heeft [naam 1] van MT&V als volgt gereageerd:
Vooralsnog heb jij je baan niet opgezegd en ben je dus gewoon in dienst bij mtenv. In deze hoedanigheid bezoek je onze klanten en heb je contact met kandidaten en collega’s en verwachten wij van jou 100% inzet(..)Helaas moet ik je meedelen dat het vertrouwen in onze werkrelatie steeds meer begint te wankelen omdat de arbeidsrelatie op dit moment door jou verstoord wordt. We hebben namelijk vernomen dat je bewust en opzettelijk bezig bent met het zaaien van onrust. Enerzijds verspreid je roddels over je vertrek naar [naam 4] richting je collega’s, anderzijds heb je op l9-12-2016 om 11:00 uur bij onze klant [naam klant] , (..) aangegeven, dat je mtenv gaat verlaten en inruilt voor een zelfde baan bij [naam 4] . Tevens heb je dit verteld aan Dhr. [naam bedrijfsleider] , Bedrijfsleider bij [naam bedrijf] op dezelfde dag.Dit is tegen de afspraak en erg ongepast.Wij eisen dat je onmiddellijk stopt met het creëren van onrust en zien hier een bevestiging van graag tegemoet. Zo niet, dan zullen wij ons gaan beraden hoe we hier verder mee om moeten gaan.
1.11.
Bij e-mail van 9 januari 2017 heeft MT&V [verzoekster] een officiële waarschuwing gegeven, onder meer in verband met het niet uitvoeren van het werk en het veroorzaken van onrust door te melden dat ze bij een feest van [naam 4] aanwezig was op 6 januari 2017.
1.12.
Vervolgens is er gecorrespondeerd tussen de gemachtigde van [verzoekster] en MT&V, waarbij onder meer aan de orde is gekomen dat MT&V wilde dat [verzoekster] tien van haar klanten (tijdelijk) zou overdragen aan een collega. [verzoekster] weigerde dat.
1.13.
Bij e-mail van 31 januari 2017 heeft [naam 1] aan [verzoekster] verzocht, zoals eerder die dag besproken, vóór 1 februari 2017 om 16.00 uur de tien met naam genoemde klanten over te dragen aan [naam collega] . Wanneer [verzoekster] dat niet deed werd dat gezien als werkweigering, aldus MT&V.
1.14.
De gemachtigde van [verzoekster] heeft daarop een kort geding aangekondigd.
1.15.
Bij e-mail van 1 februari 2017 heeft [verzoekster] nogmaals laten weten dat zij erbij bleef dat er geen reden was om haar grootste accounts te moeten overdragen, nu in wezen niets veranderd was en ze zich zou blijven inzetten voor MT&V.
1.16.
Hierop heeft [naam 1] geantwoord dat het besluit was genomen, dat het niet haar klanten waren maar die van MT&V en dat MT&V zich ongemakkelijk voelde met de situatie waarbij [verzoekster] telkens heeft gezegd bij [naam 4] in dienst te zullen treden maar niet voordat MT&V haar zou ontslaan van haar concurrentiebeding. [verzoekster] werd tot de volgende dag 12.00 uur gegeven om de klanten over te dragen. Wanneer ze dat niet deed zou MT&V overgaan tot ontslag op staande voet, aldus de e-mail.
1.17.
Bij e-mail van de volgende dag om 10.55 uur heeft [verzoekster] laten weten dat ze het er niet mee eens was en dat er niet veel meer te zeggen viel.
1.18.
Dezelfde dag, 2 februari 2017, is [verzoekster] op staande voet ontslagen, wat is bevestigd in een brief van 2 februari 2017. Daarin heeft MT&V laten weten [verzoekster] onverkort aan het concurrentiebeding te houden.
1.19.
[verzoekster] heeft een concept-arbeidsovereenkomst tussen haar en [naam 4] overgelegd, waarin als ingangsdatum 1 februari 2017 is opgenomen en een salaris € 4.500,- bruto per maand. [verzoekster] heeft op 9 december 2016 een definitieve arbeidsover-eenkomst getekend met [naam 4] . Deze is niet overgelegd, maar wijkt volgens [verzoekster] slechts op details af van het overgelegde concept.

Verzoek

2. [verzoekster] verzoekt de kantonrechter om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
i. te verklaren voor recht dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en dat MT&V daarmee ernstig verwijtbaar heeft gehandeld;
ii. MT&V te veroordelen aan [verzoekster] te voldoen een billijke vergoeding van
€ 20.000,- bruto;
iii. MT&V te veroordelen aan [verzoekster] te voldoen de vergoeding ex artikel 7:672 lid 9 BW van € 6.809,56 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
2 februari 2017;
iv. MT&V te veroordelen aan [verzoekster] te voldoen de transitievergoeding, althans voor recht te verklaren dat de transitievergoeding aan [verzoekster] verschuldigd is, ten bedrage van € 1.774,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een maand na
2 februari 2017;
v. MT&V te veroordelen om iedere betaling die ze uit hoofde van deze beschikking moet doen, te voorzien van een heldere omschrijving en, waar van toepassing, een deugdelijke schriftelijke bruto-netto specificatie, zulks op straffe van een dwangsom;
vi. te verklaren voor recht dat MT&V aan een tussen haar en [verzoekster] geldend concurrentiebeding geen rechten kan ontlenen op grond van art. 7:653 lid 4 BW, althans het tussen MT&V en [verzoekster] geldend concurrentiebeding geheel te vernietigen, althans gedeeltelijk te vernietigen door [naam 4] , althans [naam 4] , de markten waarbinnen MT&V niet actief is, van de reikwijdte van het concurrentiebeding uit te sluiten, en/of door de duur van het beding te bekorten zodat het geldig is tot
1 april 2017 en/of door de geografische reikwijdte van het beding te beperken tot de provincie Noord-Holland, althans reikwijdte en duur van het concurrentiebeding te beperken zoals redelijk wordt geacht;
vii. MT&V te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3. Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat haar begin december 2016 de kans is geboden om in dienst te treden bij [naam 4] , een onderneming waar [verzoekster] een in ieder opzicht significante positieverbetering zou kunnen doormaken, die ze bij MT&V niet kon doormaken. [verzoekster] heeft dit aan MT&V voorgelegd en aanvankelijk verliep het gesprek op constructieve wijze. MT&V heeft het overleg op een gegeven moment echter zonder verder toelichting afgebroken, waarbij MT&V liet weten dat zij [verzoekster] onverkort hield aan het concurrentiebeding. MT&V is [verzoekster] daarna onder druk gaan zetten en wilde niet meer over een oplossing spreken. In de periode vanaf 13 december 2016 is [verzoekster] aangemoedigd om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, kreeg ze plotseling een officiële waarschuwing, werd ze onvoldoende beoordeeld terwijl ze goed had gefunctioneerd, werden door haar te behalen doelen gesteld die nieuw en niet reëel waren, werden haar een loonsverhoging en promotie onthouden en probeerde MT&V haar een aantal maal te dwingen om haar tien grootste accounts (klanten) - terwijl accountmanagement van die grote klanten een van haar kerntaken is - over te dragen aan een collega en zich alleen nog te gaan richten op nieuwe klanten. Aan deze opdracht wilde [verzoekster] niet voldoen en ze heeft haar bezwaren steeds gemotiveerd naar voren gebracht.
4. Tussenkomst van de gemachtigde van [verzoekster] heeft niet mogen baten. Op 1 februari 2017 heeft MT&V de zaak verder op scherp gezet en toen [verzoekster] niet aan de door MT&V gegeven opdracht voldeed, heeft MT&V de daad bij het woord gevoegd en [verzoekster] op 2 februari 2017 op staande voet ontslagen wegens werkweigering. [verzoekster] komt in deze procedure in de eerste plaats op tegen het ontslag op staande voet. Er is volgens [verzoekster] niet voldaan aan de onverwijldheids- en mededelingsplicht. Verder is er geen (geldige) dringende reden voor een ontslag op staande voet. Daarnaast wil [verzoekster] vastgesteld zien dat MT&V aan het concurrentiebeding geen dan wel minder rechten kan ontlenen.

Verweer

5. MT&V voert tegen het verzoek aan dat [naam 4] een directe concurrent is van MT&V. Toen [verzoekster] in dienst kwam heeft MT&V haar gedurende een inwerktraject van een jaar opgeleid, aangevuld met uitgebreide trainingsprogramma’s. Tijdens de periode van overleg over het concurrentiebeding heeft MT&V [verzoekster] steeds als een goede collega gezien en haar ook zo behandeld. Ondanks dat [verzoekster] haar baan niet wilde opzeggen, verkondigde ze wel aan iedereen dat ze bij [naam 4] ging beginnen en is ze zelfs naar een bedrijfsevenement gegaan van [naam 4] , wat zij triomfantelijk mededeelde aan de collega’s bij MT&V. Dit staat op gespannen voet met goed werknemerschap volgens MT&V. Verder liep de inzet van [verzoekster] inmiddels dramatisch terug en uiteindelijk was MT&V genoodzaakt [verzoekster] te vragen de beste klanten van MT&V over te dragen aan haar collega. MT&V kreeg immers signalen dat [verzoekster] onrust bleef stoken bij haar klanten en MT&V wilde en kon geen enkel risico lopen.
6. Met werkweigering als reden voor ontslag op staande voet moet zorgvuldig worden omgegaan en juist om die reden heeft MT&V [verzoekster] bij herhaling de kans geboden de klanten vrijwillig over te dragen en goed doordrongen te zijn van de gevolgen wanneer zij dat zou weigeren. Dat de mededelingseis is geschonden kan volgens MT&V niet serieus betoogd worden. Het is [verzoekster] meerdere keren duidelijk gemaakt wat de gevolgen zouden zijn van het weigeren van het overdragen van de betreffende klanten. Voorts dient MT&V, ook voor haar werknemers, haar bedrijfsdebiet te beschermen en het besluit om de klanten bij een collega onder te brengen was dan ook volkomen gerechtvaardigd, begrijpelijk en noodzakelijk.
7. Wat betreft het concurrentiebeding voert MT&V aan dat bij een deugdelijke belangenafweging de bescherming van het bedrijfsdebiet van MT&V, die de belangen van al haar werknemers voor wie zij verantwoordelijk is vertegen-woordigt, zwaarder moet wegen dan de belangen van [verzoekster] . MT&V dient een goede en gezonde bedrijfsvoering na te leven waar het handhaven van een overeengekomen concurrentiebeding te krijgen een belangrijk onderdeel is. [verzoekster] wordt niet beperkt in mogelijkheden zich te ontwikkelen. Zij had zich verder kunnen ontwikkelen bij MT&V en desgewenst bij iedere andere onderneming die zich bezig houdt met personeelsbemiddeling, zolang dit maar niet in dezelfde branche gebeurt, aldus MT&V.

Beoordeling

het ontslag op staande voet

8. Het gaat in deze zaak ten eerste om de vraag of MT&V heeft opgezegd in strijd met artikel 7: 671 jo. 677 lid 1 BW, in welk geval [verzoekster] ten laste van MT&V een billijke vergoeding kan worden toegekend.
9. Gelet op de gang van zaken als hiervoor onder 1. beschreven, is het ontslag op staande voet onverwijld gegeven en is eveneens onverwijld mededeling gedaan van de reden van dat ontslag. Zodra duidelijk werd dat [verzoekster] niet aan de opdracht tot het overdragen van de tien klanten zou voldoen, is haar dezelfde dag ontslag op staande voet aangezegd. Dat MT&V [verzoekster] eerst meerdere keren de gelegenheid heeft gegeven aan de opdracht te voldoen, is alleen maar redelijk te noemen. Op het moment dat MT&V heeft gesteld dat ontslag op staande voet zou volgen wanneer [verzoekster] niet voldeed aan hetgeen haar was opgedragen (zie de e-mail van
1 februari 2017) en [verzoekster] vervolgens weigerde, heeft MT&V de arbeidsovereen-komst daadwerkelijk en meteen opgezegd.
10. Daarmee is niet alleen voldaan aan de eis van onverwijldheid, ook de plicht om onverwijld mededeling te doen van de reden is MT&V nagekomen. Van belang is dat een werknemer in staat is gesteld zijn standpunt met betrekking tot het ontslag te bepalen. Gezien de e-mail van 1 februari 2017, het – onbetwist gebleven – gesprek op 2 februari 2017 en de brief van 2 februari 2017 na het ontslag op staande voet, waarin gerefereerd wordt aan de opdracht de klanten voor 12.00 uur over te dragen, kon het [verzoekster] niet anders dan duidelijk zijn wat de reden was voor het ontslag op staande voet. Overigens erkent [verzoekster] ook dat in het gesprek op
2 februari 2017 haar de mededeling is gedaan dat ze is ontslagen omdat ze de opdracht van de dag ervoor niet had uitgevoerd. Het standpunt dat de mededelingseis is geschonden wordt dan ook niet gevolgd.
11. Resteert de vraag of sprake was van een voldoende dringende reden voor de opzegging. Ook die vraag wordt bevestigend beantwoord. Wanneer MT&V een gegronde reden heeft om te vermoeden dat haar bedrijfsvoering gevaar loopt, bijvoorbeeld wanneer zij dreigt (grote) klanten te verliezen aan een concurrent, mag zij ter voorkoming daarvan maatregelen treffen. In dit geval was de dreiging klanten te verliezen gelegen in de situatie en het handelen van één van haar werknemers. MT&V had daarvoor meerdere aanwijzingen, zoals het feit dat [verzoekster] naar een bedrijfsevenement was gegaan van [naam 4] , het feit dat zij meerdere van haar klanten reeds had verteld van haar overstap en het feit dat [verzoekster] aanvankelijk liet weten niet meer gemotiveerd te zijn voor haar werk. MT&V mocht haar werkneemster – mede gelet op de belangen van MT&V en de situatie waarin partijen zich op dat moment bevonden, met de nog lopende discussie over het concurrentiebeding – aanspreken op haar gedrag en de geëigende maatregelen treffen. Dit geldt nog meer nu [verzoekster] in het overleg met MT&V, nadat haar voorstel te gaan werken op de ‘markt’ Industriële Automatisering was afgewezen, de bal bij MT&V heeft gelegd om tot een oplossing te komen, terwijl juist van [verzoekster] had mogen worden verwacht dat ze met een voorstel zou komen. De opdracht om de tien klanten over te dragen aan een collega is in dat kader te zien als een redelijke en proportionele opdracht.
12. Als overwogen is [verzoekster] meerdere keren de gelegenheid gegeven deze redelijke opdracht na te komen. Toen zij wederom weigerde nadat haar een ultimatum was gesteld, was dat een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] die maken dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd is zijn gesteld noch gebleken.
13. Gelet op het voorgaande wordt het door MT&V gegeven ontslag op staande voet op 2 februari 2017 rechtsgeldig geoordeeld. Dat betekent dat de gevraagde verklaring voor recht en de daarmee samenhangende billijke vergoeding worden afgewezen. De gevraagde transitievergoeding wordt eveneens afgewezen. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Dat betekent dat ex artikel 7: 673 lid 7 sub c BW de transitievergoeding niet verschuldigd is en het verzoek van [verzoekster] op dat punt wordt afgewezen. De vergoeding ex artikel 7: 672 lid 9 BW is evenmin toewijsbaar, nu geen sprake is van een onregelmatige opzegging. Een en ander heeft tot gevolg dat ook het verzoek onder 2.v. wordt afgewezen.

het concurrentiebeding

13. Uit het voorgaande volgt dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van MT&V, zodat het (primaire) beroep van [verzoekster] op artikel 7: 653 lid 4 BW niet slaagt.
14. Subsidiair beroept [verzoekster] zich op lid 3 sub b van genoemd artikel, zodat enerzijds de belangen van MT&V, die haar bedrijfsdebiet wil afschermen, moeten worden gewogen tegenover anderzijds de belangen van [verzoekster] om zich vrij te kunnen bewegen op de arbeidsmarkt, inkomen te verwerven en zich verder te ontplooien.
15. Gelet op de begin december 2016 met [naam 4] gesloten arbeidsovereenkomst, ligt het belang van [verzoekster] in het verrichten van werkzaamheden voor [naam 4] , zonder dat zij gehinderd wordt door het concurrentiebeding. [verzoekster] stelt dit ook met zoveel woorden. Dat [naam 4] en MT&V directe concurrenten zijn, in ieder geval op bepaalde, vooral bouw en infra gerelateerde vlakken, is daarbij niet betwist. Evenmin is in geschil dat [naam 4] bemiddelt op vele (andere) markten, waarin MT&V niet bemiddelt. [verzoekster] stelt in haar verzoekschrift dat ze steeds heeft laten weten bij [naam 4] andere markten te willen en kunnen bedienen dan waarin MT&V actief is en zo aan de belangen van MT&V tegemoet wil komen.
16. Het belang van MT&V – zo blijkt ook uit het gegeven dat zij aanvankelijk instemde met het vertrek van [verzoekster] naar [naam 4] , onder de voorwaarde dat [verzoekster] niet ging werken voor de afdeling met het specialisme Bouw & Infra – is erin gelegen dat [verzoekster] , als junior adviseur bij MT&V werkzaam binnen het team Bouw, niet gaat werken bij de direct concurrerende afdeling van [naam 4] . Dat MT&V een zwaarwegend belang heeft dat [verzoekster] (ook) niet op andere afdelingen van [naam 4] te werk wordt gesteld is onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk. Ter zitting heeft MT&V desgevraagd opnieuw toegezegd dat [verzoekster] wat MT&V betreft op andere ‘markten’ dan Bouw & Infra aan de slag mag, zoals bijvoorbeeld de markt Olie en Gas.
17. Gelet op de belangen van beide partijen zal daarom het concurrentiebeding deels worden vernietigd, in die zin dat [verzoekster] in dienst kan treden bij [naam 4] , zolang het een andere Business Unit (en specialisaties) betreft dan Bouw & Infra. Daarbij speelt overigens mee dat wat betreft de vrees voor het benaderen of meenemen van klanten van MT&V, dit voldoende is afgedekt door het in de arbeidsovereenkomst met MT&V opgenomen relatie- en boetebeding.
18. [verzoekster] heeft gezien het voorgaande geen belang meer bij bekorting van de duur en/of beperking van de geografische reikwijdte van het beding, zodat aan een oordeel daarover niet wordt toegekomen.
19. De proceskosten komen voor rekening van [verzoekster] , nu zij grotendeels in het ongelijk wordt gesteld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de verzoeken van [verzoekster] als weergegeven onder i, ii, iii, iv en v af;
vernietigt het concurrentiebeding in die zin dat [verzoekster] in dienst kan treden bij [naam 4] , zolang de door [verzoekster] uit te voeren werkzaamheden niet zijn gelinkt aan dan wel (feitelijk) worden uitgevoerd op de Business Unit Vastgoed, Bouw & Infra van [naam 4] en daaronder vallende specialisaties, en voor het overige blijft het concurrentiebeding in stand;
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, gevallen aan de zijde van MT&V, tot op heden begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Berkum, kantonrechter en op 1 mei 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter