ECLI:NL:RBAMS:2017:2921

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
13/669137-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Het voorhanden hebben van 142 kilo cocaïne, medeplegen, witwassen en de kwalificatieuitsluitingsgrond

Op 3 mei 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van 142 kilo cocaïne, medeplegen, en witwassen. De zaak kwam ter terechtzitting op 19 april 2017, waar de officier van justitie, mr. H. Oppe, en de raadsman, mr. P.C. Tuinenburg, hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het gebruik maken van valse documenten voor het verkrijgen van een huurwoning. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was en dat de verdachte zich kon verdedigen tegen de beschuldigingen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 13 september 2016 in Amsterdam, tezamen met een ander, opzettelijk ongeveer 142 kilo cocaïne voorhanden had. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte een horloge en een geldbedrag had verworven, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit een misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich ook schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift door gebruik te maken van een vervalste werkgeversverklaring. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 5 jaren op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij. De rechtbank verklaarde het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en sprak de verdachte daarvan vrij. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669137-16
Datum uitspraak: 3 mei 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam van de verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres 1] te [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Oppe, en van de raadsman van verdachte, mr. P.C. Tuinenburg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 142 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 13 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (Merk, Kaliber: Intratec, 9x19 mm) en/of een pistool (Merk, Kaliber: Glock, 9x19 mm) en/of een pistool (Merk, Kaliber: ATAK-Arms Zoraki, 7,65 mm browning), en/of munitie van categorie III, te weten één of meerdere patro(o)n(en) (Kaliber: 9x19 mm) en/of één of meer patro(o)n(en) (Kaliber: 7,65 mm browning), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 13 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van één of meerdere voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer 135.335,- euro) en/of één of meerdere horloge(s) en/of één of meerdere auto’s, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of heeft/hebben verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer 135.335 euro) en/of één of meerdere horloge(s) en/of één of meerdere auto’s, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het/de voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 13 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meerdere voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer 135.335,- euro) en/of één of meerdere horloge(s) en/of één of meerdere auto’s, heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een of meerdere voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer 135.335,- euro) en/of één of meerdere horloge(s) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat het/de voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 16 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) een werkgeversverklaring en/of één of meerdere loonstrookje(s) en/of één of meerdere bankafschrift(en), - zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die werkgeversverklaring en/of bankafschrift(en) en/of loonstrookje(s) heeft overhandigd aan [naam van pensioenfonds] en/of [naam van verhuurder] voor het afsluiten van een huurovereenkomst voor het huren van een woning (gelegen aan [adres 2] te Amsterdam Noord) en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemde werkgeversverklaring niet opgesteld is door werkgever ( [naam van bedrijf] ) en dat de handtekening van de eigenaar van [naam van bedrijf] is vervalst/een nabootsing betreft en er een valse stempel van [naam van bedrijf] is geplaatst en/of dat de loonstrookje(s) (in zijn geheel) niet bestaand zijn/in strijd met de waarheid en/of dat de bankafschrift(en) (in zijn geheel) niet bestaand/in strijd met de waarheid zijn.

3.Voorvragen

Partiële nietigheid van het onder 3 ten laste gelegde
De raadsman heeft bepleit dat de dagvaarding met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde nietig dient te worden verklaard, nu onvoldoende duidelijk is op welke horloges en/of auto’s de tenlastelegging ziet. Voorts is onduidelijk welke goederen tezamen en in vereniging zouden zijn witgewassen en welke niet. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding geldig is, temeer nu uit het pleidooi van de raadsman blijkt dat de verdediging bekend is met de strekking van de verdenking.
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat de tenlastelegging onvoldoende specifiek is, waardoor het voor verdachte onduidelijk was waartegen hij zich moest verdedigen. Met de officier van justitie en anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging, in samenhang met het dossier bezien, voldoende duidelijk en voldoende feitelijk is, waardoor verdachte zich naar behoren tegen het strafrechtelijke verwijt kon verdedigen. Hiertoe wordt overwogen dat de auto’s en horloges weliswaar in de dagvaarding niet nader worden aangeduid, maar dat uit het dossier onder meer blijkt dat er twee auto’s (Volkswagen Golf en Mercedes A160) zijn doorzocht nadat de sleutels daarvan in de woning werden aangetroffen. Voorts zijn twee horloges (Rolex en Audemars Piquet) aangetroffen en in beslag genomen. De raadsman heeft in zijn pleitnota blijk gegeven hiervan kennis te hebben genomen. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat verdachte zelf niet wist waartegen hij zich moest verdedigen. Om die reden verwerpt de rechtbank dit verweer.
Ten aanzien van het medeplegen interpreteert de rechtbank het verweer van de raadsman aldus dat de tenlastelegging onvoldoende duidelijkheid verschaft over welke goederen alleen door verdachte, dan wel tezamen en in vereniging met een ander, zijn witgewassen. De rechtbank leest het onder 3 ten laste gelegde zo dat verdachte meerdere goederen, namelijk een geldbedrag, een of meerdere horloges en een of meerdere auto’s samen met een ander, dan wel alleen, heeft witgewassen. Hiervoor is reeds opgemerkt dat bekend wordt verondersteld op welke goederen de verdenking ziet. Verder blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier duidelijk welke vermoedelijke mededader wordt bedoeld, namelijk [naam van de medeverdachte] . Daarmee is voldoende duidelijk geworden waartegen verdachte zich moest verdedigen. De rechtbank verwerpt het verweer.
De dagvaarding, met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde, voldoet derhalve aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en is geldig.
De dagvaarding is – ook overigens - geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de in bijlage 1 vervatte bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
Op 13 september 2016 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in een woning op het adres [adres 3] te Amsterdam. Op het moment van binnentreden waren verdachte, medeverdachte [naam van de medeverdachte] en hun twee vriendinnen in de woning aanwezig. In de woning werden 142 in tape gewikkelde pakketten – alle met een gewicht van ongeveer 1 kilogram – aangetroffen. Een aantal van deze pakketten is onderzocht; alle onderzochte pakketten bleken cocaïne te bevatten. Verder werden in de woning drie vuurwapens aangetroffen. Tevens is in totaal een geldbedrag van € 135.335,- aangetroffen, waarvan € 8.500,- in de achterzak van verdachte en het overige deel op verschillende plaatsen in de woning, en voorts zijn in de woning twee horloges gevonden. Daarnaast is de auto van verdachte, een Volkswagen Golf, in beslag genomen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Vanaf 16 juni 2016 was verdachte huurder van een woning op de Elzenhagensingel 481 te Amsterdam. Ten behoeve van het verkrijgen van deze huurwoning, heeft verdachte meerdere gegevens aan de verhuurder verstrekt, te weten [naam van verhuurder] , waaronder een werkgeversverklaring van [naam van bedrijf] , gevestigd op de [adres 4] te Amsterdam.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 3 primair en 4 ten laste gelegde bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap of beschikkingsmacht had over de verdovende middelen en de vuurwapens. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat slechts bewezen kan worden dat verdachte de auto heeft witgewassen. De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen die in bijlage 1 bij dit vonnis zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop deze bewezenverklaring steunt, de overtuiging gekregen, en acht dan ook bewezen, dat verdachte het onder 1, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals beschreven in rubriek 5. De rechtbank betrekt in haar nadere overwegingen de door de officier van justitie en de verdediging aangevoerde standpunten.
Nadere overwegingen
Opzet op het voorhanden hebben
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is genoegzaam komen vast te staan dat verdachte gedurende een periode van een half jaar tot zijn aanhouding geregeld de woning aan de [adres 3] bezocht. In deze periode moet de cocaïne de woning in zijn gebracht. Verder is vast komen te staan dat verdachte een sleutel van de woning had. Niet is gebleken dat andere personen dan verdachte en medeverdachte [naam van de medeverdachte] gebruik maakten van de woning of daar een sleutel van hadden. Op het moment van doorzoeking was verdachte ook in de woning aanwezig. Dat verdachte niet alleen toegang had tot de woning, maar ook tot de tot de ‘kleine slaapkamer’, een afgesloten ruimtes waarin het grootste deel van de cocaïne is aangetroffen, blijkt uit het volgende. In de kleine slaapkamer is een geldtelmachine aangetroffen, met daarop een gele sticker met de naam ‘ [bijnaam van de verdachte] ’. Deze naam blijkt een bijnaam van verdachte. Voorts is uit forensisch onderzoek gebleken dat het DNA van verdachte is aangetroffen op een tandenborstel en een blikje Fristi, gevonden in deze kleine slaapkamer. Daarnaast zijn meerdere vingerafdrukken van verdachte veilig gesteld op papieren in de kleine slaapkamer. Op deze papieren werden de bijnamen van onder meer verdachte en [naam van de medeverdachte] aangetroffen. Op deze papieren waren getallen dan wel bedragen en kloppende berekeningen geschreven waarin vermoedelijk werd gerekend met een handelsprijs van € 22.000,- per kilo cocaïne.
Dat verdachte ook toegang had tot de verwarmingsruimte, waarin ook een aantal verpakkingen cocaïne is gevonden, leidt de rechtbank af uit het feit dat het DNA van verdachte is aangetroffen op de camouflagetas in die ruimte waar genoemde pakketten in zaten.
De woning was bovendien voorzien van beveiliging, een metalen rolluik direct achter de voordeur, en in de woning waren drie vuurwapens aanwezig.
Uit het voorgaande, in samenhang beschouwd, kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de woning door verdachte en zijn medeverdachte [naam van de medeverdachte] als opslagplaats voor een grote partij cocaïne werd gebruikt, waarbij de gevonden administratie, het aanwezige geldbedrag en de geldtelmachines er bovendien op wijzen dat vanuit de woning in die middelen werd gehandeld. Mede gelet op de omstandigheid dat verdachte geen, de redengevendheid van de hiervoor genoemde omstandigheden ontzenuwende, verklaring heeft afgelegd, acht de rechtbank genoegzaam bewezen dat verdachte wetenschap had van de verdovende middelen en het geld dat zich in de woning bevond. De omstandigheid dat bij verdachten noch elders in de woning een sleutel van de ‘kleine slaapkamer’ is aangetroffen en de omstandigheid dat de in de kleine slaapkamer gevonden sporen zich bevinden op verplaatsbare voorwerpen doen niet af aan het voornoemde totaalbeeld en leiden dan ook niet tot een ander oordeel.
Witwassen
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag, horloges of de auto’s. Verdachte zal daarom van het onder 3 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [naam van de medeverdachte] het volledige geldbedrag in de woning voorhanden heeft gehad, nu dit zichtbaar verspreid lag door de gehele woning en op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is komen vast te staan dat verdachte tot alle vertrekken toegang heeft gehad. Eveneens acht de rechtbank bewezen dat verdachte een horloge van het merk Audemars Piquet en een auto (Volkswagen Golf) voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van de Volkswagen is echter niet buiten gerede twijfel vast te stellen dat deze middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf, waardoor verdachte hiervan partieel zal worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 13 september 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 142 kilo cocaïne;
3.
Subsidiair:
op 13 september 2016 te Amsterdam een horloge heeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat dat voorwerp afkomstig was uit enig misdrijf en tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag van ongeveer 135.335,- euro heeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten dat dit afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
op 16 juni 2016 te Amsterdam opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse werkgeversverklaring, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die werkgeversverklaring heeft overhandigd aan [naam van pensioenfonds] en/of [naam van verhuurder] voor het afsluiten van een huurovereenkomst voor het huren van een woning (gelegen aan [adres 2] te Amsterdam) en bestaande die valsheid hierin dat voornoemde werkgeversverklaring niet opgesteld is door werkgever ( [naam van bedrijf] ) en dat de handtekening van de eigenaar van [naam van bedrijf] is vervalst en er een valse stempel van [naam van bedrijf] is geplaatst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Kwalificatie-uitsluitingsgrond
De rechtbank stelt voorop dat noch de tekst van artikel 420bis Sr noch de wetsgeschiedenis eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepaling omschreven gedraging verricht, ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens witwassen. Dit betekent echter niet dat elke gedraging die in art. 420bis, eerste lid, Sr is omschreven, onder alle omstandigheden de kwalificatie witwassen rechtvaardigt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt namelijk eveneens dat, in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser een handeling wordt gevergd die erop is gericht om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. Gelet hierop moet worden aangenomen dat het enkele verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door verdachte begaan misdrijf niet als witwassen kan worden gekwalificeerd, indien geen gedraging uit het bewijs volgt die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
De rechtbank heeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geoordeeld dat het aannemelijk is geworden dat het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde geldbedrag afkomstig is uit een door verdachte zelf begaan misdrijf en heeft bewezen verklaard dat verdachte het voorwerp heeft witgewassen door dit voorhanden te hebben gehad. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag. Dit betekent dat het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde partieel niet kan worden gekwalificeerd en daarom, met betrekking tot dat gedeelte, geen strafbaar feit oplevert. Verdachte dient derhalve, ter zake van dit bewezenverklaarde feit, partieel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De overige bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de gevangenisstraf

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 3 primair en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een grote hoeveelheid cocaïne voorhanden gehad, te weten 142 kilogram. Daarnaast werd een geldbedrag van € 135.335 aangetroffen. Deze omstandigheden duiden op handel in cocaïne. De handel in verdovende middelen gaat regelmatig gepaard met zware criminaliteit en veroorzaakt hierdoor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen. Verder heeft verdachte een Audemars Piquet horloge ter waarde van € 42.000 witgewassen. Door zijn handelen heeft verdachte zijn opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Hiermee heeft verdachte de integriteit van het economische verkeer geschaad. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, door met een valse werkgeversverklaring een huurovereenkomst te sluiten. Met deze handelwijze heeft verdachte de verhuurder van de woning misleid.
Uit een uittreksel van het strafblad van verdachte van 23 maart 2017 blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. Verdachte zal daarom worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Volkswagen Golf;
Geld (€ 8.653,50);
Pannenset;
Louis Vuitton heuptas;
Horloge (Audemars Piquet);
Tegoedbon Schaap & Citroen (3 keer € 500,-).
Verbeurdverklaring
Het horloge behoort aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het onder 3 subsidiair bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de in beslag genomen pannenset en de Louis Vuitton heuptas, nu het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave hiervan.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Nu vast is komen te staan dat het geldbedrag niet rechtmatig aan verdachte toebehoort, maar eveneens niet kan worden teruggegeven aan de rechthebbende omdat deze nog onbekend is, zal het geldbedrag worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Datzelfde geldt voor de tegoedbonnen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde:
witwassen;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [naam van de verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1 horloge (Audemars Piquet);
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • Pannenset;
  • Louis Vuitton heuptas;
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van
  • het in beslag genomen geldbedrag
  • Tegoedbon Schaap & Citroen (3 keer € 500,-).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. R.H.C. Jongeneel en F.C. Lauwaars, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Groot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 mei 2017.