ECLI:NL:RBAMS:2017:2920

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
13/669138-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Het voorhanden hebben van 142 kilo cocaïne, medeplegen en witwassen, kwalificatieuitsluitingsgrond

Op 3 mei 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van 142 kilo cocaïne, het medeplegen van het bezit van vuurwapens en het witwassen van een geldbedrag van ongeveer 135.335 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 september 2016 in Amsterdam, samen met een medeverdachte, opzettelijk cocaïne en wapens van categorie III voorhanden heeft gehad. Tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte werden de cocaïne, drie vuurwapens en het geldbedrag aangetroffen. De verdachte heeft ontkend kennis te hebben van de cocaïne en het geld, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het bezit van vuurwapens, maar sprak hem vrij van het witwassen van het geldbedrag, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij handelingen had verricht om de criminele herkomst van het geld te verbergen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669138-16
Datum uitspraak: 3 mei 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam van de verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres 1] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring [naam van het Huis van Bewaring] te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Oppe, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.C. Swier, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 142 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 13 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (Merk, Kaliber: Intratec, 9x19 mm) en/of een pistool (Merk, Kaliber: Glock, 9x19 mm) en/of een pistool (Merk, Kaliber: ATAK-Arms Zoraki, 7,65 mm browning), en/of munitie van categorie III, te weten één of meerdere patro(o)n(en) (Kaliber: 9x19 mm) en/of één of meer patro(o)n(en) (Kaliber: 7,65 mm browning), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 13 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van één of meerdere voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer 135.335,- euro) en/of één of meerdere horloge(s), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of heeft/hebben verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer 135.335 euro) en/of één of meerdere horloge(s), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het/de voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 13 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meerdere voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer 135.335,- euro) en/of één of meerdere horloge(s), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een of meerdere voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer 135.335,- euro) en/of één of meerdere horloge(s) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat het/de voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de in bijlage 1 vervatte bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 13 september 2016 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in een woning op het adres [adres 2] te Amsterdam. Op het moment van binnentreden waren verdachte, medeverdachte [naam van de medeverdachte 1] en hun twee vriendinnen in de woning aanwezig. In de woning werden 142 in tape gewikkelde pakketten – allen met een gewicht van ongeveer 1 kilogram – aangetroffen. Een aantal van deze pakketten is onderzocht; alle onderzochte pakketten bleken cocaïne te bevatten. Verder werden in de woning drie vuurwapens aangetroffen. Tevens is in totaal een geldbedrag van € 135.335,- aangetroffen, waarvan € 8.500,- in de achterzak van [naam van de medeverdachte 1] en het overige deel op verschillende plaatsen in de woning, en voorts zijn in de woning twee horloges gevonden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het aan hem onder 1 en 3 ten laste gelegde, voor zover dit het witwassen van het Rolex horloge en het geld dat in de kleine slaapkamer is aangetroffen betreft, dient te worden vrijgesproken. Niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het geldbedrag dat in de kleine slaapkamer is aangetroffen. Het Rolex horloge is, aldus de raadsman, aangekocht met een geldbedrag dat verdachte als schadevergoeding vanwege onrechtmatige inbeslagname van zijn auto heeft ontvangen. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft verklaard dat hij niets te maken heeft met de verdovende middelen en het geld dat in de woning is aangetroffen. De vuurwapens en het Rolex horloge behoorden wel aan hem toe.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen die in bijlage 1 bij dit vonnis zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop deze bewezenverklaring steunt, de overtuiging gekregen, en acht dan ook bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals beschreven in rubriek 5. De rechtbank betrekt in haar nadere overwegingen de door de officier van justitie en de verdediging aangevoerde standpunten.
Nadere overwegingen
Opzet op het voorhanden hebben
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is genoegzaam komen vast te staan dat verdachte vanaf februari 2016 tot 13 september 2016 de hoofdbewoner was van de woning aan de [adres 2] . Verdachte heeft verklaard dat de woning alleen werd gebruikt om te ‘chillen’ na het uitgaan, maar dit acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verschillende personen hebben immers verklaard dat de woning aan verdachte toebehoorde en hij deze al geruime tijd in gebruik had. [naam van de tante van verdachte] , tante van verdachte en hoofdhuurder van de woning, heeft verklaard dat zij de woning heeft gehuurd voor verdachte. Verder is gebleken dat verdachte het huis heeft verfraaid met door hem aangeschafte meubels. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat de telefoon van verdachte regelmatig in de nabijheid van de woning uitpeilde. Verder werd de auto die hij gebruikte vaak gezien bij de [adres 2] . Niet is gebleken dat behalve verdachte en medeverdachte [naam van de medeverdachte 1] nog iemand anders over de sleutel van de woning beschikte. Ten slotte dient te worden opgemerkt dat verdachte op het moment van doorzoeking ook in de woning aanwezig was.
Verdachte heeft zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroepen wanneer hem vragen werden gesteld over de cocaïne en het geld in de woning. Ter terechtzitting heeft hij hieromtrent wel een verklaring afgelegd, namelijk dat er meerdere personen een sleutel hadden van de woning en hij geen toegang had tot de ruimtes waar de cocaïne werd aangetroffen, namelijk de kleine slaapkamer (133 kilo) en de verwarmingsruimte (9 kilo). De namen van de personen die, naast hem en [naam van de medeverdachte 1] , een sleutel hadden, wilde verdachte niet geven. Verder verklaarde verdachte dat hij het geld in de woning niet eerder had gezien.
De rechtbank stelt voorop dat een algemene ervaringsregel is dat een persoon, behoudens contra-indicaties, kennis heeft van de goederen die zich in die woning bevinden. Dat geldt zeker voor de onderhavige woning, nu dit een appartement is op de zestiende verdieping van een flatgebouw en dit dus een zeer overzichtelijke woning is en bovendien een woning waar anderen niet gemakkelijk ongemerkt toegang toe kunnen krijgen.
Uit het dossier is niet gebleken dat andere personen dan verdachte en [naam van de medeverdachte 1] gebruik maakten van de woning. Nu verdachte pas ter terechtzitting hierover een verklaring heeft willen afleggen, is verificatie of falsificatie onmogelijk geworden, waardoor de rechtbank de aannemelijkheid hiervan moet beoordelen op grond van de overige inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Dienaangaande wordt overwogen dat verdachte heeft verklaard dat de kleine slaapkamer nog niet afgesloten was op het moment dat hij de woning van zijn tante kreeg. Hieruit maakt de rechtbank op dat de cocaïne tussen het moment van verkrijging en de aanhouding op 13 september 2016 de woning is binnengebracht. In dezelfde periode heeft verdachte achter de voordeur een metalen rolluik laten aanbrengen. Uit forensisch onderzoek is voorts gebleken dat op verschillende voorwerpen in de kleine slaapkamer sporen van verdachte zijn aangetroffen. Op een blikje frisdrank en op papieren werd zijn DNA en/of vingerafdrukken veilig gesteld. Het aangetroffen geld lag verspreid over de grote slaapkamer, de kleine slaapkamer en de huiskamer. Verdachte had ten tijde van zijn aanhouding drie vuurwapens in de woning, waarvan één doorgeladen.
Uit het voorgaande, in samenhang beschouwd, kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de woning door verdachte en zijn medeverdachte [naam van de medeverdachte 1] als opslagplaats voor een grote partij cocaïne werd gebruikt, waarbij de gevonden administratie, het aanwezige geldbedrag en de geldtelmachines er bovendien op wijzen dat vanuit de woning in die middelen werd gehandeld. Mede gelet op de omstandigheid dat verdachte geen, de redengevendheid van de hiervoor genoemde omstandigheden ontzenuwende, verklaring heeft afgelegd, acht de rechtbank genoegzaam bewezen dat verdachte wetenschap had van de verdovende middelen en het geld dat zich in de woning bevond. De omstandigheid dat bij verdachten noch elders in de woning een sleutel van de ‘kleine slaapkamer’ is aangetroffen en de omstandigheid dat de in de kleine slaapkamer gevonden sporen zich bevinden op verplaatsbare voorwerpen doen niet af aan het voornoemde totaalbeeld en leiden dan ook niet tot een ander oordeel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte op de hoogte is geweest van de voorraad cocaïne en al het geld in de woning. De verklaring van verdachte dat de cocaïne door een derde in de woning is gebracht, zonder dat verdachte daarvan kennis had, is niet aannemelijk geworden.
Medeplegen
Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De rechtbank stelt vast dat naast verdachte nog een persoon de sleutel had van de woning aan de [adres 2] , namelijk medeverdachte [naam van de medeverdachte 1] . Verder volgt uit het dossier dat [naam van de medeverdachte 1] met enige regelmaat in de woning kwam (en sliep). Hij was eveneens aanwezig op het moment dat de woning werd doorzocht en de cocaïne en het geld werd aangetroffen. Nu dit onvoldoende is om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking, dient de rechtbank te oordelen of dit volgt uit de overige inhoud van het dossier, waarbij met name moet worden bezien of [naam van de medeverdachte 1] toegang had of heeft gehad tot de afgesloten ruimtes. Hieromtrent stelt de rechtbank vast dat in de kleine slaapkamer een geldtelmachine is aangetroffen, met daarop een gele sticker met de naam ‘ [bijnaam van de medeverdachte] ’. Deze naam blijkt later een bijnaam van [naam van de medeverdachte 1] . Voorts is uit forensisch onderzoek gebleken dat het DNA van [naam van de medeverdachte 1] is aangetroffen op de camouflagetas in de verwarmingsruimte, waarin verpakkingen cocaïne zaten, alsook op een tandenborstel en een blikje Fristi, gevonden in de kleine slaapkamer. Daarnaast zijn meerdere vingerafdrukken van [naam van de medeverdachte 1] veilig gesteld op papieren in de kleine slaapkamer. Op deze papieren werden de bijnamen van onder meer verdachte en [naam van de medeverdachte 1] aangetroffen., alsook getallen, dan wel bedragen en kloppende berekeningen, geschreven waarin vermoedelijk werd gerekend met een handelsprijs van € 22.000,- per kilo cocaïne. Gelet op het voorgaande en mede gelet op het voornoemde totaalbeeld, namelijk dat de woning door verdachte en zijn medeverdachte [naam van de medeverdachte 1] als opslagplaats voor een grote partij cocaïne werd gebruikt, waarbij de gevonden administratie, het aanwezige geldbedrag en de geldtelmachines er bovendien op wijzen dat vanuit de woning in die middelen werd gehandeld, acht de rechtbank de vereiste nauwe en bewuste samenwerking bewezen.
Witwassen
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag en/of horloges. Verdachte zal daarom van het onder 3 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 13 september 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 142 kilo cocaïne;
2.
op 13 september 2016 te Amsterdam wapens van categorie III, te weten een pistool (Merk, Kaliber: Intratec, 9x19 mm), een pistool (Merk, Kaliber: Glock, 9x19 mm) en een pistool (Merk, Kaliber: ATAK-Arms Zoraki, 7,65 mm browning), en munitie van categorie III, te weten patronen (Kaliber: 9x19 mm) en één of meer patronen (Kaliber: 7,65 mm browning), voorhanden heeft gehad;
3.
Subsidiair:
op 13 september 2016 te Amsterdam een horloge heeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat dat voorwerp afkomstig was uit enig misdrijf en tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag van ongeveer 135.335,- euro heeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten dat dit afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

Kwalificatie-uitsluitingsgrond
De rechtbank stelt voorop dat noch de tekst van artikel 420bis Sr noch de wetsgeschiedenis eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepaling omschreven gedraging verricht, ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens witwassen. Dit betekent echter niet dat elke gedraging die in art. 420bis, eerste lid, Sr is omschreven, onder alle omstandigheden de kwalificatie witwassen rechtvaardigt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt namelijk eveneens dat, in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser een handeling wordt gevergd die erop is gericht om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. Gelet hierop moet worden aangenomen dat het enkele verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door verdachte begaan misdrijf niet als witwassen kan worden gekwalificeerd, indien geen gedraging uit het bewijs volgt die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
De rechtbank heeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geoordeeld dat het aannemelijk is geworden dat het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde geldbedrag afkomstig is uit een door verdachte zelf begaan misdrijf en heeft bewezen verklaard dat verdachte het voorwerp heeft witgewassen door dit voorhanden te hebben gehad. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag. Dit betekent dat het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde partieel niet kan worden gekwalificeerd en daarom, met betrekking tot dat gedeelte, geen strafbaar feit oplevert. Verdachte dient derhalve, ter zake van dit bewezenverklaarde feit, partieel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De overige bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de gevangenisstraf

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 en 3 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte nog jong is.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een grote hoeveelheid cocaïne in zijn woning gehad, te weten 142 kilogram. Daarnaast bewaarde hij vuurwapens, waaronder een doorgeladen en voor direct gebruik gereed pistool, en munitie in zijn slaapkamer. Deze omstandigheden, in combinatie met het voorhanden hebben van een geldbedrag van € 135.335 duiden op handel in cocaïne. De handel in verdovende middelen gaat regelmatig gepaard met zware criminaliteit en veroorzaakt hierdoor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen. Verder heeft verdachte een Rolex horloge witgewassen. Door zijn handelen heeft verdachte zijn opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Hiermee heeft verdachte de integriteit van het economische verkeer geschaad.
Uit een uittreksel van het strafblad van verdachte van 23 maart 2017 blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. Verdachte zal daarom worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Pistool (Glock);
Geld (€ 127.894);
Horloge (Rolex Oyster).
Verbeurdverklaring
Het horloge behoort aan verdachte toe. Nu met betrekking tot dat voorwerp het onder 3 subsidiair bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot het pistool, merk Glock, het onder 2 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Nu vast is komen te staan dat het geldbedrag niet rechtmatig aan verdachte toebehoort, maar eveneens niet kan worden teruggegeven aan de rechthebbende omdat deze nog onbekend is, zal het geldbedrag worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart het in rubriek 5 onder 3 subsidiair bewezene partieel niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [naam van de verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 jaar en 6 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1 horloge (Rolex Oyster).
Onttrekt aan het verkeer:
- een pistool (Glock).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen geldbedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. R.H.C. Jongeneel en F.C. Lauwaars, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Groot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 mei 2017.