ECLI:NL:RBAMS:2017:2914

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
C/13/604388 / HA ZA 16-289
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de hoogte van de aanschafwaarde van comfortships en de uitkering van schadevergoeding door Amlin Insurance SE

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit [eiser], Lewi Systems B.V. en [eiser 2] met Brin Holding B.V., betaling van schadevergoeding van Amlin Insurance SE naar aanleiding van een brand in de jachthaven De Koeweide te Wessem, waarbij hun comfortships verloren zijn gegaan. De eisers stellen dat de verzekerde aanschafwaarde van de comfortships gelijk is aan de totale koopprijs die zij hebben betaald, inclusief de meerprijs, en dat Amlin ten onrechte een bedrag van € 45.000,- op het uitgekeerde schadebedrag in mindering heeft gebracht. Amlin betwist dit en stelt dat de koopprijs ook het recht van ondererfpacht omvat, wat de waarde van de schadevergoeding beïnvloedt.

De rechtbank oordeelt dat eisers in de gelegenheid worden gesteld om bewijs te leveren van hun stelling dat de verzekerde aanschafwaarde gelijk is aan de totale koopprijs. Indien zij hierin slagen, zal Amlin een bedrag van € 45.000,- aan elk van de eisers moeten uitkeren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en bepaalt dat de zaak op 10 mei 2017 weer op de rol komt voor uitlating door eisers over de wijze van bewijslevering.

De procedure omvatte dagvaardingen, conclusies van antwoord, tussenvonnissen en een comparitie van partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een verzekerd evenement heeft plaatsgevonden en dat Amlin gehouden is de schade te vergoeden, maar partijen verschillen van mening over de hoogte van de schadevergoeding. De rechtbank benadrukt dat het aan eisers is om te bewijzen wat de omvang van de door hen geleden schade is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/604388 / HA ZA 16-289
Vonnis van 26 april 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. H.H.T. Beukers te Eindhoven,
tegen
de naamloze vennootschap
AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk),
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/13/604390 / HA ZA 16-290 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEWI SYSTEMS B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiser,
advocaat mr. H.H.T. Beukers te Eindhoven,
tegen
de naamloze vennootschap
AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk),
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/13/604391 / HA ZA 16-291 van

1.[eiser 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRIN HOLDING B.V.,
gevestigd te Venlo,
eisers,
advocaat mr. H.H.T. Beukers te Eindhoven,
tegen
de naamloze vennootschap
AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk),
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] , Lewi, [eiser 2] en Amlin worden genoemd. [eiser] , Lewi en [eiser 2] zullen gezamenlijk worden aangeduid als eisers. [eiser 2] wordt afzonderlijk aangeduid als [eiser 2] en Brin.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 7 maart 2016 van eisers met producties,
  • de conclusies van antwoord van Amlin met producties,
  • de tussenvonnissen van 13 juli 2016 waarbij in alle drie de zaken een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van comparitie van 5 januari 2017 met de daarin vermelde processtukken,
  • de brief van de zijde van eisers van 13 januari 2017 met daarin opmerkingen over het proces-verbaal,
  • de brief van de zijde van Amlin van 16 januari 2017 met daarin opmerkingen over het proces-verbaal,
  • de akten overlegging producties (producties 7 tot en met 12) van de zijde van Amlin,
  • de antwoordakten van eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. Ter comparitie hebben partijen er desgevraagd mee ingestemd dat in alle drie de zaken één vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Jachthaven “De Koeweide” B.V. (hierna: De Koeweide) exploiteert in de jachthaven te Wessem een zogenoemd ‘comfortparc’. Dit houdt in dat in de jachthaven vele comfortships worden afgemeerd. Eigenaren of huurders van de comfortships kunnen recreëren op het water en in de jachthaven die daartoe volledig is ingericht en uitgerust.
2.2.
[eiser] heeft bij de koopovereenkomst van 7 januari 2010 van De Koeweide een comfortship van het type STARLINE 1761 gekocht. Volgens deze koopovereenkomst bedroeg de koopprijs € 373.950,- exclusief btw (€ 445.000,- inclusief btw) en een meerprijs van € 13.800,- exclusief btw (€ 16.442,- inclusief btw).
2.3.
Lewi was eveneens eigenaar van een comfortship type STARLINE 1761. Dit comfortship heeft zij van De Koeweide gekocht bij de koopovereenkomst van 8 januari 2010. Zij heeft daarvoor een koopprijs van € 373.950,- exclusief btw (€ 445.000,- inclusief btw) betaald en een meerprijs van € 17.665,- exclusief btw (€ 21.021,- inclusief btw).
2.4.
[eiser 2] heeft bij de koopovereenkomst van 27 oktober 2010 van De Koeweide een comfortship van het type STARLINE 1875 gekocht. Volgens de koopovereenkomst bedroeg de koopprijs € 436.000,- exclusief btw (€ 518.840,- inclusief btw).
2.5.
Brin is de persoonlijke holding van [eiser 2] . Brin was eveneens eigenaar van een comfortship van het type STARLINE 1875. Dit comfortship heeft zij van De Koeweide gekocht bij de koopovereenkomst van 27 oktober 2010 voor een koopprijs van € 436.000,- exclusief btw (€ 518.480,- inclusief btw).
2.6.
In alle koopovereenkomsten staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Artikel 1 Koop, verkoop, ondererfpacht
(…)
1.5.
Verkoper geeft Koper verder in ondererfpacht, althans Verkoper verkoopt aan Koper het recht van ondererfpacht van een waterkavel (…) (hierna “de Kavel”), zijnde een gedeelte van het perceel (…) welke Kavel uitsluitend bestemd is om door Koper te worden gebruikt als ligplaats voor het afmeren van het Verkochte (…). Na doorverkoop aan een derde door de eigenaar van de ondererfpacht is het voor de nieuwe eigenaar wederom uitsluitend toegestaan de ligplaats te gebruiken voor het afmeren van een Comfortship (…)
Artikel 2 Koopprijs
(…)
2.3.
In de koopprijs zijn de volgende posten inbegrepen:
 canon van de Kavel tot 1 januari 2083; (…)
2.7.
In alle akten van levering van het schip/vestiging van ondererfpacht staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
CANON
De canon is heden tussen partijen verrekend voor de gehele looptijd van de ondererfpacht. (…)”
2.8.
Amlin is een schadeverzekeraar. Eisers hebben bij Amlin met betrekking tot hun comfortships een pleziervaartuigenverzekering (hierna: de verzekering) afgesloten. Op het Polisblad Pleziervaartuigen staat een dagwaarde vermeld. De dagwaarde op de polisbladen van eisers komen alle overeen met de door hen betaalde kooprijzen exclusief btw (de koopprijs + de meerprijs) zoals hiervoor vermeld.
2.9.
In de algemene voorwaarden watersportverzekering (hierna: de polisvoorwaarden) die op de verzekering van toepassing zijn, staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
ARTIKEL 3
OMSCHRIJVING VAN DE DEKKING
(…)
ARTIKEL 3.3.
SCHADE AAN HET VAARTUIG/GEDEKTE GEBEURTENISSEN
De verzekering geeft de verzekeringnemer recht op een vergoeding voor verlies of beschadiging (hierna tezamen ook aangeduid als ‘schade’) van het vaartuig indien en voorzover deze schade het gevolg is van een van de hierna omschreven (gedekte) gebeurtenissen. (…)

1.Brand en ontploffing

Brand en ontploffing, ongeacht of deze binnen of buiten het vaartuig is ontstaan.
(…)
ARTIKEL 6
SCHADE
(…)
ARTIKEL 6.3.
SCHADEREGELING VAARTUIG
(…)
2 Schaderegeling op basis van totaal verlies
(…) Bij totaal verlies wordt de vergoeding vastgesteld op het verschil tussen de waarde van het vaartuig direct vóór de schadegebeurtenis (de dagwaarde) en de waarde direct daarna (de restantwaarde). (…)

3.Waardegarantie bij schade binnen 3 jaar

Indien binnen drie jaar na de aanschafdatum van het vaartuig sprake is van een totaal verlies schade, geldt als dagwaarde de aanschafwaarde van het vaartuig zoals vermeld op een (origineel) aankoopnota, afgegeven door een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven watersportbedrijf of jachtmakelaar.(…)”
2.10.
De nieuwwaardegarantie zoals vermeld in artikel 6.3 lid 3 van de polisvoorwaarden is in het geval van [eiser] verlengd tot 29 september 2017, in het geval van Lewi tot 26 november 2017 en in het geval van [eiser 2] tot 23 mei 2017.
2.11.
Op 15 januari 2010 heeft een brand gewoed in de jachthaven De Koeweide te Wessem. Als gevolg daarvan zijn de comfortships volledig verloren gegaan, waardoor sprake is van een totaalverlies als bedoeld in de polisvoorwaarden.
2.12.
Naar aanleiding van de brand heeft [naam 1] (hierna: [naam 1] ), bestuurder van Lewi, op 8 februari 2015 met Confid (onderzoeker voor Amlin) een gesprek gehad. In het gespreksverslag is als verklaring van [naam 1] , voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…) In de aankoop zat ook gelijk een ondererfpacht van het kavel voor de komende 70 of 80 jaar. Koeweide Beheer had namelijk voor die periode het kavel van de gemeente gepacht en konden deze met de verkoop van het schip als vaste ligplaats onderverpachten. Volgens mij heb ik daar ongeveer € 30.000,- voor betaald. (…) Ik heb voor de aankoop van het schip inclusief ondererfpacht voor het kavel € 421.061,- inclusief btw betaald. (…)”
2.13.
In het gespreksverslag van het gesprek dat Confid met [eiser 2] op 25 februari 2015 had staat onder meer het volgende vermeld:
“(…) Direct na de koop, waarbij ook het kavel hebben gekocht of gepacht, hebben we een verhuurovereenkomst met Koeweide gesloten. (…)”
2.14.
Op 16 maart 2015 heeft [naam 1] bij de politie onder meer het volgende verklaard:
“(…) V: Wat zijn de gevolgen mbt het uitkeren van het schadebedrag?
A: Ik ga ervan uit dat ik na de brand financieel gunstiger uit kom. Als hetgeen mij werd voorgerekend klopt, dan is de dagwaarde voor de verzekering euro 395.000. In dit bedrag zit dan in principe de waarde van de ligplaats. Deze is euro 30.000,- Die moet je dus aftrekken van het bedrag van 395.000. Dit zou dus een bedrag van euro 365.000,- zijn. Hierop komt dan nog het eventuele bedrag dat ik zou krijgen voor de ligplaats. (…)”
2.15.
Amlin heeft de waarde van het recht van ondererfpacht van de kavel laten taxeren door een rentmeester. In het taxatierapport van 16 juni 2015 staat vermeld dat dat recht op € 45.000,- wordt gewaardeerd.
2.16.
Amlin heeft [eiser] en Lewi bij e-mail van 2 juli 2015 en [eiser 2] bij e-mail van 30 juli 2015 laten weten dat zij over zal gaan tot uitkering van een schadevergoeding. De getaxeerde waarde van het ondererfpacht heeft zij op de dagwaarde zoals vermeld op het Polisblad Pleziervaartuigen in mindering gebracht. Vervolgens heeft Amlin aan eisers de volgende bedragen uitgekeerd, waarop nog het eigen risico van € 1.000,- is verminderd:
  • [eiser] een bedrag van € 342.750,-;
  • Lewi een bedrag van € 346.615,-;
  • [eiser 2] een bedrag van € 391.000,-;
  • Brin een bedrag van € 391.000,-..

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Amlin veroordeelt tot betaling van:
I. een bedrag van € 45.000,- aan elk van de eisers afzonderlijk, vermeerderd met de wettelijke rente;
II. de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.225,- aan [eiser] , van € 1.225,- aan Lewi en van € 1.675,- aan [eiser 2] , vermeerderd met de wettelijke rente;
III. de proceskosten aan elk van de eisers afzonderlijk, inclusief de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
De stellingen van eisers komen er in de kern op neer dat Amlin ten onrechte het bedrag van € 45.000,- op het uitgekeerde schadebedrag in mindering heeft gebracht. Op grond van artikel 6.3 lid 3 van de polisvoorwaarden is Amlin immers gehouden de aanschafwaarde van de comfortships te vergoeden en die aanschafwaarde is gelijk aan de totale koopprijs die eisers hebben betaald.
3.3.
Amlin voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zich een verzekerd evenement heeft voorgedaan en dat Amlin is gehouden de schade ten gevolge daarvan aan eisers te vergoeden. Evenmin is in geschil dat de schepen in het geheel verloren zijn gegaan en dat eisers op grond van artikel 6.3 lid 3 van de polisvoorwaarden recht hebben op een vergoeding van de aanschafwaarde van het comfortship. Partijen verschillen echter van mening over de hoogte van die aanschafwaarde. Verder zijn partijen het erover eens dat het recht van ondererfpacht niet onder de verzekering is meeverzekerd.
4.2.
Het is in beginsel aan de verzekerde, te weten eisers, om te stellen en (zo nodig) te bewijzen wat de omvang is van de door hem geleden schade. Eisers stellen in dat kader dat de verzekerde aanschafwaarde van de comfortships gelijk is aan de totale koopprijs die zij hebben betaald. Volgens eisers blijkt uit de koopovereenkomst en de notariële akte onmiskenbaar dat de koopprijs uitsluitend betrekking heeft op het comfortship en niet tevens op het recht van ondererfpacht. Dat recht is om niet aan eisers geleverd. Bovendien staat deze totale koopprijs als verzekerde dagwaarde op het polisblad vermeld. Nu de aanschafwaarde gelijk is aan de door eisers (in totaal) betaalde koopprijs, dient dat bedrag door Amlin aan hen te worden uitgekeerd, aldus steeds eisers.
4.3.
Amlin voert hiertegen gemotiveerd verweer. Volgens haar blijkt juist uit de koopovereenkomst en de notariële akte dat de door eisers betaalde koopprijs betrekking had op méér dan alleen een comfortship. Zij betwist dan ook dat eisers het recht op ondererfpacht om niet zouden hebben verkregen en is van mening dat de verzekerde aanschafwaarde bestaat uit de koopprijs minus de waarde van dat recht. Dit verweer van Amlin wordt ondersteund door de verklaringen die [naam 1] bij Confid en de politie heeft afgelegd. Hij heeft immers verklaard dat hij voor het recht van ondererfpacht een bedrag van € 30.000,- heeft betaald (zie hiervoor onder 2.12 en 2.14). Ook [eiser 2] heeft verklaard dat bij de koop een kavel is gekocht of gepacht (zie hiervoor onder 2.13). Verder vindt het verweer van Amlin steun in de omstandigheid dat in artikel 1.5. van de koopovereenkomst staat vermeld dat de verkoper aan koper het recht van ondererfpacht van een waterkavel verkoopt en dat volgens artikel 2.3. de canon in de koopprijs is inbegrepen (zie hiervoor onder 2.6). Voorts staat nog in de leveringsakte dat de canon is verrekend (zie hiervoor onder 2.7).
4.4.
Bij deze stand van zaken is het, gelet op de hoofdregel van 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), aan eisers als degenen die zich beroepen op de rechtsgevolgen van hun stelling, om de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de verzekerde aanschafwaarde van de comfortships gelijk is aan de totale kooprijs die elk van hen heeft betaald, te bewijzen. Zij zullen dan ook – overeenkomstig hun aanbod – daartoe in de gelegenheid worden gesteld.
4.5.
Slagen eisers in het te leveren bewijs, dan staat vast dat de verzekerde aanschafwaarde van de comfortships gelijk is aan de totale kooprijs die elk van de eisers heeft betaald. Nu eisers op grond van artikel 6.3 lid 3 van de polisvoorwaarden recht hebben op vergoeding van die aanschafwaarde, heeft Amlin een bedrag van € 45.000,- te weinig aan hen uitgekeerd. De vorderingen tot betaling van dat bedrag aan elk van de eisers afzonderlijk zullen in dat geval worden toegewezen.
4.6.
Indien het bewijs niet door eisers kan worden geleverd, kan niet worden vastgesteld dat de aanschafwaardes gelijk zijn aan de door eisers betaalde koopprijzen. In dat geval geldt het volgende. Amlin heeft gesteld dat de waarde van het ondererfpacht € 45.000,- bedraagt. Dit bedrag heeft zij gebaseerd op het taxatierapport dat door een rentmeester is opgesteld. Eisers hebben de juistheid van het taxatierapport gemotiveerd betwist, van de juistheid van het taxatierapport kan dus niet zonder meer worden uitgegaan. Eisers zullen daarom in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat en hoeveel de waarde van de ondererfpacht die in de koopprijs van de comfortships was begrepen minder bedroeg dan € 45.000,00.
4.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in alle zaken
5.1.
laat eisers toe tot het bewijs van de stelling dat de verzekerde aanschafwaarde van de comfortships gelijk is aan de totale kooprijs die elk van de eisers heeft betaald en, voor het geval zij in dat bewijs niet slagen van de stelling dat en hoeveel de waarde van het ondererfpacht minder bedraagt dan € 45.000,-,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 mei 2017voor uitlating bij akte door eisers of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat eisers, indien zij geen bewijs willen leveren door getuigen, maar wel bewijsstukken willen overleggen, zij die stukken direct (op de rolzitting van 10 mei 2017) in het geding moeten brengen,
5.4.
bepaalt dat eisers, indien zij bewijs willen leveren door het horen van getuigen, opgave dienen te doen van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de komende vier maanden, waarna een dag voor getuigenverhoor zal worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit verhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van
mr. G.H. Marcus in het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg 220 te Amsterdam (ingang Fred Roeskestraat),
5.6.
bepaalt dat beide partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus, rechter, bijgestaan door mr. H.D. Coumou, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2017.