4.3.De rechtbank heeft in de tussenuitspraak al geoordeeld dat onvoldoende is gebleken dat verweerder een consistent en doordacht bestuursbeleid voert. De rechtbank is van oordeel dat het in het kader van deze procedure niet nodig is dat verweerder direct een volledig handhavingsprogramma op papier zet. Voldoende is dat verweerder aantoont dat hij actie heeft ondernomen ten aanzien van de door eisers genoemde adressen. Uit de reactie van verweerder is gebleken dat hij inmiddels tegen de Tea For Two-balkons aan de [adres 3] en omgeving een handhavingstraject heeft opgestart. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in zoverre aan de opdracht van de rechtbank heeft voldaan.
5. Verder hebben eisers in de zienswijze aangevoerd dat in de binnenstad van Amsterdam ook tegen andere balkons handhavend moet worden opgetreden, alsmede tegen vele andere uitsteeksels, zoals reclame- en uithangborden. De rechtbank is van oordeel dat eisers aldus hun beroep op het gelijkheidsbeginsel zover hebben uitgebreid, dat sprake is van het inbrengen van nieuwe geschilpunten. De rechtbank acht dit in strijd met de goede procesorde. De rechtbank zal dit aanvullende standpunt daarom niet bespreken. Daarbij laat de rechtbank dus in het midden of de door eisers aangedragen gevallen gelijke gevallen zijn ten opzichte van de Tea For Two-balkons.
6. Voorts hebben eisers aangevoerd dat de Tea For Two-balkons aan de [straat 3] en [naam eiseres 3] vergunningvrij waren, dat de balkons passen binnen een goede ruimtelijke ordening en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de bijzondere voorgeschiedenis. Eisers hebben ook verwezen naar de vermelding van de Tea For Two-balkons in het Projectenboek 2013/2014 en aandacht gevraagd voor de overlast van hun onderburen. De rechtbank overweegt dat eisers hiermee, zij het in andere bewoordingen, hebben herhaald wat zij al eerder in deze procedure naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft over deze punten in de tussenuitspraak al een oordeel gegeven. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694). Zo’n bijzonder geval doet zich hier niet voor. 7. De rechtbank concludeert dat verweerder de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken met de nadere motivering heeft hersteld.
8.
Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken is het beroep van eisers 1, 2, 4, 6 en 7 tegen de besluiten I en II gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten I en II wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat verweerder de gebreken heeft hersteld, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten I en II in stand laten. Daarbij merkt de rechtbank op dat verweerder in het aanvullend besluit de lasten ten aanzien van eiseressen 3 en 5 heeft laten vervallen. Die maken dus geen onderdeel meer uit van de bestreden besluiten I en II.
9. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank al geoordeeld dat verweerder de omgevingsvergunningen voor de panden aan de [straat 1] terecht heeft geweigerd. Dit betekent dat het beroep tegen het bestreden besluit III ongegrond is.
10. Omdat het beroep tegen de bestreden besluiten I en II gegrond is, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen voor die zaken betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die eisers hebben gemaakt in de beroepen tegen de bestreden besluiten I en II. In dat verband is de rechtbank van oordeel dat sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). De rechtbank stelt de voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Besluit vast op € 1.237,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).