Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 51-jarige man, die werd beschuldigd van zes strafbare feiten, waaronder bedreiging, mishandeling, vernieling, belediging en het negeren van een gebiedsverbod. De verdachte, een veelpleger met psychische problematiek, werd op tegenspraak veroordeeld na een zitting op dezelfde dag. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. H. Brouwer, in overweging genomen, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. M. Schwab.
De tenlastelegging omvatte zeven strafbare feiten die zich tussen 31 december 2016 en 17 januari 2017 hebben voorgedaan. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de bedreiging van [slachtoffer 1], maar hem wel schuldig bevonden aan de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen niet juridisch als zodanig konden worden gekwalificeerd, terwijl de mishandeling van [slachtoffer 2] en de vernieling van de bloempot van [naam stichting] wel bewezen werden geacht.
De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht en benadrukt dat behandeling voor recidivepreventie noodzakelijk is. De strafoplegging omvatte een gevangenisstraf van 170 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], elk voor €50,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.