Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[De huurder] ,
HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN, GELEGEN TE [adres woning huurder],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 januari 2017 een vonnis gewezen in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder, waarbij de verhuurder een ontruimingsvordering had ingesteld. De huurder, die onder de schuldsaneringsregeling van de Faillissementswet valt, was niet verschenen op de zitting. De bewindvoerder van de huurder had aangegeven dat de vordering onterecht was en dat zij om kostenoverwegingen niet aanwezig zou zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verhuurder niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering tegen de bewindvoerder, omdat de ontruimingsvordering niet vermogensrechtelijk van aard was en dus niet de bewindvoerder in rechte betrok. De rechter benadrukte dat de bescherming van de onder bewind gestelde niet verder mag strekken dan noodzakelijk is. De huurder had kort voor de zitting laten weten dat zij wegens ziekte niet kon verschijnen, wat werd opgevat als een verzoek tot aanhouding. De rechter besloot de behandeling van de vordering tegen de huurder voort te zetten op een latere datum, zodat de huurder de kans kreeg om zich te verdedigen. De verhuurder werd opgedragen de huurder tijdig op te roepen voor de nieuwe zitting.