Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
- inkomsten ontving en/of had ontvangen en/of
- beschikte en/of had beschikt over een vermogen (in de vorm van roerend en/of onroerend goed in het buitenland) hoger dan de vermogensgrens (als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de Wet werk en bijstand en/of de Participatiewet) en/of
- onroerend goed op zijn naam had staan en/of
- beschikte en/of had beschikt over een verzwegen bankrekeningnummer
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
- inkomsten ontving of had ontvangen en
- beschikte of had beschikt over een vermogen (in de vorm van roerend en/of onroerend goed in het buitenland) hoger dan de vermogensgrens (als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de Wet werk en bijstand) en
- onroerend goed op zijn naam had staan en
- beschikte of had beschikt over een verzwegen bankrekeningnummer
5.Het bewijs
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
voor zover het gaat om de periode van 1 januari 2000 tot en met 15 december 2004.
in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.
[verdachte], daarvoor strafbaar.
6 (zes) maanden.