In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 april 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 20 januari 2017 te Diemen ongeveer 18 kilogram cocaïne heeft vervoerd. De rechtbank heeft het verkort vonnis gewezen na een terechtzitting op 10 april 2017, waar de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, de vordering heeft gedaan en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.A. Zevenbergen. De verdachte, geboren in Frankrijk in 1975 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij softdrugs moest vervoeren, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich bewust was van de illegale aard van zijn transport. De rechtbank heeft het feit bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, rekening houdend met zijn strafblad en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook beslist dat het in beslag genomen geldbedrag van € 1.100,- aan de verdachte moet worden teruggegeven, omdat er geen bewijs was dat het geld van criminele herkomst was. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.