ECLI:NL:RBAMS:2017:2751

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
13/730003-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van cocaïne met een gewicht van ongeveer 18 kilogram door verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 april 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 20 januari 2017 te Diemen ongeveer 18 kilogram cocaïne heeft vervoerd. De rechtbank heeft het verkort vonnis gewezen na een terechtzitting op 10 april 2017, waar de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, de vordering heeft gedaan en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.A. Zevenbergen. De verdachte, geboren in Frankrijk in 1975 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij softdrugs moest vervoeren, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich bewust was van de illegale aard van zijn transport. De rechtbank heeft het feit bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, rekening houdend met zijn strafblad en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook beslist dat het in beslag genomen geldbedrag van € 1.100,- aan de verdachte moet worden teruggegeven, omdat er geen bewijs was dat het geld van criminele herkomst was. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/730003-17
Datum uitspraak: 24 april 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedatum] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, gedetineerd in de [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.A. Zevenbergen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 20 januari 2017 te Diemen (gemeente Diemen), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 22 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Wetenschap
De raadsman van verdachte wijst op de verklaring van verdachte dat hem verteld was dat hij vijf à zes kilogram softdrugs (marihuana) moest vervoeren. Verdachte wist dus niet dat het om harddrugs (cocaïne) ging. Ook wist verdachte niet dat het om een nettogewicht van bijna achttien kilogram ging. Omdat verdachte dit niet wist verzoekt de raadsman verdachte van het ten laste gelegde vrij te spreken.
De rechtbank vindt het ten laste gelegde feit wel bewezen. Daarvoor is het volgende van belang. Verdachte wist dat hij een illegaal transport zou verrichten. Ten tijde van het aanpakken van de drugs voelde hij ook dat het meer was dan de vijf à zes kilogram die hem verteld was. Door onder die omstandigheden handelingen te verrichten met betrekking tot de illegale middelen die werden afgeleverd, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij die handelingen zou verrichten met betrekking tot ongeveer 18 kilogram cocaïne.
Vervoeren
De officier van justitie vindt bewezen dat sprake is van het vervoeren van cocaïne. Daarvoor vindt zij van belang dat de cocaïne klaar lag om vervoerd te worden, verdachte praktisch achter het stuur zat en van plan was om direct te vertrekken.
De rechtbank is dit om diezelfde redenen met de officier van justitie eens en daarom zal bewezen worden verklaard dat verdachte de cocaïne opzettelijk heeft vervoerd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 20 januari 2017 te Diemen (gemeente Diemen), opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 18 kilogram cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat na de aanhouding van verdachte transportboeien zijn omgedaan bij verdachte. Uit het dossier blijkt niet dat sprake zou zijn van een veiligheidsrisico of van vluchtgevaar, zodat dit in strijd is met de ambtsinstructie. Dit dient gecompenseerd te worden door een lagere straf aan verdachte op te leggen.
De raadsman verzoekt ook rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte, gelet op artikel 15, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte had bijna achttien kilo cocaïne in een verborgen ruimte van zijn vrachtwagen voorhanden en hij stond op het punt om die naar het buitenland te vervoeren. Daarmee heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in harddrugs. Dat is een ernstig strafbaar feit, omdat harddrugs schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte van 16 maart 2017. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte een uitvoerende rol had en voor zover bekend niet een organiserende rol.
De rechtbank houdt ook rekening met de straffen die rechters doorgaans voor vergelijkbare zaken opleggen. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht noemen voor de in- en uitvoer van tien tot twintig kilogram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 48 en de 60 maanden. De aangetroffen hoeveelheid cocaïne zit aan de bovenkant van deze categorie. Gelet op de rol van verdachte en de omstandigheid dat verdachte nog niet daadwerkelijk bezig was met het uitvoeren van de cocaïne, ziet de rechtbank aanleiding om de benedengrens (48 maanden) van deze categorie als vertrekpunt te nemen.
De rechtbank houdt ook rekening met de omstandigheid dat verdachte niet in aanmerking zal komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Om die reden zal de rechtbank ook een lagere straf aan verdachte opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Het gestelde onterechte gebruik van transportboeien leidt niet tot een lagere straf. Ook als er vanuit zou worden gegaan dat de transportboeien niet nodig waren en daarom ten onrechte zijn gebruikt, doet dat geen afbreuk aan een eerlijk proces en is het niet een zodanig ernstige inbreuk op de grondrechten van verdachte dat dit kan leiden tot een lagere straf.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 32 maanden passend en geboden en daarom zal de rechtbank die straf aan verdachte opleggen.

10.Beslag

Onder verdachte is € 1.100,- in beslag genomen.
De officier van justitie beschouwt dit geldbedrag als crimineel geld en vordert dat dit geldbedrag verbeurdverklaard wordt.
De raadsman stelt dat dit geld geen criminele herkomst heeft en dat het gaat om eigen, legaal geld van verdachte.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om het geld niet aan verdachte terug te geven. Er zijn immers geen aanwijzingen dat verdachte het geld heeft verdiend met het bewezen verklaarde feit en ook verder zijn er op dit moment geen aanwijzingen dat het geld van misdrijf afkomstig is. Daarom zal de rechtbank beslissen dat het geld aan verdachte terug gegeven moet worden.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
-
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. Geld Euro
20 x 50 euro; 1 x 100 euro 5323850
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. R.H.C. Jongeneel en P.P.C.M. Waarts, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 april 2017.