Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
- inkomsten ontving en/of had ontvangen en/of
- beschikte en/of had beschikt over een vermogen (in de vorm van roerend en/of onroerend goed in het buitenland) hoger dan de vermogensgrens (als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de Wet werk en bijstand en/of de Participatiewet) en/of
- onroerend goed op haar naam had staan en/of
- beschikte en/of had beschikt over een verzwegen bankrekeningnummer
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
- inkomsten ontving of had ontvangen en
- beschikte of had beschikt over een vermogen (in de vorm van roerend en/of onroerend goed in het buitenland) hoger dan de vermogensgrens (als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de Wet werk en bijstand) en
5.Het bewijs
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
- een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, en
- een onvoorwaardelijke taakstraf van zestig uren.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
voor zover het gaat om de periode van 1 januari 2000 tot en met 15 december 2004.
in strijd met een haar bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van haarzelf of een ander, en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.
[naam van verdachte], daarvoor strafbaar.
60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen.