Verzoeken van de Stichting
2. De Stichting heeft bij haar verzoekschrift de kantonrechter verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
a.
primairvoor recht te verklaren dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst in strijd met de geldende opzegtermijn heeft opgezegd, met veroordeling van [verweerder] ex artikel 7: 672 lid 10 BW tot betaling van € 2.392,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2016 tot de dag der algehele voldoening;
subsidiairvoor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst van [verweerder] met de opzegging door de Stichting wegens een dringende reden per 3 januari 2017 ten einde is gekomen, en [verweerder] ex artikel 7: 677 lid 2 jo. lid 3 BW te veroordelen om aan de Stichting wegens het door opzet of schuld geven van een dringende reden een vergoeding te betalen van € 3.699,87, te vermeerderen met de wettelijke rente van 3 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
voor recht te verklaren dat [verweerder] het geheimhoudingsbeding uit haar arbeidsovereenkomst heeft geschonden;
[verweerder] te veroordelen om aan de Stichting te betalen een bedrag van € 10.000,00 per schending door [verweerder] van het geheimhoudingsbeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verschuldigdheid tot de dag der algehele voldoening;
voor recht te verklaren dat [verweerder] in de laatste drie weken van haar arbeidsovereenkomst en/of vanaf 24 december 2016 niet als goed werknemer heeft gehandeld;
[verweerder] te veroordelen om aan de Stichting het bedrag van € 35,00 te betalen wegens het te laat inleveren van de leaseauto;
[verweerder] te verbieden zich negatief en onheus over de Stichting en aan haar verbonden rechtspersonen uit te laten, met bepaling dat [verweerder] een dwangsom van € 10.000,00 aan de Stichting verbeurt voor elke keer dat zij in strijd met dit verbod handelt;
[verweerder] te veroordelen in de kosten van het geding.
3. Bij aanvullend verzoekschrift heeft de Stichting nog verzocht [verweerder] te veroordelen tot betaling van € 438,97 in verband met ten onrechte over de periode van 24 december 2016 tot en met 31 december 2016 uitbetaald salaris en € 73,53 in verband met een boete die door het CJIB is opgelegd wegens een door [verweerder] met haar door de Stichting ter beschikking gestelde leaseauto begane snelheidsovertreding.
4. Aan deze verzoeken legt de Stichting het volgende ten grondslag. De Stichting stelt dat de arbeidsovereenkomst van [verweerder] onlosmakelijk was verbonden met haar kandidatuur voor DENK. De Stichting stelt primair dat [verweerder] haar arbeidsovereenkomst bij e-mail van 24 december 2016 heeft opgezegd. Daarmee heeft zij de Stichting volledig verrast en niet de geldende opzegtermijn in acht genomen en is zij een vergoeding aan de Stichting verschuldigd. Gebleken is dat [verweerder] in de weken voor haar vertrek betrokken is geweest bij de oprichting van een aan DENK concurrerende politieke partij die ook deel heeft genomen aan de Tweede Kamer verkiezingen. Door nog tijdens haar dienstverband te werken aan de oprichting van een directe concurrent, heeft zij het in haar gestelde vertrouwen ernstig misbruikt en haar functie-uitoefening voor de Stichting onmogelijk gemaakt. Ook heeft [verweerder] op 27 december 2016 een stagiaire van DENK benaderd met de vraag om over te stappen naar Artikel 1. Uit de verklaringen en gedragingen van [verweerder] heeft de Stichting ex artikel 3:35 BW kunnen opmaken dat zij haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, zelfs als dat niet zou overeenkomen met de wil van [verweerder] , aldus de Stichting.
5. Bovendien heeft [verweerder] zich na haar opzegging in landelijke en sociale media meermaals negatief en onheus uitgelaten over DENK en haar leiderschap. Op basis van informatie en kennis die zij gedurende haar arbeidsovereenkomst had verkregen maakte zij (de leiders van) de Stichting en DENK verwijten. Daarmee heeft zij gehandeld in strijd met haar geheimhoudingsbeding. Vanaf 24 december 2016 zijn tientallen opzeggingen van het lidmaatschap van DENK binnengestroomd, aldus de Stichting.
6. Daar komt bij dat [verweerder] na haar opzegging aan de Stichting niets meer van zich heeft laten horen. Ook is zij op de werkdagen 27 en 29 december 2016, zowel als 2 en 3 januari 2017, niet op haar werk verschenen. Zij heeft de bedrijfseigendommen van de Stichting ingeleverd en op 29 december 2016, te laat, de haar ter beschikking gestelde leaseauto.
7. Omdat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet per aangetekende brief was geschied, verkeerde de Stichting in de veronderstelling dat de arbeidsovereenkomst op papier doorliep. Dat was voor haar aanleiding om [verweerder] op staande voet te ontslaan. Vervolgens heeft de Stichting zich bij de brief van 18 januari 2017 van haar gemachtigde op het standpunt gesteld dat de arbeidsovereenkomst met de opzegging van 24 december 2016 ten einde was gekomen en dat de opzegging van 3 januari 2017 enkel stand zou houden, mocht in rechte de opzegging van 24 december 2016 niet rechtsgeldig zijn.
8. De Stichting stelt dat [verweerder] het geheimhoudingsbeding heeft overtreden, waardoor zij boetes heeft verbeurd. Dit betreffen de uitlatingen van [verweerder] in de Volkskrant op 24 december 2016 over de groepsapp bij DENK, de uitlatingen bij de NOS op 24 december 2016, die tijdens een interview bij EenVandaag op 27 december 2016, bij Radiomart op 12 januari 2017, in de NRC van 13 januari 2017, in de uitzending bij RTL Late Night op 16 januari 2017 en in het artikel in de NRC van 10 februari 2017 over het gebruik van “trollen” door Denk.
9. Ten slotte heeft de Stichting gesteld dat [verweerder] in strijd met het goed werknemerschap heeft gehandeld. De (oud-)werknemer is gehouden zich tegenover zijn werkgever discreet en loyaal te gedragen. Dit heeft [verweerder] nagelaten.