ECLI:NL:RBAMS:2017:2580

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
13/751032-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van de zaak en prejudiciële vragen in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 11 april 2017, wordt de vordering tot overlevering van een Poolse verdachte behandeld. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten op 12 juni 2014. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering is behandeld op openbare zittingen op 7 maart en 4 april 2017. Tijdens deze zittingen waren de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, en de raadsman van de verdachte, mr. S. Pijl, aanwezig. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering op 7 maart 2017 voor onbepaalde tijd geschorst om de raadsman in de gelegenheid te stellen zijn verweer nader te onderbouwen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering voor bepaalde feiten kan worden geweigerd, met name voor feit I.1, dat niet aan de eisen van dubbele strafbaarheid voldoet. Voor de overige feiten, zoals gijzeling en zware mishandeling, is de rechtbank van oordeel dat de overlevering kan worden toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft echter besloten het onderzoek te heropenen en prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, om duidelijkheid te krijgen over de toepassing van de OLW in deze zaak.

De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht om aanvullende informatie op te vragen bij de Poolse autoriteiten en heeft de zitting geschorst voor onbepaalde tijd. De beslissing om prejudiciële vragen te stellen heeft gevolgen voor de termijn van de overleveringsdetentie, die voortduurt totdat de zaak opnieuw wordt behandeld. De rechtbank heeft de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in de Poolse taal bevolen voor een nader te bepalen tijdstip.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.032-17
RK nummer: 17/410
Datum uitspraak: 11 april 2017
(TUSSEN)UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 januari 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 12 juni 2014 door de
Sad Okregowy w Gdansku(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam van de opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag 2] 1980 ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [adres] [woonplaats] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het [naam van de peninentiaire inrichting] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 maart 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw mr. S. Pijl, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De behandeling is op voornoemde zitting voor onbepaalde tijd geschorst teneinde
  • de raadsman in de gelegenheid te stellen om een te voeren verweer ex artikel 6, vijfde lid, OLW nader te kunnen onderbouwen;
  • de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om, in verband met artikel 12 OLW, aanvullende informatie bij de Poolse autoriteit op te vragen over het vonnis II K 13/06 van 10 april 2012 van
De rechtbank heeft op 7 maart 2017 de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 4 april 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. B.J. Polman, advocaat te Amsterdam, kantoorgenoot van mr. S. Pijl, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
binding sentence van the Regional Court in Wejherowo (Polen) imposed on 25 march 2014, zaaksnummer II K 1677/13.
Blijkens aanvullende informatie van de Poolse justitiële autoriteit betreft dit een
aggregate judgmentwaaraan de volgende vonnissen ten grondslag liggen:
  • een
  • een
  • een
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van in totaal 5 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 3 jaar en 6 maanden en 12 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit dat in rubriek e) onder II.4 is weergegeven, waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 27, te weten:
verkrachting
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de overige feiten (feit I.1, I.2, II.3 en II.5) niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan ten aanzien van de feiten I.2, II.3 en II.5 is voldaan.
Deze feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • Feit I.2: gijzeling en/of mishandeling
  • Feit II.3: zware mishandeling
  • Feit II.5: overtreding van 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van feit I.1 is niet voldaan aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd. Uit de omschrijving blijkt enkel dat er door de opgeëiste persoon tegen politiebeambten woorden zijn gezegd die naar Pools recht kennelijk als beledigend kunnen worden beschouwd. Niet blijkt welke woorden de opgeëiste persoon precies heeft gebezigd en daarom kan de rechtbank dit feit niet naar Nederlands recht als een belediging kwalificeren. De overlevering moet ten aanzien van dit feit worden geweigerd.

5.Heropening onderzoek voor het stellen van prejudiciële vragen

5.1
Inleiding
Judgment of the Regional Court in Gdyniavan 16 januari 2006 met zaaknummer VIII K 873/05 (feit I.2)
Uit door de verdediging overgelegde stukken blijkt dat ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het vonnis met zaaknummer VIII K 873/05 dat ziet op feit I.2, reeds eerder een EAB is uitgevaardigd (op 18 augustus 2009) en een overleveringsprocedure is gevoerd. De overlevering is toen geweigerd omdat de op grond van artikel 12 OLW verstrekte garantie niet voldoende was.
Binding sentence of the Regional Court in Wejherowoimposed on 10 April 2012, zaaknummer II K 13/06 (feiten II.3, II.4 en II.5)
Uit de stukken blijkt dat ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het vonnis met zaaknummer II K 13/06, dat ziet op de feiten II.3 tot en met II.5, eveneens in een eerder stadium al twee EAB’s zijn uitgevaardigd.
Het eerste EAB dat ten aanzien van deze feiten is uitgevaardigd, dateert van 23 mei 2013. Op 6 december 2013 heeft de rechtbank het overleveringsverzoek op grond van artikel 12 OLW afgewezen omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en zich evenmin één van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a tot en met d, OLW voordeed.
Vervolgens is een aangepaste versie van het EAB van 23 mei 2013 uitgevaardigd. Na een tussenuitspraak van 21 maart 2014, heeft de rechtbank de officier van justitie op 9 mei 2014 niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot in behandeling nemen van het EAB omdat het EAB door de Poolse justitiële autoriteiten was ingetrokken.
5.2
Standpunt van de verdediging
Judgment of the Regional Court in Gdyniavan 16 januari 2006 met zaaknummer VIII K 873/05 (feit I.2)
Uit de pleitnota die in het kader van de overleveringszaak uit 2011 is opgesteld, blijkt dat de Poolse justitiële autoriteiten een brief, gedateerd 9 mei 2011, hebben verstrekt waaruit volgt dat de oproeping voor feit I.2 niet in persoon is betekend. Uit de brief van de Poolse justitiële autoriteiten van 18 januari 2017 blijkt dat de opgeëiste persoon op 9 januari 2006 bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid aanwezig was. Dit is echter moeilijk te rijmen met de eerdere uitspraak van de rechtbank. Daarom dient de zaak te worden aangehouden teneinde na te gaan wat in de brief van 9 mei 2011 is meegedeeld.
Binding sentence of the Regional Court in Wejherowoimposed on 10 April 2012, zaaknummer II K 13/06 (feiten II.3, II.4 en II.5)
Ten aanzien van het vonnis met zaaknummer II K 13/06 dient de overlevering te worden geweigerd omdat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW aan de orde is.
5.3
Standpunt van de officier van justitie
Judgment of the Regional Court in Gdyniavan 16 januari 2006 met zaaknummer VIII K 873/05 (feit I.2)
Blijkens de brief van 18 januari 2017 is de opgeëiste persoon aanwezig geweest bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid bij zitting en heeft hij schuld bekend. Daarom is er geen sprake van dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd.
Binding sentence of the Regional Court in Wejherowoimposed on 10 April 2012, zaaknummer II K 13/06 (feiten II.3, II.4 en II.5)
De opgeëiste persoon blijkt in eerste instantie de beschikking te hebben gehad over twee
ex officioraadslieden, waarna een door hemzelf benoemde raadsman ter zitting aanwezig was. Deze raadsman is ook in hoger beroep aanwezig geweest. Het klopt dat voor deze feiten eerder de overlevering is geweigerd, maar toen kon niet worden bekeken of de situatie als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b en c, OLW zich voordeed. De overlevering dient te worden toegestaan voor deze feiten.
5.4
Oordeel van de rechtbank
Binding sentence of the Regional Court in Wejherowoimposed on 10 April 2012, zaaknummer II K 13/06 (feiten II.3, II.4 en II.5)
In de onderhavige zaak ligt aan de rechtbank ter beoordeling of de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd.
Na beraadslaging in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat de noodzaak bestaat voor het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, teneinde de voorliggende vraag te kunnen beantwoorden.
Om die reden zal de rechtbank het onderzoek ter zitting heropenen, onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd.
De officier van justitie en de raadsman zullen per e-mail worden geïnformeerd over het verdere verloop van de onderhavige procedure.
De beslissing om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie brengt de opschorting van de termijnen van artikel 22 OLW mee, met ingang van de dag van de beslissing, te weten de datum waarop de rechtbank haar (tussen)uitspraak heeft gedaan, 11 april 2017.
Dit heeft tot gevolg dat de overleveringsdetentie voortduurt.
Judgment of the Regional Court in Gdyniavan 16 januari 2006 met zaaknummer VIII K 873/05 (feit I.2)
Nu de rechtbank het onderzoek ter zitting zal heropenen en gelijktijdig schorsen teneinde prejudiciële vragen te stellen met betrekking tot zaak II K 13/06, biedt dit tevens de gelegenheid om de brief van 9 mei 2011, waarnaar de raadsman heeft verwezen, bij de Poolse autoriteiten op te vragen.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[naam van de opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op het gedeelte van de vrijheidsstraf dat is opgelegd wegens het in het EAB onder rubriek e) genoemde feit I.1;
HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd teneinde in de zaak met nummer II K 13/06 prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie;
VERZOEKTde officier van justitie om in de zaak met nummer VIII K 873/05 de brief van
9 mei 2011 bij de Poolse justitiële autoriteiten op te vragen;
BEVEELTdat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen zitting;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen een nader te bepalen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. J. Edgar en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 11 april 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze tussenuitspraak mede te ondertekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.