ECLI:NL:RBAMS:2017:2578

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
13/650113-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het stelselmatig stalken van vier advocaten met sms-berichten en telefoontjes

Op 20 april 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 50-jarige man, die werd beschuldigd van het stelselmatig stalken van vier advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 juni 2015 en 9 maart 2016 herhaaldelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers door hen te belagen met sms-berichten en telefoontjes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, waarbij vervangende hechtenis kan worden toegepast bij overtreding van dit verbod.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers en de technische gegevens voldoende bewijs boden voor de stelling dat de verdachte hen stelselmatig heeft belaagd. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de gehele tenlastegelegde periode, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers en de telecomgegevens voldoende steun boden voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten die vóór 1 juni 2015 plaatsvonden, maar achtte de feiten die daarna plaatsvonden wel bewezen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en het strafblad van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank benadrukte dat belaging een ernstig misdrijf is dat gericht is tegen de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers, en dat de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf moest krijgen om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/650113-16
Datum uitspraak: 20 april 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 april 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.L.A. ter Veer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. Schreudering, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 9 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of te Turkije, in elk geval te Europa en/of te Assenede, in elk geval in België, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer [slachtoffer 1] (werkzaam als advocaat), in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die
ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode veelvuldig
- sms-berichten verstuurd aan die [slachtoffer 1] en/of
- naar die [slachtoffer 1] gebeld;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 oktober 2009 tot en met 9 maart 2016 te Maastricht en/of te Zeewolde en/of te Venlo, in elk geval in Nederland, en/of te Assenede, in elk geval in België, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] (werkzaam als advocaat), in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode veelvuldig
- sms-berichten verstuurd aan die [slachtoffer 2] en/of
- naar die [slachtoffer 2] gebeld;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 9 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of te Assenede, in elk geval in België, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3] (werkzaam als advocaat), in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 3] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode veelvuldig
- sms-berichten verstuurd aan die [slachtoffer 3] en/of
- naar die [slachtoffer 3] gebeld;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 maart 2010 tot en met 9 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of te Assenede, in elk geval in België, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 4] (werkzaam als advocaat), in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 4] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode veelvuldig
- sms-berichten verstuurd aan die [slachtoffer 4] en/of
- naar die [slachtoffer 4] gebeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, conform het op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat de vier ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van de ten laste gelegde periode heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij de verklaring van de slachtoffers in de aangiften.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar zijn pleitnota, voren gebracht, dat de ten laste gelegde perioden te ruim zijn, in die zin dat er geen bewijs is voor die gehele perioden. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] kan niet genoegzaam worden vastgesteld dat in de periode vóór 1 juli 2015 een stelselmatige inbreuk heeft plaatsgevonden; daarom dient verdachte voor de periode tot 1 juli 2015 te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] stelt de raadsman dat tot aan mei 2015 voldoende bewijs ontbreekt om vast te kunnen stellen dat sprake is van een opzettelijke stelselmatige inbreuk zodat verdachte ten aanzien van de periode tot mei 2015 dient te worden vrijgesproken.
Verder stelt de raadsman dat niet op basis van de enkele aangifte van [slachtoffer 3] de gehele tenlastegelegde periode bewezen kan worden verklaard. Uit de aangifte blijkt niet vanaf welk moment de door [slachtoffer 3] genoemde nummers met hem contact hebben gelegd. In het dossier ontbreekt feitelijke ondersteuning ten aanzien van wanneer deze contacten zijn gelegd en hoe frequent deze waren. Ten aanzien van de periode vóór 2015 kan daarom niet worden vastgesteld dat deze contacten stelselmatig waren. De raadsman heeft verzocht om verdachte voor feit 3 tot september 2015 vrij te spreken.
Ten slotte wijst de raadsman erop dat pas vanaf 8 oktober 2015 contacten zijn geregistreerd tussen de telefoon van verdachte en [slachtoffer 4] . De raadsman stelt dat de periode van voor die datum niet aan verdachte is te koppelen; daarvan dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank niet af dat in de periode van 13 oktober 2009 tot 1 juni 2015 opzettelijk stelselmatig inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers. De verklaringen van de aangevers over deze periode zijn niet voldoende concreet en daarbij worden de verklaringen van vóór september 2015, het moment waarop de technische gegevens zijn opgevraagd, niet onderbouwd met technische gegevens of voldoende ander steunbewijs. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het dossier omtrent de ten laste gelegde periode onvoldoende feitelijke basis biedt om tot de conclusie te kunnen komen dat de genoemde inbreuken al vóór 1 juni 2015 een aanvang hebben genomen. Deze datum betreft het moment waarop aangever [slachtoffer 1] de inbellende (mobiele) nummers of sms berichten heeft verzameld en aan de verbalisanten heeft ter beschikking heeft gesteld. [slachtoffer 1] verwijst in zijn aangifte naar ‘medio 2015’, hetgeen aansluit bij de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Verdachte heeft verklaard in juni 2015 in het plaatsje [plaats] te zijn gaan wonen met zijn gezin. Hij leefde daar, volgens eigen zeggen, geïsoleerd en ver van zijn familie en vrienden. Uit verveling is hij sms-berichten gaan versturen en mobiele nummers gaan bellen naar bekende advocaten, waaronder mrs. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 4] heeft in haar aangifte verklaard dat zij vooral seksueel getinte berichten ontving in de zomer, het najaar en de winter van 2015. De telefoonnummers, waarmee [slachtoffer 4] is benaderd, zijn blijkens de historische bestanden naar verdachte te herleiden.
De datum 1 juni 2015 past ook in de ‘omslag’ die door aangevers wordt waargenomen waarbij het contact stelselmatiger/ intensiever/frequenter en grimmiger wordt.
[slachtoffer 3] heeft verklaard voorafgaand aan zijn aangifte van 11 maart 2016 ruim een jaar te zijn belaagd. Uit het proces verbaal van bevindingen van 21 maart 2016 blijkt onder meer dat [slachtoffer 3] vanaf 18 september 2015, blijkens de sedert die datum aangetroffen bestanden, veelvuldig telefonisch is benaderd door verdachte. Gelet op de wijze van opereren ten aanzien van de overige aangevers, de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de telecomgegevens is voldoende aannemelijk geworden dat verdachte ook [slachtoffer 3] sinds medio 1 juni 2015 heeft belaagd met sms-berichten en telefoontjes. Verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde in alle 4 de ten laste gelegde feiten voor zover dit betrekking heeft op de periode vóór 1 juni 2015.
De rechtbank acht, gebaseerd op de verklaring van verdachte ter terechtzitting, de aangiften, de historische telecombestanden en de zendmastgegevens, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van mrs. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gemaakt, door stelselmatig, te weten bijna dagelijks meermalen, telefonisch contact met de aangevers te zoeken gedurende een lange periode. Hiermee heeft verdachte de aangevers gedwongen deze contacten te doen dulden en zich aldus schuldig gemaakt aan belaging.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2015 tot en met 9 maart 2016 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , werkzaam als advocaat, met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode veelvuldig
- sms-berichten verstuurd aan die [slachtoffer 1] en
- naar die [slachtoffer 1] gebeld;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2015 tot en met 9 maart 2016 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , werkzaam als advocaat, met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode veelvuldig
- sms-berichten verstuurd aan die [slachtoffer 2] en
- naar die [slachtoffer 2] gebeld;
3.
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2015 tot en met 9 maart 2016 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3] , werkzaam als advocaat, met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode veelvuldig
- sms-berichten verstuurd aan die [slachtoffer 3] en
- naar die [slachtoffer 3] gebeld;
4.
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2015 tot en met 9 maart 2016 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 4] , werkzaam als advocaat, met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode veelvuldig
- sms-berichten verstuurd aan die [slachtoffer 4] en
- naar die [slachtoffer 4] gebeld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd om een contactverbod met de vier aangevers in het kader van de maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen en dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Voor iedere overtreding dient vervangende hechtenis te worden toegepast voor de duur van 1 week met een maximum van 6 maanden.
De raadsman heeft aangevoerd dat een hoge straf niet noodzakelijk is om aan het vereiste van vergelding te kunnen voldoen. Een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf als straf en stok achter de deur zal voldoende afschrikwekkend zijn voor verdachte, zodat wordt voldaan aan de noodzaak van speciale preventie. Verdachte is een
first offender. Daarnaast voert de raadsman aan, voor zover zou worden besloten tot het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf dat volstaan kan worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende geruime tijd vier slachtoffers belaagd. Belaging is een ernstig feit nu het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van slachtoffers. Het handelen van verdachte was intimiderend, te meer nu verdachte kennis bleek te hebben van het persoonlijke leven van de slachtoffers terwijl zij ook in de avond en nachtelijke uren werden benaderd. Als het gevolg van het gedrag van verdachte zijn de slachtoffers in de uitoefening van hun beroep als advocaat gehinderd en belemmerd. Het nemen van een ander 06-nummer was voor hen geen optie, omdat (potentiele) cliënten hen dan niet goed meer zouden kunnen bereiken. Dit betekent dat zij zich genoodzaakt zagen om hun mobiele nummer te behouden, met als gevolg dat zij extra kwetsbaar werden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Uit dit strafblad blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
De rechtbank legt, gelet op de duur van de belaging en dat sprake is van vier slachtoffers, in deze zaak de nadruk op een straf die ertoe strekt dat herhaling wordt voorkomen. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zich nooit meer schuldig zal maken aan belaging, is de rechtbank er toch niet bepaald gerust op dat verdachte het verwerpelijke van zijn handelen voldoende inziet. Dat is voor de rechtbank reden om aan hem een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en een taakstraf, zodat hij zo lang mogelijk ervan doordrongen blijft dat een nieuwe misstap ernstige gevolgen voor hem kan hebben.
Zij acht om die reden een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 240 uur passend en geboden. Dat de rechtbank een kortere pleegperiode bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie heeft voorgesteld, maakt dit - gelet op het ergerlijke en intimiderende gedrag van verdachte en de duur van de inbreuk - niet anders.
In het voorgaande ziet de rechtbank bovendien aanleiding om, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid op grond van artikel 38v Sr op te leggen. Deze maatregel behelst een contactverbod met de aangevers mrs. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Met dit verbod beoogt de rechtbank dat de aangevers de normale uitoefening van hun werkzaamheden kunnen hervatten en de kans op recidive door verdachte wordt verminderd. Het verbod geldt voor de duur van twee jaar. Voor iedere keer dat verdachte het verbod overtreedt, zal vervangende hechtenis van één week worden opgelegd.
De rechtbank zal deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren als bedoeld in het vierde lid van dat artikel, nu er rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw zich belastend gedraagt jegens aangevers.
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

1. STK Zaktelefoon kl: zwart, Nokia 101, [nummer] ;

1. STK Zaktelefoon, kl: zwart, Nokia 1616, [nummer] ;

1. STK Simkaart van zaktelefoon, Telfort, [nummer] ;

1. STK Simkaart van zaktelefoon, Telfort, [nummer] ;

1. STK Simkaart van zaktelefoon, Telfort, [nummer] ,

die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het bewezen geachte onder 1, 2, 3 en 4 is begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 38v, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde:
Belaging, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) MAANDEN.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
120 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde:
Voor de duur van
2 (twee) jaarna de datum van dit vonnis op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met mrs. [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door de veroordeelde niet aan de maatregel wordt voldaan.
De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 (één) weekvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Verklaart verbeurd:

1. STK Zaktelefoon kl:zwart, Nokia 101, [nummer] ;

1. STK Zaktelefoon, kl:zwart, Nokia 1616, [nummer] ;

1. STK Simkaart van zaktelefoon, Telfort, [nummer] ;

1. STK Simkaart van zaktelefoon, Telfort, [nummer] ;

1. STK Simkaart van zaktelefoon, Telfort, [nummer] .

Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:

1. STK Simkaart van zaktelefoon

AFRICELL
[nummer]

1. STK Simkaart van zaktelefoon

TELFORT
[nummer]
1
STK Simkaart van zaktelefoon
TELFORT
[nummer]
1. STK Simkaart van zaktelefoon
KPN
[nummer]
1. STK Zaktelefoon K1:Wit
KAZAM Life Bi
[nummer]
1. STK Zaktelefoon K1:IT
SANSUNG GtsS83Oi
[nummer]
1. STK Simkaart van zaktelefoon
ALBERT HEIJN AH MOBIEL
[nummer]
1. STK Simkaart van zaktelefoon
TEL FORT
[nummer]
1. STK Simkaart van zaktelefoon
LEBARA
[nummer]
1. STK Simkaart van zaktelefoon
LEBARA
[nummer]
1. STK Simkaart van zaktelefoon
T MOBILE
[nummer]
1. STK Simkaart van zaktelefoon
KPN
[nummer]
Heft het –geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Hofstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 april 2017.