ECLI:NL:RBAMS:2017:2577

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
5169185 CV EXPL 16-19027
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot onderbreking van waterlevering afgewezen wegens strijd met de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Waternet en een consument, aangeduid als [gedaagde]. Waternet vorderde onder andere betaling van een openstaande schuld van € 373,17 voor waterlevering, alsook de onderbreking van de waterlevering aan de consument. De consument had een verzoek gedaan om zijn woonadres niet openbaar te maken en had een deel van de facturen onbetaald gelaten. Waternet had in de periode van 28 februari 2012 tot en met 2 september 2014 facturen verzonden, waarvan een deel onbetaald was gebleven. Na dagvaarding had de consument een bedrag van € 25,00 betaald via zijn budgetbeheerder.

De rechtbank oordeelde dat Waternet niet had voldaan aan de eisen van de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater. De kantonrechter stelde vast dat Waternet niet de juiste procedure had gevolgd voor het afsluiten van de waterlevering, zoals vereist door de Regeling. De rechtbank wees de vordering tot onderbreking van de waterlevering af, omdat niet was aangetoond dat de consument in strijd met de Regeling was gehandeld. De kantonrechter oordeelde dat de consument had geprobeerd zijn financiële situatie te verbeteren via budgetbeheer en dat Waternet niet op goede gronden had geweigerd om buiten rechte tot een oplossing te komen.

De rechtbank veroordeelde de consument tot betaling van de hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, maar compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedures bij het afsluiten van waterlevering aan kwetsbare consumenten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5169185 CV EXPL 16-19027
vonnis van: 28 maart 2017
fno.: 569

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting Stichting Waternet

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Waternet
gemachtigde: R.W.H. van Dijk
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. G.M. Haring

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 6 juni 2016 met producties;
  • antwoord met producties;
  • instructievonnis;
  • repliek met producties;
  • dupliek met producties;
  • akte uitlating producties van Waternet;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
Waternet levert water aan het perceel gelegen aan het woonadres van [gedaagde], waarvan [gedaagde] de gemeente heeft verzocht dit adres aan derden niet kenbaar te maken.
1.2.
Waternet heeft in de periode 28 februari 2012 tot en met 2 september 2014 facturen ter zake van waterlevering aan [gedaagde] gezonden voor een bedrag van
€ 472,11. [gedaagde] heeft daarvan vóór dagvaarding € 373,17 onbetaald gelaten.
1.3.
Op 22 oktober 2013 heeft een medewerker van Waternet een huisbezoek aan [gedaagde] gebracht en daarvan een rapport opgemaakt.
1.4.
Bij brief van 19 oktober 2015 heeft de incassogemachtigde [gedaagde] schriftelijk gesommeerd om € 373,17 te voldoen binnen 14 dagen na ontvangst van de brief, ingaande 2 dagen na dagtekening van de brief, bij gebreke waarvan incassokosten van € 55,98 in rekening zouden worden gebracht.
1.5.
Artikel 1 van de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 17 april 2012, houdende regels met betrekking tot het afsluiten van kleinverbruikers van drinkwater (Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater) – hierna de Regeling – luidt:
1 In deze regeling wordt verstaan onder:a. kwetsbare consument: kleinverbruiker voor wie de beëindiging van de levering van drinkwater zeer ernstige gezondheidsrisico’s tot gevolg zou hebben voor de kleinverbruiker of huisgenoten van de kleinverbruiker;b. schuldhulpverlening: toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in titel III van de Faillissementswet of ondersteuning van natuurlijke personen door een instantie als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet bij het vinden van een adequate oplossing voor schuldsituatie gericht op de aflossing van schulden.
1.6.
Artikel 3 luidt:
‘1 Indien een kleinverbruiker niet binnen de gestelde termijn voldoet aan een eerste vordering tot betaling door de eigenaar van een drinkwaterbedrijf, zendt die eigenaar ten minste eenmaal een schriftelijke herinnering daaromtrent aan die kleinverbruiker.’‘2 De eigenaar van een drinkwaterbedrijf:a. wijst de kleinverbruiker bij die herinnering op de mogelijkheden voor schuldhulpverleningb. biedt bij die schriftelijk herinnering aan om met schriftelijke toestemming van de kleinverbruiker diens contactgegevens, diens klantnummer en informatie over de hoogte van diens schuld aan een instantie ten behoeve van schuldhulpverlening te verstrekken, tenzij de kleinverbruiker geen natuurlijk persoon is, enc. vermeldt bij de schriftelijke herinnering dat de kleinverbruiker niet wordt afgesloten indien hij een medische verklaring als bedoeld in artikel 6, onderdeel d. overlegt, onverlet de omstandigheden genoemd in de onderdelen a tot en met c van dat artikel.’
1.7.
Artikel 4 van de Regeling luidt:
‘De eigenaar van een drinkwaterbedrijf spant zich in om in persoonlijk contact te treden met de kleinverbruiker teneinde deze te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen, en om uitsluitsel te krijgen over het al of niet geven van toestemming als bedoeld in artikel 3, tweede lid onder b.’
1.8.
Artikel 6 van de Regeling luidt:
‘De eigenaar van een drinkwaterbedrijf beëindigt de levering van drinkwater aan een kwetsbare consument niet, tenzij:a. de kwetsbare consument daarom verzoektb. er sprake is van fraude of misbruik door de kwetsbare consumentc. de onveiligheid van de installatie beëindiging van de levering noodzakelijk maakt, ofd. er sprake is van wanbetaling en de kwetsbare consument niet binnen een redelijke termijn een verklaring van een arts, niet zijnde de behandelend arts van de betrokkene, kan overleggen waaruit de zeer ernstige gezondheidsrisico’s die ontstaan door het afsluiten van drinkwater blijkt.’
1.9.
Na dagvaarding heeft [gedaagde] op 25 november 2016 € 25,00 betaald aan Waternet via zijn budgetbeheerder.

Vordering en verweer

2. Waternet vordert bij dagvaarding dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 373,17 aan hoofdsom vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2016;
b. € 55,98 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 27,25 aan rente, berekend tot en met 31 mei 2016;
e. de proceskosten.
Tevens vordert Waternet – kort gezegd – onderbreking van [gedaagde] van de waterlevering op kosten van [gedaagde], begroot op € 70,00, en ex artikel 558 RV de daartoe noodzakelijke ontruiming van het woonadres van [gedaagde] voor de duur van de voor de onderbreking noodzakelijke werkzaamheden. Bij haar laatste akte vermindert Waternet de vordering met een na dagvaarding gedane betaling van € 25,00 en specificeert zij de vervallen rente tot en met 20 december 2016, begroot op € 31,61.
3. Waternet stelt daartoe – kort gezegd – dat [gedaagde] de facturen genoemd onder 1.2 ter zake van waterlevering aan haar adres niet heeft voldaan, ondanks sommatie daartoe door de gemachtigde.
4. Waternet is gebonden aan de Regeling. Zij geeft hier uitvoering aan door actief te proberen in contact te komen met afnemers om betalingsachterstanden te voorkomen en/of te beëindigen. Tevens wordt in haar herinneringen en aanmaningen gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening en verwezen naar de website van de NVVK.
5. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer en voert – kort gezegd – aan dat zij de vordering niet betwist. Zij heeft echter getracht om haar financieel slechte situatie op te lossen via budgetbeheerder CAV. Van de drie dossiers die door de gemachtigde van Waternet zijn aangemaakt (ter zake vorderingen van Waternet) zijn er twee afgehandeld door middel van betalingen via CAV en wordt thans ter aflossing van de vordering in deze procedure een bedrag van € 25,00 per maand betaald. Tevergeefs is getracht om buiten rechte tot een oplossing te komen. De gemachtigde van Waternet stond daar niet voor open. CAV maakt met ingang van 25 november 2016 maandelijks een bedrag van
€ 25,00 per maand over aan Waternet.
6. De overige stellingen en verweren komen voor zover van belang bij de beoordeling aan de orde.

Beoordeling

7. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering wat betreft de hoofdsom. De hoofdsom en de daarover gevorderde, onvoldoende bestreden, wettelijke rente zijn toewijsbaar. De betaling van [gedaagde] van 25 november 2016 van € 25,00 strekt in mindering op de vervallen rente.
8. Gelet op de bij de dagvaarding overgelegde aanmaning(en) als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW wordt een bedrag aan buitengerechtelijke kosten toegewezen als na te melden.
9. Anders dan Waternet stelt is niet gebleken dat in de aanmaningen van Waternet is opgenomen de aan een herinnering c.q. aanmaning gestelde eisen als opgenomen in artikel 3 onder van de Regeling. Gesteld noch gebleken is dat Waternet een huisbezoek heeft afgelegd als bedoeld in artikel 4 van de Regeling. Weliswaar heeft Waternet één huisbezoek afgelegd, in oktober 2013, waarin [gedaagde] is aangetroffen, echter nergens in het rapport is opgenomen dat de in artikel 4 opgenomen onderwerpen zijn besproken en daarbij is een bezoek in 2013 naar het oordeel van de kantonrechter te lang geleden, zelfs indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 4, om thans over te gaan tot afsluiting.
10. Nu gesteld noch gebleken is dat Waternet ter zake van [gedaagde] de procedure heeft gevolgd als beschreven in voormelde artikelen 3 en 4 van de Regeling waar zij aan gebonden is, een enkele verwijzing naar deze regeling zonder nadere toelichting over de invulling daarvan door Waternet voldoet niet, en gesteld noch gebleken is dat één van de voorwaarden van artikel 6 van de Regeling zich heeft voorgedaan (voor zover het artikel 3 lid c betreft), zal de vordering die betrekking heeft op het onderbreken van de drinkwaterlevering worden afgewezen.
11. Daarbij komt dat vast staat dat [gedaagde] getracht heeft door middel van budgetbeheer via de stichting CAV te komen tot het saneren van zijn slechte financiële positie. Vóór dagvaarding is Waternet hierop gewezen, waarop zij heeft meegedeeld slechts mee te willen werken aan een schuldsaneringsregeling. De kantonrechter begrijpt deze stelling aldus dat Waternet daarmee bedoelt de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de WSNP dan wel een bewindvoering als bedoeld in artikel 1:431 BW. De stichting CAV valt echter onder het begrip schuldhulpverlening als bedoeld in artikel 1b van de Regeling. Derhalve heeft Waternet niet op goede gronden geweigerd in te gaan op een oplossing buiten rechte nu [gedaagde] zich voorzien had van budgetbeheer, c.q. ondersteuning als bedoeld in voornoemd artikel. Van de drie dossiers van Waternet die bij de deurwaarder waren aangebracht zijn er twee buiten rechte afgewikkeld door middel van volledige betaling, via bemiddeling van CAV. Thans is na dagvaarding in ieder geval een bedrag van € 25,00 betaald via CAV om deze vordering eveneens op termijn te voldoen. De kantonrechter ziet gelet op het handelen van (de gemachtigde van) Waternet aanleiding om de kosten van de procedure te compenseren als hierna te melden.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Waternet van:
- € 373,17 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2016 tot aan de voldoening;
- € 55,98 aan buitengerechtelijke kosten;
- € 6,61 aan rente;
compenseert de proceskosten in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.