ECLI:NL:RBAMS:2017:2568

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
C/13/615246 / HA RK 16-335
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure tussen Geka Textiles B.V. en G-Star RAW C.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 april 2017 een verzoek van Geka Textiles B.V. in liquidatie afgewezen om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Geka Textiles, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M. Wolfs, had het verzoek ingediend met het doel bewijs te leveren voor een aanstaande bodemprocedure tegen G-Star RAW C.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. H.P.D. den Teuling. Geka stelde dat G-Star haar had misleid bij het aangaan van een overeenkomst in 2013, en dat er een ongelijkwaardige verhouding bestond tussen de partijen. De rechtbank oordeelde echter dat Geka niet voldoende onderbouwing had gegeven voor haar claims en dat het verzoek om een getuigenverhoor niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank concludeerde dat het verzoek een 'fishing expedition' was, waarbij Geka niet had aangetoond dat zij een vordering had op G-Star. De rechtbank wees het verzoek af en veroordeelde Geka in de proceskosten, die tot dat moment waren begroot op € 1.522,00. De beschikking werd openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/615246 / HA RK 16-335
Beschikking van 13 april 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEKA TEXTILES B.V. in liquidatie,
gevestigd te Sittard,
verzoekster,
advocaat mr. J.M. Wolfs te Maastricht,
en
de commanditaire vennootschap
G-STAR RAW C.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. H.P.D. den Teuling te Amsterdam.
Partijen worden hierna Geka Textiles en G-Star genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 14 september 2016;
  • de tussenbeschikking van 20 oktober 2016, waarbij is bepaald dat een mondelinge behandeling zal worden gehouden;
  • het verweerschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 9 maart 2017;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift, gehouden op

2.De feiten

2.1.
Geka Textiles is een vennootschap van [naam 1] en [naam 2] (hierna: de heren [naam 1] en [naam 2] ). Hetzelfde geldt voor de aan Geka Textiles gelieerde vennootschap Geka Quality Land B.V. in liquidatie (beide vennootschappen gezamenlijk hierna ook: Geka) en de in oktober 2011 opgerichte Zwitserse vennootschap Dufort AG (hierna: Dufort).
2.2.
G-Star maakt haar bedrijf van het ontwerpen, (laten) produceren en distribueren van textielgoederen.
2.3.
In 2002 zijn Geka en de rechtsvoorganger van G-Star een samenwerkings-overeenkomst aangegaan (hierna: de overeenkomst uit 2002), op grond waarvan Geka optrad als een van de leveranciers van G-Star.
2.4.
In de tweede helft van 2012 zijn partijen met elkaar in conflict geraakt over een aantal door Geka aan G-Star verstuurde facturen. In dat kader heeft Geka in december 2012 en januari 2013 diverse conservatoire beslagen ten laste van G-Star (hierna: de beslagen) doen leggen.
2.5.
Hierop heeft G-Star een kort geding-procedure tegen Geka aanhangig gemaakt tot opheffing van de beslagen. Mede op instigatie van de voorzieningenrechter zijn partijen uiteindelijk met elkaar in overleg getreden, hetgeen ertoe heeft geleid dat enerzijds onder andere Geka en Dufort en anderzijds G-Star op 25 januari 2013 een nieuwe overeenkomst zijn overeengekomen (hierna: de overeenkomst uit 2013). Deze luidt - voor zover hier relevant - als volgt.
“(…)
G-Starbetaalt
Gekauiterlijk donderdag 31 januari een lump-sum bedrag van 3,0 mio euro (te vermeerderen met BTW voor zover verschuldigd) waarna beide partijen elkaar niets meer verschuldigd zijn.
Dit betekent onder meer dat:

Gekaalle beslagen per direct opheft en alle claims en vorderingen per direct laat vallen en de procedures intrekt.

G-Starde claims voortkomend uit kwaliteitsproblemen, airfreight en Erno’s laat vallen.
• Alle openstaande facturen van
Gekakomen te vervallen.

G-Staraan
Gekageen procurement vergoeding meer verschuldigd is anders dan in deze overeenkomst wordt afgesproken.
• Het
G-Starvrij staat met alle (voormalige) toeleveranciers van
Gekate werken, zonder daarvoor aan
Gekaeen vergoeding te betalen.
• Alle door partijen eerder gesloten overeenkomsten komen te vervallen.
Van bovenstaand bedrag zal door
G-Star1,2 mio euro worden overgemaakt naar Dufort, waarvoor
Dufortaan
G-Stareen factuur zal sturen onder vermelding van ‘Procurement Fee season 13/1m, 13/2p en 13/2m’. Het restant zal door
G-Starworden overgemaakt aan Geka Quality Land BV.
Gekazal namens Geka Quality Land BV aan
G-Stareen creditnota sturen voor een bedrag van euro 261.439,89 (exclusief BTW).
Partijen komen verder overeen dat [naam 1] en [naam 1] niet voor andere merken dan
G-Starzullen werken.
Gekazal aan nieuwe ontwikkelingen bij nieuwe leveranciers voor G-Star werken waarvoor
Dufortindien dit tot commerciële orders leidt een procurement vergoeding zal ontvangen. Voor alle nieuwe leveranciers (waar
G-Stargedurende minimaal twee jaar niet heeft gewerkt) die Dufort aanbrengt en waarbij
G-Starvervolgens een opdracht plaatst, geldt dat
Dufortervoor zorgt dat de nieuwe leverancier voldoet aan de leverancierseisen van
G-Staren waarbij
Dufortzorgdraagt voor bemiddeling, onderhandeling, compliance check en de gebruikelijke andere zaken in de aanloop van het plaatsen van een opdracht waarbij
Dufortechter niet het recht heeft
G-Starte vertegenwoordigen of namens
G-Starovereenkomsten te sluiten met leveranciers, zal
G-Starvoor een periode van maximaal 2 jaar lopende
vanaf het eerste seizoen waarin bestellingen bij deze leverancier worden geplaatst een vergoeding aan
Dufortbetalen van 5% van de FOB waarde op het bestelde volume in het betreffende seizoen, te betalen 50% bij het plaatsen van de order en 50% bij het moment van leveren. Na 2 jaar betaalt
G-Stargeen vergoeding meer aan
Dufortvoor leveringen van deze leveranciers. In 2014 zal de minimale vergoeding 250k euro bedragen. Halverwege 2014 zullen beide partijen de samenwerking evalueren. Indien de partijen tot de conclusie komen dat de samenwerking voor het jaar 2015 niet wordt voortgezet, dan heeft
G-Starde keuze om ofwel 250k euro na te betalen voor het jaar 2015, ofwel de afspraak dat [naam 1] en [naam 2] niet voor andere merken zullen werken per 1 januari 2015 te laten vervallen.
Om ervoor te zorgen dat de nieuwe ontwikkelingen op gang komen zal
Gekaworden betrokken in het ontwerp proces (step 0 tot en met 4) en minimaal 4 keer per jaar worden uitgenodigd om de R&D ontwikkelingen te delen.
(…)”.
2.6.
In juli 2013 is namens Dufort de Chinese firma J.D. United Manufacturing Corporation Ltd. (hierna: JDU) aan G-Star voorgedragen als leverancier.
2.7.
In juli 2014 heeft G-Star aan Geka bericht dat zij JDU als leverancier afwijst.
2.8.
G-Star heeft de in de overeenkomst uit 2013 opgenomen minimale procurementvergoeding voor 2014 aan Dufort betaald.
2.9.
Geka Textiles is bij besluit van haar algemene vergadering van aandeelhouders per
30 september 2014 ontbonden. De aangestelde vereffenaar van Geka, Wini Holding B.V. (hierna: Wini Holding), heeft op diezelfde datum een opstelling van het batig saldo, de rekening en verantwoording en het plan van verdeling opgesteld.
2.10.
In het voorjaar van 2015 is onenigheid ontstaan over de vraag of Dufort recht zou hebben op een procurementvergoeding voor 2015.
2.11.
Bij brief van 3 augustus 2015 heeft mr. Wolfs G-Star namens Dufort gesommeerd om de overeenkomst uit 2013 na te komen.
2.12.
Bij brief van 22 januari 2016 heeft mr. Wolfs G-Star namens onder andere Geka en Dufort meegedeeld dat hij op grond van artikel 3:49 Burgerlijk Wetboek (BW) de overeenkomst uit 2013 buitengerechtelijk vernietigt wegens misbruik van omstandigheden en/of dwaling.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Geka Textiles heeft de rechtbank verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen teneinde in ieder geval de drie in het verzoekschrift genoemde personen als getuigen te horen.
3.2.
Met het verzoek wenst Geka Textiles met het oog op een door haar aanhangig te maken bodemprocedure duidelijkheid te verkrijgen over en bewijs te leveren van de gebeurtenissen die zich tussen haarzelf en G-Star hebben afgespeeld. Meer in het bijzonder betreffen deze feiten dat: a) ten tijde van het aangaan van de overeenkomst uit 2013 een ongelijkwaardige verhouding bestond tussen partijen; b) G-Star de overeenkomst uit 2013 niet is aangegaan om de gerezen geschillen te beslechten en de samenwerking verder voort te zetten; c) G-Star de overeenkomst uit 2013 enkel, althans in overwegende mate, is aangegaan om onder de overeenkomst uit 2002 uit te komen; d) de werkelijke reden waarom G-Star de overeenkomst uit 2013 is aangegaan, gelegen was in het feit dat zij Geka buitenspel wilde zetten om op die manier vrijelijk en zonder procurementvergoeding aan Geka verschuldigd te zijn in contact te kunnen treden met het netwerk van toeleveranciers waarmee zij door/via Geka in contact is gekomen zonder met door Geka aangedragen leveranciers in zee te (willen) gaan althans zelfs maar die te (willen) bezoeken; e) G-Star op geen enkele wijze daadwerkelijk uitvoering heeft gegeven aan de afspraken zoals neergelegd tussen partijen in de overeenkomst uit 2013.
Geka overweegt in de door haar aanhangig te maken bodemprocedure een vordering tot vernietiging van de overeenkomst uit 2013 op grond van bedrog, misbruik van omstandigheden of dwaling in stellen, en/of een vordering tot schadevergoeding op grond van deze vernietiging dan wel wanprestatie.
3.3.
Geka legt - kort weergegeven - het volgende aan haar verzoek ten grondslag. Geka heeft de sterke indruk dat G-Star haar bewust op het verkeerde been heeft willen zetten, door haar te doen geloven dat ook G-Star de samenwerking voort wilde zetten, hierbij misbruik makend van de afhankelijke positie van Geka in dit verband. Na het aangaan van de overeenkomst uit 2013 heeft G-Star echter op geen enkel moment uitvoering gegeven aan die overeenkomst. Op voorstellen om leveranciers te bezoeken werd niet of zeer laat gereageerd, laat staan dat G-Star haar (noodzakelijke) toestemming heeft gegeven om met leveranciers in zee te gaan. G-Star is bezoeken aan leveranciers al helemaal uit de weg gegaan. Geka heeft hieraan de conclusie verbonden dat G-Star haar bij de onderhandelingen over de overeenkomst bewust heeft willen misleiden, hierbij misbruik makend van de afhankelijke positie van Geka in dit verband. G-Star had kunnen weten dat Geka de overeenkomst uit 2013 niet zou zijn aangegaan, indien zij had geweten dat dit feitelijk niet alleen een beëindiging van de samenwerking zou betekenen, maar ook dat zij G-Star hiermee groen licht zou geven om haar netwerk van toeleveranciers te gebruiken zonder dat Geka ooit nog inkomsten zou verkrijgen via G-Star. G-Star had Geka hierop moeten wijzen, maar heeft dit niet gedaan, aldus steeds Geka.
3.4.
G-Star verzet zich gemotiveerd tegen toewijzing van het verzoek en verzoekt de rechtbank Geka te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover nodig - nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
G-Star heeft allereerst het verweer gevoerd dat Geka Textiles niet meer bestaat en daarom niet meer in rechte kan optreden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit het plan van verdeling volgt dat conform de statuten van de vennootschap het batig saldo is toegedeeld aan haar enig aandeelhouder Geka Fortuni Holding B.V. in liquidatie. De finale slotuitkering van dit batig saldo conform het plan van verdeling zal met (aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid) kort na afloop van de termijn van twee maanden van artikel 2:23b lid 4 BW, die begint te lopen na neerlegging van de rekening en verantwoording en het plan van verdeling ten kantore van het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: het handelsregister respectievelijk de KvK), derhalve omstreeks december 2014, hebben plaatsgevonden. Hiermee is de vereffening ingevolge artikel 2:23b lid 9 BW geëindigd, hetgeen ingevolge artikel 2:19 lid 6 BW impliceert dat Geka Textiles toen is opgehouden te bestaan.
4.2.
Geka Textiles heeft het voorgaande betwist. Zij heeft aangevoerd dat het moment waarop de vennootschap daadwerkelijk zou zijn opgehouden te bestaan nog niet is bereikt. Geka Textiles heeft hiervan ook nog niet, zoals wel is vereist, opgaaf gedaan bij het handelsregister via het daartoe bestemde ‘17B-formulier’, aldus Geka.
4.3.
Op zich is de rechtbank - met G-Star - van oordeel dat het onwaarschijnlijk is dat de aandeelhouder van Geka Textiles - zonder overleg met de bestuurders van vennootschap - op 30 september 2014 het besluit heeft genomen de vennootschap te ontbinden waarbij tegelijkertijd door de aandeelhouder (in hoedanigheid van vereffenaar) de rekening en verantwoording is opgesteld en het plan van verdeling nog diezelfde dag is neergelegd bij de KvK, als - zoals Geka tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld - Geka Textiles op dat moment al in gesprek was met haar advocaat over een mogelijke claim van de vennootschap op G-Star. Dit temeer nu haar raadsman medio 2015 bij G-Star namens Dufort en niet namens Geka aanspraak maakte op een vordering. Nu evenwel de advocaat van Geka Textiles tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij al in september 2014 met Geka in gesprek was en de (voormalig) bestuurders van Geka hebben verklaard dat het batig saldo nog niet is uitgekeerd aan de aandeelhouder, maar nog op een bankrekening op naam van Geka Textiles staat, zal de rechtbank er vanuit gaan dat de vennootschap nog bestaat en haar verzoek inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
Bij de beoordeling van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, geldt ingevolge artikel 186 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), gelezen in samenhang met het bepaalde in artikel 166 Rv, als hoofdregel dat, indien bewijs door getuigen bij de wet is toegelaten, de rechter een getuigenverhoor beveelt zo vaak een der partijen dit verzoekt, de te bewijzen aangeboden feiten zijn betwist en de te bewijzen feiten tot een beslissing in de zaak kunnen leiden.
4.5.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan, ook als het overigens aan de eisen voor toewijzing voldoet, evenwel onder andere worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt, waarvan onder meer sprake kan zijn indien verzoeker, in aanmerking nemende de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen, in redelijkheid niet tot toepassing van die bevoegdheid kan worden toegelaten. Ook kan toewijzing van het verzoek achterwege blijven indien het strijdig is met een goede procesorde, dan wel dat toewijzing van het verzoek moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig beoordeeld bezwaar. Voorts is ook de in artikel 3:303 BW neergelegde regel, dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt, op het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor van toepassing. Deze laatste regel brengt mee dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor behoort te worden afgewezen als de verzoeker daarbij onvoldoende belang heeft.
4.6.
In het verzoekschrift wordt gesteld dat Geka de “sterke indruk heeft” dat G-Star haar bij het aangaan van de overeenkomst uit 2013 “bewust op het verkeerde been heeft willen zetten”, dat G-Star deze overeenkomst enkel is aangegaan om Geka “buitenspel te zetten” en dat “G-Star haar bij de onderhandelingen over de overeenkomst bewust heeft willen misleiden”. Tijdens de mondelinge behandeling heeft (de advocaat van) Geka herhaald dat G-Star Geka “op bijzonder oncharmante wijze buiten spel [heeft] gezet” en eraan toegevoegd dat “G-Star moedwillig karaktermoord op zowel Geka, als op de heren [naam 1] en [naam 2] én op ondergetekende [lijkt] te willen plegen”. Door middel van het voorlopig getuigenverhoor wenst Geka te onderzoeken of en tegelijkertijd te bewijzen dat haar indruk gegrond is. Geka heeft echter de stellingen waarop zij haar verwijten aan het adres van G-Star baseert (hiervoor onder 3.2) op geen enkele wijze onderbouwd. Een dergelijke onderbouwing had in het licht van het (uitvoerige en gemotiveerde) verweer van G-Star wel op haar weg gelegen. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Geka stelt allereerst onder e) dat G-Star nooit uitvoering heeft gegeven aan de overeenkomst uit 2013. Geka verwijt G-Star in dit verband dat de in de overeenkomst uit 2013 genoemde evaluatie nooit heeft plaatsgevonden, maar G-Star heeft onweersproken gesteld dat Geka en Dufort (althans de heren [naam 1] en [naam 2] ) ook nooit om een dergelijke evaluatie hebben verzocht. Dat G-Star de overeengekomen minimale procurementvergoeding voor 2014 aan Dufort heeft betaald, heeft Geka niet betwist. Dat G-Star de door Dufort aangedragen leverancier JDU op goede gronden (zoals uitvoerig en met stukken onderbouwd uiteengezet in het verweerschrift) heeft afgewezen, heeft Geka evenmin betwist. Geka stelt dat zij, althans Dufort, andere leveranciers heeft aangedragen (hetgeen G-Star betwist), maar zij heeft geen namen van deze leveranciers genoemd en geen enkel stuk overgelegd waaruit dat zou kunnen blijken.
4.7.
Hetgeen Geka in het verzoekschrift naast de hiervoor besproken stelling onder e) heeft opgesomd als te bewijzen gebeurtenissen dan wel feiten (zie opnieuw hiervoor onder 3.2), bestaat voornamelijk uit verschillende algemeen gestelde varianten van haar genoemde indruk maar bevat geen duidelijke feiten waar het getuigenverhoor over zou moeten gaan. In die zin voldoet het verzoek reeds niet aan de daaraan in de wet gestelde eisen. Bovendien heeft Geka haar toch stevige verwijten aan het adres van G-Star in het geheel niet onderbouwd; in feite gaat het om niet meer dan blote stellingen. Daarmee heeft zij niet, althans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een vordering heeft op G-Star en daarmee belang bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Het voorlopig getuigenverhoor is niet bedoeld om getuigen te horen over niet onderbouwde stellingen. Dan zou het immers, zoals G-Star ook heeft betoogd, een ongeoorloofde ‘
fishing expedition’ worden.
4.8.
Het voorgaande leidt tot afwijzing van het verzoek. De rechtbank ziet aanleiding om, zoals verzocht, Geka in de proceskosten te veroordelen. De proceskosten worden aan de zijde van G-Star tot op heden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat
€ 904,00(2 punten × tarief € 452)
Totaal € 1.522,00
4.9.
Aangezien de advocaten van de partijen een afschrift van deze beschikking ontvangen, is geen van partijen gehouden de andere partij op de voet van artikel 190 Rv een afschrift van deze beschikking te zenden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt Geka Textiles B.V. in liquidatie in de proceskosten, tot op heden begroot op € 1.522,00 aan de zijde van G-Star,
5.3.
verklaart deze beschikking wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Dudok van Heel, rechter, bijgestaan door
mr. P.C.N. van Gelderen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2017.