Op 13 april 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen de burgemeester van de gemeente Amsterdam en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die een exploitatievergunning voor het organiseren van commerciële feesten aanvroeg. De burgemeester had eerder een besluit genomen om de aan de vennootschap verleende vergunning in te trekken en een nieuwe vergunning te verlenen met beperkende voorwaarden. De vennootschap maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 13 april 2017 werd de vennootschap vertegenwoordigd door haar directeur en een gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit en bepaalde dat de vennootschap voor de duur van de voorziening moest worden geëxploiteerd conform de eerder verleende vergunning, met inachtneming van de standaard beperkende voorwaarden voor commerciële feesten. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de vennootschap.
De voorzieningenrechter overwoog dat de vennootschap voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij op korte termijn feesten had georganiseerd waarvoor investeringen waren gedaan. De voorzieningenrechter weegde de belangen van de vennootschap, die aanzienlijke schade zou lijden als de feesten niet door konden gaan, tegen de belangen van de burgemeester. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de vennootschap om te kunnen exploiteren zwaarder woog dan het belang van de burgemeester bij onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit. De uitspraak betekent dat de vennootschap de gelegenheid heeft om de al georganiseerde feesten door te laten gaan en dat de directeur de kans krijgt om vertrouwen op te bouwen bij de burgemeester.