Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
€ 2.981,00
4.De beoordeling
€ 300,00) aan salaris advocaat.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak vorderde eiser, [eiser], betaling van een bedrag van € 12.981,00 van de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Eiser stelde dat de gedaagden als bestuurders van de besloten vennootschap Pausa B.V. onrechtmatig hadden gehandeld door uit te treden als bestuurders op een moment dat er een vordering van eiser op de vennootschap bestond. De procedure begon met een dagvaarding op 11 juli 2016, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een bijeenkomst van partijen werd bevolen. De kantonrechter oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor het causaal verband tussen het handelen van de gedaagden en de betalingsonwil van de vennootschap. De kantonrechter concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat de gedaagden wisten of redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. De vordering werd afgewezen en eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, begroot op € 600,00. De beslissing werd uitgesproken op 31 maart 2017.