Uitspraak
wonende te [woonplaats],
- een proces-verbaal van 16 januari 2017 met daarin het wrakingsverzoek;
- een e-mail van 27 februari 2017 van de officier van justitie namens het Openbaar Ministerie met daarin een reactie op het wrakingsverzoek.
1.De feiten
Naar aanleiding van het deel van de camerabeelden dat zojuist ter terechtzitting is getoond, kan ik niet concluderen welk incident het ten laste gelegde incident is. Er zijn immers meerdere incidenten te zien, waarvan overigens ook steeds delen niet te zien zijn omdat de camera wegdraait. Ik stel mij op het standpunt dat het verzoek tot het horen van de verbalisanten dient te worden afgewezen. De verbalisanten hebben hun waarnemingen op ambtseed gerelateerd. Daarbij benadruk ik dat verbalisant (…) heeft gerelateerd dat het voor zijn gevoel ging om een groep mensen van 50 tot 100 personen. Voorts hebben de verbalisanten allebei duidelijk aangegeven op basis waarvan zij verdachte hebben herkend als de persoon die een glas gooide. Zij hebben verdachte niet herkend vanwege de kleur van zijn jas, maar op basis van zijn ogen, oren lengte en postuur. Bovendien kennen zij verdachte enige tijd (…).’