Op 28 maart 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een hotel. De rechtbank oordeelde dat het gewijzigde bouwplan niet als een wijziging van ondergeschikte aard kon worden beschouwd, waardoor het niet meegenomen kon worden in het bezwaar. Het gewijzigde bouwplan diende als een nieuwe aanvraag te worden behandeld, en het bestreden besluit werd als primair besluit aangemerkt. Hierdoor was het beroep van de eisers niet-ontvankelijk, en werd het beroepschrift als bezwaarschrift aangemerkt. De rechtbank droeg de verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan de eisers te vergoeden en veroordeelde verweerder in de proceskosten van de eisers tot een bedrag van € 990,-. De rechtbank concludeerde dat de eisers, als directe buren, belanghebbenden waren en dat de wijzigingen in het bouwplan substantieel waren, wat betekende dat de eerdere aanvraag niet meer relevant was. De rechtbank merkte op dat verweerder nog een beslissing op het bezwaar van de eisers moest nemen en dat de eisers in de gelegenheid gesteld moesten worden om te worden gehoord. De uitspraak benadrukte de noodzaak van rechtsbescherming voor belanghebbenden in dergelijke procedures.