Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[de persoon 1] en [de persoon 2], te Amsterdam, vergunninghouders,
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank overweegt dat de bestemming Tuin-1 een sterk conserverend karakter heeft, zoals door het bestuur ook uitdrukkelijk is aangegeven. Alleen als de bijzondere cultuurhistorische waarde is gewaarborgd, kan er, onder strikte voorwaarden, een tuinhuis worden gebouw in de keurtuinen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een dergelijk tuinhuis wordt gesitueerd in de tuinhuiszone, waarbij de historische achterste perceelgrens als basis dient. Ook de breedte van de toegestane bebouwing is direct gerelateerd aan dat historische perceel, nu het niet breder mag worden dan dat (historisch) perceel. Daarmee is gewaarborgd dat er uitsluitend tuinhuizen binnen een specifieke bebouwingsstrook met een specifieke omvang kunnen worden gerealiseerd. Gelet op de historische toestand, zou dat er toe moeten leiden dat het tuinhuis, behorend bij de hoofdbebouwing aan [het adres 1] wordt opgericht met de achtergevel op de (historische) achterste perceelgrens en het bouwvolume op het historisch perceel van [het adres 1] , ter breedte van maximaal dat perceel. Nu de percelen van de drie hoofdbebouwingen aan [de gracht] historisch doorliepen tot aan diezelfde achterste perceelgrens, maar niet langer toebehoren aan die drie panden, kunnen de gronden gelegen tegen die achterste (historische) perceelgrens logischerwijze niet meer worden bebouwd. Dat die gronden in het verleden zijn aangekocht door de toenmalig eigenaar van [het adres 1] , maakt immers niet dat daarmee de achterste perceelgrens is verlegd.”