Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Wrakingskamer
[verzoeker],
,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 maart 2017 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker, die gedaagde is in een aanhangige civiele procedure, heeft op 2 maart 2017 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.W. van der Veen, de voorzieningenrechter die de zaak behandelt. Verzoeker stelde dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechter, maar de rechtbank oordeelde dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank heeft de gronden van het wrakingsverzoek systematisch beoordeeld en geconcludeerd dat geen van de aangevoerde punten voldoende gewicht had om de wraking te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen mondelinge behandeling nodig was. Bovendien werd vastgesteld dat verzoeker het middel van wraking lichtvaardig had ingezet, wat leidde tot de beslissing dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.