ECLI:NL:RBAMS:2017:2294

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
13/669098-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen en kinderporno met stiefdochter

Op 11 april 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter en het in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2011 tot en met 7 juni 2016 meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn stiefdochter, die op dat moment minderjarig was. De handelingen omvatten het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Daarnaast was de verdachte in het bezit van afbeeldingen van seksuele gedragingen van het slachtoffer, die op dat moment ook nog niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt. De rechtbank heeft de pleegperiode vastgesteld op basis van verklaringen van het slachtoffer en andere bewijsstukken. De verdachte is gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging met betrekking tot kinderporno, omdat niet alle afbeeldingen als zodanig konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten onderkend, waarbij het langdurige en ernstige karakter van het misbruik zwaar heeft meegewogen in de strafoplegging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling bij een forensisch psychiatrisch centrum. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen laptop uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669098-16 (Promis)
Datum uitspraak: 11 april 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
verblijvende op het [adres] , [woonplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.H. Boersma en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. Hansen-Löve naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 7 juni 2016 te [plaats] met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die in de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 6 juni 2011 de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en in de periode vanaf 7 juni 2011 tot en met 7 juni 2016 de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij verdachte meermalen met zijn handen en/of mond haar borsten en/of vagina betast en/of aan haar borsten en/of vagina gezogen en/of gebeten en/of gelikt en/of met zijn vinger(s) in haar vagina gezeten;
artikel 244, 245 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode vanaf 12 januari 2016 tot en met 7 juni 2016 te [plaats] ,
(telkens) een of meer afbeelding(en) - of een gegevensdrager, bevattende een of meer afbeelding(en) - van seksuele gedragingen, van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, te weten:
42 afbeeldingen waarvan 20 unieke afbeeldingen aangetroffen op gegevensdrager onder itemnummer [nummer] (laptop)
in zijn bezit heeft gehad, bestaande die seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - uit:
13 unieke afbeeldingen, waarop [slachtoffer] op een bed lag, waarbij haar shirt omhoog getrokken was en haar verdere lichaam naakt was en haar borsten en vagina goed zichtbaar waren, waarbij deze afbeeldingen waren gericht op de geslachtsdelen van [slachtoffer] en/of 7 unieke afbeeldingen, waarbij [slachtoffer] naakt onder de douche stond;
(artikel 240b Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft onder verwijzing van zijn op geschrift gestelde requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat de seksuele handelingen in ieder geval zijn verricht vanaf 1 januari 2011 omdat het slachtoffer, [slachtoffer] , heeft verklaard dat de handelingen al op de basisschool zijn begonnen, na de verhuizing naar de [adres] . Ervan uitgaande dat 1 januari 2011 de aanvang van de pleegperiode is, heeft een deel van de handelingen voor het twaalfde levensjaar plaatsgevonden en een deel erna. Ten aanzien van het tweede feit kan bewezen worden verklaard dat verdachte een vijftal kinderporno afbeeldingen in bezit heeft gehad. Het betreft onder andere drie unieke afbeeldingen waarbij [slachtoffer] op het bed lag en twee unieke afbeeldingen waarbij [slachtoffer] naakt onder de douche stond. De twee laatstgenoemde afbeeldingen voldoen, net als de drie afbeeldingen van [slachtoffer] in bed, aan de criteria die gelden om te spreken van kinderporno omdat in dit geval geen andere dan seksuele motieven zijn te verzinnen die de reden voor verdachte waren om de foto’s te nemen. Ter terechtzitting geeft verdachte toe dat hij een seksuele bedoeling had bij het maken van de foto’s.
4.3
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij heeft de raadsvrouw wel aangevoerd van mening te zijn dat een kortere pleegperiode bewezen verklaard moet worden. Zij heeft daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat verdachte niet vanaf 1 januari 2010, maar vanaf augustus 2011 (ontuchtige) handelingen heeft gepleegd. De verdachte is naar eigen zeggen in juli of augustus 2011 begonnen met de handelingen, waarbij van seksueel binnendringen aanvankelijk nog geen sprake was. De raadsvrouw stelt dat verdachte bij gebrek aan bewijs dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 1 ten laste gelegde voor zover dit ziet op de pleegperiode van 1 januari 2010 tot en met juli 2011. De verdediging heeft bovendien bewust gekozen om [slachtoffer] niet op dit punt te horen vanwege haar belangen.
Verdachte dient volgens zijn raadsvrouw eveneens te worden vrijgesproken van het hem onder feit 2 ten laste gelegde, voor zover deze beschuldiging ziet op de foto’s van [slachtoffer] onder de douche. Deze foto’s kunnen volgens de raadsvrouw niet worden aangemerkt als kinderpornografisch. De raadsvrouw is van mening dat wel kan worden bewezen dat verdachte 3 unieke kinderpornografische foto’s (de foto’s van [slachtoffer] in bed) in bezit heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
Pleegperiode
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] in het informatief gesprek bij de politie heeft verklaard dat verdachte is begonnen met de handelingen toen zij nog op de lagere school zat en dat zij in haar getuigenverklaring bij de politie heeft verklaard dat verdachte met de handelingen is begonnen toen zij pas op de [adres] woonden. Uit het uittreksel basisregistratie Persoonsgegevens volgt dat verdachte met ingang van 28 juni 2010 staat ingeschreven op het adres aan de [adres] . De rechtbank beschouwt die datum als de datum van verhuizing. Gelet op de verklaringen van [slachtoffer] , acht de rechtbank de aanvangsdatum zoals is genoemd door de officier van justitie in ieder geval aannemelijk en stelt de aanvangsdatum van de pleegperiode vast op 1 januari 2011. De rechtbank zal verdachte van de pleegperiode vóór 1 januari 2011 vrijspreken.
Handelingen
De rechtbank acht het aannemelijk dat de handelingen van verdachte, zoals hij heeft verklaard, aanvankelijk bestonden uit het betasten van de borsten van [slachtoffer] en dat hij pas na enige tijd is overgegaan tot verdergaande handelingen, waaronder het seksueel binnendringen bij [slachtoffer] . De rechtbank kan niet vaststellen dat laatstgenoemde handelingen reeds plaatsvonden vóór de twaalfde verjaardag van [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van seksueel binnendringen vóór 7 juni 2011.
De overige handelingen die verdachte vóór de twaalfde verjaardag van [slachtoffer] heeft gepleegd vallen daarmee niet meer onder de delictsomschrijving van artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals ten laste gelegd, maar onder de delictsomschrijving van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Overige overweging
De rechtbank merkt op dat in de tenlastelegging onder feit 1 niet het woord “ontuchtige” bevat, welk woord wel is opgenomen in de delictsomschrijvingen van artikel 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht. Desalniettemin voldoet de tenlastelegging aan hetgeen daaromtrent wordt geëist, nu het verdachte, gelet op de vermelding van artikel 245 Wetboek van Strafrecht op de tenlastelegging, gelet op de omschrijving van de handelingen in de tenlastelegging en gelet op het verhandelde ter terechtzitting, genoegzaam duidelijk is waarvan hij wordt verdacht. Bovendien kon verdachte gezien het hem in de tenlastelegging verweten seksueel binnendringen begrijpen dat met de in de tenlastelegging genoemde handelingen ontuchtige handelingen werden bedoeld. Verdachte heeft ook geen verweer gevoerd op dit punt. De rechtbank beschouwt het ontbreken van het woord “ontuchtige” als een kennelijke misslag en zal dit woord dan ook inlezen in de tenlastelegging.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
Gedeeltelijke vrijspraak
Volgens de tenlastelegging zou sprake zijn van twintig unieke aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank komt, zoals blijkt uit de bewezenverklaring, niet tot bewezenverklaring van voornoemd aantal. Hiertoe stelt de rechtbank allereerst vast dat op de laptop – in totaal- niet twintig, maar vijf unieke afbeeldingen zijn aangetroffen, hetgeen ter zitting ook is bevestigd door de officier van justitie.
Voorts concludeert de rechtbank ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde afbeeldingen waarbij [slachtoffer] naakt onder de douche staat tot vrijspraak. Gelet op de aan artikel 240b Wetboek van Strafrecht (WvSr) ten grondslag liggende internationale regelgeving en de wetsgeschiedenis van voornoemd artikel moet worden aangenomen dat art. 240b WvSr vooreerst ziet op een afbeelding van een gedraging van expliciet seksuele aard, zoals die aan de hand van de afbeelding zelf kan worden vastgesteld, waaronder begrepen het op zinnenprikkelende wijze tonen van de geslachtsdelen of de schaamstreek. Het gaat hierbij om een gedraging die reeds door haar karakter strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Voorts ziet art. 240b WvSr op een afbeelding die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard in de hiervoor aangegeven zin toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij is tot stand gekomen eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Hierbij kan het gaan om een afbeelding van iemand in een houding of omgeving die weliswaar op zichzelf of in andere omstandigheden "onschuldig" zouden kunnen zijn, maar die in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft.
Bezien in het licht van voornoemd toetsingskader is van een seksuele gedraging als bedoeld in artikel 240b van het WvSr naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de afbeeldingen van [slachtoffer] onder de douche geen sprake. De rechtbank, die de foto ter terechtzitting heeft waargenomen, kan op grond van voornoemde waarneming niet vaststellen of sprake is van het (doen) aannemen van een “uitdagende houding” of een onnatuurlijke ambiance die de afbeelding een seksuele connotatie zou kunnen geven. Hierbij merkt de rechtbank op dat uit de stukken evenmin kan worden opgemaakt dat daarvan sprake zou zijn. Op de afbeeldingen staat een (jonge) vrouw in een douchecabine. De cabine is beslagen waardoor de afbeeldingen vaag zijn. De contouren van haar lichaam zijn zichtbaar. Haar houding is dusdanig dat haar schaamstreek of borsten niet in beeld zijn. Bovendien is er geen sprake van een “uitdagende houding”. Verder ontbreekt de onnatuurlijke ambiance die de afbeeldingen een seksuele connotatie zou kunnen geven. De rechtbank deelt niet de stelling van de officier van justitie dat de seksuele bedoeling waarmee verdachte de foto’s heeft gemaakt reeds maakt dat deze foto’s kinderpornografisch zijn. De rechtbank hecht er wel aan in dit verband op te merken dat het heimelijk maken van deze foto’s terwijl [slachtoffer] nietsvermoedend onder de douche stond vanzelfsprekend dient te worden beschouwd als een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 7 juni 2016 te [plaats] met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij meermalen met zijn handen haar borsten betast;
en
in de periode vanaf 7 juni 2011 tot en met 7 juni 2016 te [plaats] met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die in die periode de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij verdachte meermalen met zijn handen en mond haar borsten en vagina betast en aan haar borsten en vagina gezogen en/of gebeten en gelikt en met zijn vinger(s) in haar vagina gezeten.
2
in de periode vanaf 12 januari 2016 tot en met 7 juni 2016 te [plaats] ,
een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, te weten:
afbeeldingen waarvan 3 unieke afbeeldingen aangetroffen op gegevensdrager onder itemnummer [nummer] (laptop)
in zijn bezit heeft gehad, bestaande die seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - uit:
3 unieke afbeeldingen, waarop [slachtoffer] op een bed lag, waarbij haar shirt omhoog getrokken was en haar verdere lichaam naakt was en haar borsten en/of vagina goed zichtbaar waren, waarbij deze afbeeldingen waren gericht op de geslachtsdelen van [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, in het bijzonder de behandeling bij [naam] .
Voorts heeft de officier gerekwireerd tot verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen laptop.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt, kort samengevat, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft inzicht in wat er is gebeurd. Het is gebeurd onder specifieke omstandigheden, waardoor de kans op herhaling heel klein is. Het is in belang van [slachtoffer] dat de behandeling van verdachte wordt voortgezet. Het is een zware behandeling, waar hij blij mee is. Verdachte is niet gebaat bij een gevangenisstraf. De raadsvrouw verzoekt een taakstraf voor het maximaal aantal uren op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich jarenlang, te weten gedurende een periode van vijf jaar, schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van zijn stiefdochter. De handelingen zijn begonnen toen zijn stiefdochter de leeftijd van twaalf jaar nog niet had bereikt en vonden plaats op de kamer van het slachtoffer, terwijl dit een veilige omgeving voor haar zou moeten zijn. De seksuele handelingen hebben in genoemde periode een aantal keren per week plaats gehad. De handelingen waren van toenemende intensiteit en hebben mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn stiefdochter. Voorts heeft verdachte het slachtoffer naakt gefotografeerd en deze foto’s in bezit gehad. Door zo te handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij in hem stelde. Verdachte heeft hierbij geen rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van het slachtoffer, met de afhankelijke positie waarin zij verkeerde, met het feit dat het slachtoffer reeds kwetsbaar was vanwege de echtscheiding van haar ouders en vanwege de ernstige ziekte van haar moeder. Verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen die zijn handelen voor haar zouden hebben. Hij heeft zich slechts bekommerd om de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. De ervaring leert dat slachtoffer van dergelijke zedendelicten daarvan langdurig psychische klachten (kunnen) ondervinden.
De rechtbank neemt in het bijzonder in acht de lange periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden, de intensiteit van de diverse seksuele handelingen en het zich niet bekommeren om het slachtoffer. Voorts heeft verdachte het vertrouwen geschaad dat als partner, als stiefvader en als familielid in hem gesteld mocht worden.
Feiten als de onderhavige zijn zeer ernstig en schokken de rechtsorde, waarbij in beginsel slechts een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, als erkenning van het slachtoffer, als straf en ter afschrikking van verdachte en als normbevestiging naar anderen.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte, vrijwel direct nadat hij met het feit werd geconfronteerd, openheid van zaken heeft gegeven door een bekennende verklaring af te leggen. Daarnaast heeft verdachte professionele hulp en is hij bereid de nodige behandelingen te volgen, omdat hij naar eigen zeggen verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn daden. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 februari 2017, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een zedendelict.
De rechtbank heeft acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 10 november 2016, opgemaakt door [naam] . Uit het rapport blijkt het volgende:
Een samenloop van omstandigheden heeft ertoe geleid dat betrokkene ontvankelijk was voor onderhavig strafbaar gedrag. Persoonlijke problemen zoals het hebben van stress op zijn werk, de heftige ziekte van zijn vrouw en de intimiteit die hierdoor verloren ging droegen eraan bij dat betrokkene gevoelens ontwikkelde voor zijn stiefdochter. Daarnaast hebben aspecten uit de persoonlijkheid bijgedragen aan onderhavige zaak. Er zijn tekortkomingen geconstateerd in de zin van persoonlijkheidsproblematiek waardoor zijn handelen werd beïnvloedt. Hij toonde grensoverschrijdend gedrag en was zich onvoldoende bewust van het effect van zijn gedrag op het slachtoffer. Er was een gebrek aan empathie en hij kon zich daardoor slecht inleven in het slachtoffer. Hij wist dat zijn handelen verkeerd was maar wist zichzelf geen halt toe te roepen.
Uit de rapportage van de psychiaters [naam psychiater] en [naam psychiater] van 19 oktober 2016 blijkt het volgende, zakelijk weergegeven:
Er is bij betrokkene sprake van een dysthyme stoornis en onderliggend is er sprake van neurotische persoonlijkheidsproblematiek waarbij een persoonlijkheidsstoornis in engere zin nog niet kan worden uitgesloten. Klinisch gezien zijn er onvoldoende aanwijzingen voor het stellen van de diagnose pedofilie, maar strikt classificatoir gezien wordt pedofilie beperkt tot incest wel geclassificeerd. Ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van neurotische persoonlijkheidsproblematiek. Gedurende een tijdsbestek waarin het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden is ook in sommige periodes sprake geweest van dysthymie. Dit heeft de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde in enige mate beïnvloed. De inschatting is dat betrokkene vanuit zijn neurotische persoonlijkheidsproblematiek onvoldoende in staat is geweest die stressoren uit zijn omgeving te hanteren en hier op adequate wijze mee om te gaan, die mede hebben gemaakt dat het ten laste gelegde uiteindelijk heeft plaatsgevonden en met name hebben gemaakt dat hij onvoldoende in staat is geweest dit te stoppen. Er wordt geadviseerd om, indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, betrokkene als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het tenlastegelegde. De kans op recidive hangt samen met de neurotische persoonlijkheidstrekken. Betrokkene heeft geen voorgeschiedenis van pedoseksuele gedragingen. De situationele omstandigheden waaronder het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden maken dat het recidive risico als laag wordt ingeschat. Geadviseerd wordt om het behandel traject dat betrokkene reeds heeft opgestart bij [naam] te laten continueren in het kader van een deels voorwaardelijk strafdeel.
Uit de rapportage van gezondheidszorgpsycholoog [naam gezondheidszorgpsycholoog] van 14 oktober 2016 blijkt dat bij ten tijde van het tenlastegelegde bij verdachte sprake is geweest van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van pedofilie, beperkt tot incest en dat er sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van ontwijkende afhankelijke en obsessief-compulsieve kenmerken. Gedurende bepaalde episodes van het tijdsbestek waarin het tenlastegelegde plaatsvond, was er tevens sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een dysthyme stoornis. Verdachte beschikt in onvoldoende mate over adequate copingmechanismen om persoonlijke problematiek het hoofd te kunnen bieden. Rapporteur adviseert betrokkene voor het tenlastegelegde, indien bewezen, met toepassing van de vijfpuntschaal, licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Hij lijkt zich niet of nauwelijks te hebben beziggehouden met omstandigheden, leeftijd en ontwikkelingsfase van het slachtoffer. Hij heeft zuiver gehandeld vanuit zijn eigen onbevredigde seksuele behoefte. Hij heeft zich daarbij niet of nauwelijks in de persoon van het slachtoffer verplaatst en is zich, nog steeds, in duidelijk onvoldoende mate bewust van de (mogelijke) consequenties van zijn gedrag voor het slachtoffer. Op grond van het onderzoek en de risicotaxatie die heeft plaatsgevonden wordt het risico op recidive als laag ingeschat. Anderzijds moet in de toekomst door betrokkene nog een oplossing gevonden worden voor belangrijke problemen rondom herstel van de relatie met het slachtoffer en het gezin. Indien het tenlastegelegde bewezen kan worden geacht, acht rapporteur voortzetting van de behandeling hij [naam] zinvol.
De rechtbank verenigt zich met bovenstaande conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in enigszins verminderde mate. De rechtbank acht het eveneens noodzakelijk dat verdachte zich onder behandeling laat stellen bij [naam] . Gelet hierop zal de rechtbank een gedeelte van de vrijheidsstraf in voorwaardelijke vorm opleggen.
De rechtbank acht alles afwegende de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1 STK Computer Kl: Zilver DELL Latitude met nummer [nummer]
De computer behoort aan verdachte toe. Nu met betrekking tot dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 240b, 245, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen
plegen, meermalen gepleegd
en met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Ten aanzien van feit 2
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
10 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de Reclassering Nederland zullen worden gegeven;
zich binnen een week meldt bij Reclassering Nederland op het volgende adres: [adres] . Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
zich laat behandelen bij [naam] , centrum voor ambulante forensische psychiatrie, of een soortgelijke ambulante forensische zorg, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering en/of deze instantie dit wenselijk achten. De veroordeelde zal zich dan houden aan de aanwijzingen die door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurd:
1. STK Computer Kl: Zilver DELL Latitude met nummer [nummer]
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.H.C. Jongeneel, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Nieuwenhuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2017.