ECLI:NL:RBAMS:2017:2278

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
10 april 2017
Zaaknummer
AMS 16/6815
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep in Woz-zaak met professionele rechtsbijstand en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiseres, een vrouw uit Amsterdam, werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener, die tevens huurder was van het object in kwestie. De rechtbank ontving op 31 oktober 2016 een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar van 12 oktober 2016. Eiseres trok haar beroep in op 9 januari 2017 en vroeg om vergoeding van de proceskosten. De heffingsambtenaar reageerde op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar stelde dat er geen sprake was van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en beoordeeld of de intrekking van het beroep rechtsgeldig was. De rechtbank concludeerde dat de intrekking rechtsgeldig was en dat verweerder aan het beroep was tegemoetgekomen. Vervolgens werd de vraag behandeld of eiseres recht had op vergoeding van proceskosten in beroep. De rechtbank oordeelde dat eiseres gebruik had gemaakt van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 495,-. Het verzoek om vergoeding van proceskosten in bezwaar werd afgewezen, omdat eiseres niet om vergoeding had verzocht in de bezwaarprocedure. Tot slot werd bepaald dat verweerder het griffierecht van € 46,- aan eiseres moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/6815

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[de vrouw] , te Amsterdam, eiseres,

(gemachtigde: mr. L. de Groot ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 31 oktober 2016 een beroepschrift ontvangen gericht tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 12 oktober 2016 (de bestreden uitspraak).
Bij brief van 9 januari 2017, via verweerder ontvangen op 3 februari 2017, is het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft bij brief van 1 maart 2017 gereageerd op het verzoek om een proceskostenvergoeding.
Eiseres heeft bij brief van 10 maart 2017 op het verweerschrift gereageerd.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. De rechtbank heeft het onderzoek met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten.
2. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, voor zover van belang, worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op het verzoek van de belanghebbende.
Ingevolge het derde lid van dat artikel wordt het verzoek gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist.
3. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
4. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
5. In artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is bepaald dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Awb uitsluitend betrekking kan hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. (...);
c. (...);
d. (...);
e. (...); en
f. (...).
Standpunten
6. In de intrekkingsverklaring van 9 januari 2017 is verzocht om vergoeding van de proceskosten in bezwaar en beroep.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres noch in bezwaar noch in beroep sprake is geweest van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat eiseres als eigenaar en gebruiker van het object [adres] te Amsterdam moet worden aangemerkt en dat [bedrijf] . in de hoedanigheid van huurder niet tevens als door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstandsverlener kan worden aangemerkt.
8. Eiseres heeft in reactie op het verweerschrift erkend dat in bezwaar niet om vergoeding van proceskosten is verzocht omdat in de door verweerder beschikbaar gestelde formulieren niet de optie van een proceskostenverzoek is opgenomen. Om die reden is eiseres van mening dat aanspraak kan worden gemaakt op vergoeding van de proceskosten in bezwaar.
Beoordeling
9.1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de intrekkingsverklaring van 9 januari 2017 als een rechtsgeldige intrekking kan worden aangemerkt. De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten.
De intrekking van 9 januari 2017 is ondertekend door [de man] . [de man] is werkzaam bij [bedrijf] . In de door eiseres ondertekende volmacht van 26 oktober 2016 heeft zij [bedrijf] . gevolmachtigd om haar in beroep te vertegenwoordigen. Het beroepschrift is door L. de Groot , werkzaam bij [bedrijf] . ingediend. De reactie op het verweerschrift is eveneens door L. de Groot ingediend.
9.2
Uit het voorgaande volgt dat de intrekking van het beroep op 9 januari 2017 rechtsgeldig is.
10. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt vast dat partijen daarover niet van mening verschillen.
11.1
Op de vraag of eiseres aanspraak kan maken op vergoeding van proceskosten in beroep moet worden beoordeeld of eiseres gebruik heeft gemaakt van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
Eiseres is eigenaar van het object [adres] te Amsterdam: [bedrijf] . is gebruiker (huurder) van dit object. Dit betekent dat sprake is van twee verschillende. Niet in geschil is dat eiseres zich door [bedrijf] . heeft laten vertegenwoordigen. Evenmin is in geschil dat eiseres [bedrijf] . heeft gevolmachtigd. Gesteld noch gebleken is dat [bedrijf] . voor de aan eiseres verleende rechtsbijstand geen kosten heeft berekend. Dit betekent dat de door [bedrijf] . verleende rechtsbijstand, ongeacht door welke medewerker van [bedrijf] . verleend, als door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand moet worden aangemerkt. De rechtbank verwijst hierbij naar de huidige lijn in de jurisprudentie waarin door een bedrijfsjurist en een familielid verleende rechtsbijstand onder voorwaarden als door een derde verleende rechtsbijstand wordt aangemerkt.
11.2
Nu verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen bestaat aanleiding om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb vast op € 495,- (1 punt voor het beroepschrift, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1) als kosten van verleende rechtsbijstand.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten in bezwaar. De rechtbank overweegt hierbij dat niet is gebleken dat eiseres in de bezwaarprocedure om vergoeding van proceskosten heeft verzocht. De omstandigheid dat op het door verweerder beschikbaar gestelde bezwaarformulier geen mogelijkheid is gegeven om een verzoek om vergoeding van de proceskosten aan te vinken kan niet tot een andere conclusie leiden. De keus van eiseres om gebruik te maken van een beschikbaar gesteld formulier legt eiseres geen beperkingen op. Eiseres had, net als overigens bij de intrekking van het beroep is gedaan, op het bezwaarformulier en/of in een separaat of aanvullend bezwaarschrift om vergoeding van de proceskosten kunnen verzoeken. Bovendien biedt verweerders bezwaarformulier ruimte voor het geven van een toelichting, een mogelijkheid waarvan eiseres overigens ook gebruik van heeft gemaakt.
Het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar wordt daarom afgewezen.
13. Nu eiseres het griffierecht van € 46,- heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, dient verweerder aan eiseres het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 495,-;
  • wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten in bezwaar af.
Deze uitspraak is gedaan op 11 april 2017 door mr. H.C. Naves, rechter, in aanwezigheid van M.P. Osinga-Sanders, de griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Coll: M.P.O.
D: B