ECLI:NL:RBAMS:2017:2271

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
10 april 2017
Zaaknummer
C/13/622211 / FA RK 17-256
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van moeder met kinderen naar Zweden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de gezamenlijke gezagsuitoefening tussen een moeder en een vader na hun scheiding. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met haar twee minderjarige kinderen naar Zweden te verhuizen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De moeder, die Zweedse is, gaf aan dat zij in Nederland geen netwerk heeft en dat de verhuizing naar Zweden noodzakelijk is voor haar welzijn en dat van de kinderen. De vader, die Duits is, voerde verweer en vreesde dat de verhuizing de band met de kinderen zou schaden. De rechtbank oordeelde dat de moeder de verhuizing goed had voorbereid en dat de zorgregeling die zij voorstelde voldoende compensatie bood voor de beperking van het contact tussen de vader en de kinderen. De rechtbank concludeerde dat de verhuizing in het belang van de kinderen was, gezien hun leeftijd en de noodzaak voor de moeder om dichter bij haar familie te wonen. De rechtbank verleende de moeder de gevraagde toestemming en bepaalde de zorgregeling tussen de ouders.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/622211 / FA RK 17-256
Beschikking van 5 april 2017 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. H. Zobuoglu te Amsterdam,
tegen
[vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. M.M. van Maanen te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.
Als belanghebbende is aangemerkt: Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA).

1.Het verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het op 16 januari 2017 ter griffie ingediende verzoekschrift.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van 3 maart 2017.
Gehoord zijn:
-de moeder, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. H. Zobuoglu, in bijzijn van een tolk Noors;
-de vader, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M. van Maanen, in bijzijn van een tolk Duits;
-mevrouw [naam 1] , namens JBRA;
-mevrouw [naam 2] , namens de Raad.

2.De feiten

Partijen zijn gehuwd op [datum] 2013. Uit het huwelijk zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
In het kader van de echtscheidingsprocedure is bij beschikking van 8 februari 2017 onder meer bepaald dat in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders, de vader de minderjarige elke zaterdag van 9.00 uur tot 18.00 uur en tevens eenmaal per twee weken enkele uren achtereen op een dag door de week bij zich zal hebben.
De kinderen verblijven sinds het uiteengaan van partijen bij de moeder.
Partijen bevinden zich in een vrijwillig hulpverleningstraject van JBRA.

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt:
a. vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Zweden te verhuizen;
b. een zorgregeling vast te stellen conform het ouderschapsplan dat als productie 14 bij dit verzoekschrift is ingediend, kosten rechtens.

4.Standpunten

De moeder onderbouwt haar verzoek als volgt. Zij is Zweedse en de vader is Duits. Nederland is voor hun beiden niet hun moederland. Zij zijn hier een aantal jaren geleden komen wonen met het idee dat dat voor tijdelijk was. De noodzaak voor verhuizing is erin gelegen dat de moeder na de scheiding in de overlevingsmodus zit en dit niet lang gaat volhouden. De vrouw voelt zich in Nederland alleen, gevangen en machteloos, en heeft last van depressieve gevoelens. Het gaat om het welzijn van de kinderen en om hen een goede en veilige toekomst te bieden. De moeder kan nergens heen omdat zij geen familie heeft in Nederland. De moeder staat er alleen voor en kan ook voor wat betreft de zorg voor de kinderen niet op de vader terugvallen. Zij had laatst buikgriep waarna de vader ondanks haar verzoek niet kwam helpen. Daarnaast staat zij alleen voor de speciale zorg en hulp die hun oudste kind krijgt vanwege een ontwikkelings- en een taalachterstand, ook versterkt doordat hij vier talen hoort nu de moeder Zweeds, en de vader Duits spreekt. De moeder is hierdoor ook niet in staat om - zonder netwerk - te werken, nu zij vanuit de hulpverleningsinstantie Kentalis geacht wordt [minderjarige 1] een uur in de ochtend en een uur in de middag te begeleiden.
Voorts brengt de moeder naar voren dat partijen altijd de intentie hebben gehad om naar Zweden te verhuizen. De kinderen worden niet uit hun vertrouwde omgeving gehaald, zoals de vader heeft gesteld, aangezien de kinderen nog niet op school zitten en 24/7 bij hun moeder zijn. Daarnaast heeft de moeder regelmatig contact met haar ouders en zussen in Zweden. Zij spreekt hen bijna iedere dag via Skype / Facetime. De kinderen reageren positief op de gesprekken met familie. [minderjarige 1] spreekt overwegend Zweeds en nauwelijks Nederlands. De moeder heeft een groot en sterk netwerk van vrienden en familie in Zweden. Zij komt uit een kleine gemeente in Zweden waar iedereen elkaar kent en helpt. De moeder verwijst naar de overgelegde verklaringen..
De moeder heeft in december 2016 een uitgebreid en uitgewerkt plan aan de vader doen toekomen in de hoop dit met hem te kunnen bespreken, echter zonder resultaat. De moeder heeft haar verhuizing doordacht en voorbereid.
Zij heeft in Nederland weinig mogelijkheden op het vinden van werk en huisvesting. In Zweden kan zij blijkens een door haar overgelegde verklaring direct aan het werk. Daarnaast kan de moeder in Amsterdam geen woonruimte vinden. Voor de woning die de vader voorstelt, geldt een inkomenseis van € 2.200,- netto per maand, waaraan de moeder zonder vast inkomen niet aan kan voldoen. In Zweden krijgt zij direct aanbiedingen voor woningen en kan zij voorlopig terecht in een woning van vrienden.
Het is voor de taalachterstand van [minderjarige 1] beter als hij verhuist aangezien er dan twee talen (Nederlands en Engels) komen te vervallen. Daarnaast heeft de moeder onderzocht bij wie hij voor logopedie terecht kan in Zweden. Hij functioneert op de leeftijd van 1,5 jaar oud. Nu de leerplicht in Zweden pas met 7 jaar begint, heeft hij daar meer tijd om zich voor te bereiden op naar school gaan.
De kinderopvang is beter betaalbaar in Zweden. Daarnaast heeft zij daar een netwerk, terwijl zij in Nederland niemand heeft om op terug te vallen. De man stelt dat de moeder moet gaan werken, maar veronachtzaamd dat de moeder geacht wordt bij de begeleiding van [minderjarige 1] aanwezig te zijn.
De moeder heeft een de zorgregeling voorgesteld, waarbij de vader de kinderen één keer per twee of drie weken in het weekend in Zweden ziet en daarbij op de donderdagavonden naar Zweden kan vliegen en op de zondagen kan terugkeren. Tijdens vakanties kan hij ook langer blijven. De vader kan overnachten bij de ouders van de moeder, zodat hij geen kosten voor overnachting maakt. Overdag kan de vader de kinderen in het huis van de moeder zien en zal zij de woning verlaten, zodat hij alleen met de kinderen kan zijn. De moeder zal de vader wekelijks een e-mail sturen waarin zij hem uitgebreid informeert over de kinderen. Daarbij zal zij foto’s en filmpjes sturen. Bovendien zal zij ook extra foto’s en filmpjes met de man delen via de Whatsapp. Verder stelt de moeder voor dat de vader de kinderen minstens twee keer per week (rond 17.30 uur) via videochat ziet. Bijvoorbeeld op de dinsdagen en vrijdagen. Ook is de moeder bereid om met de kinderen in de weekenden naar Nederland te komen als de vader zorg kan dragen voor haar verblijf alhier. Ter zake van de kosten stelt de moeder voor dat partijen dit bij helfte dragen. De vrouw zal het financieel gezien beter hebben in Zweden en zal in dat geval geen aanspraak op partneralimentatie maken. Bovendien kan de vrouw ermee instemmen dat bij de draagkracht voor de kinderalimentatie rekening wordt gehouden voor het deel dat de man ongeveer aan reiskosten kwijt zal zijn. De vrouw heeft onderzocht op welke wijze de man zou kunnen afreizen naar Zweden, hetgeen neerkomt op een vlieg- plus treinreis van drie en half uur.
De zorgregeling zoals deze nu geldt wordt door de vader niet goed nagekomen en gaat moeizaam. Daarnaast verzoekt de moeder de vader al jaren tevergeefs om een cursus agressiemanagement te volgen, evenals de cursus gebarentaal die [minderjarige 1] nu leert. De moeder heeft de cursus gebarentaal wel gevolgd, maar de vader niet. Zelfs het gedurende drie avonden naar bed brengen van 1,5 uur was niet haalbaar voor de vader naast zijn full time baan.
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. De vader erkent dat partijen communicatieproblemen hebben. Nu de moeder de verzorgende ouder is, staat de vader op achterstand nu hij voor het contact met de kinderen afhankelijk is van haar. De vader vreest dat de verwijdering tussen hem en de kinderen nog groter wordt met een verhuizing naar Zweden. De vader wil graag voor de kinderen zorgen maar krijgt niet de kans, omdat partijen langs elkaar heen communiceren. Zolang dit niet verbetert, is er geen goede basis om zover uit elkaar te gaan wonen. Daarnaast begint de hulpverlening in Nederland nu zijn beslag te krijgen, zodat het niet in het belang van [minderjarige 1] is, om dat nu af te breken.
De vader voert voorts aan dat er geen belang en noodzaak is voor de verhuizing. De vrouw heeft in Amsterdam meer mogelijkheden dan zij doet voorkomen, nu zij hier woonruimte kan vinden, verwacht kan worden hier een baan te vinden en de vader hier ook een deel van de zorg op zich kan nemen. Daarnaast zijn de gevolgen voor de vader te groot. De reiskosten zijn hoger dan de vrouw stelt en met de wacht- en transfertijd komt een enkele reis uit op zes uur, zodat het contact in het weekend te kort is om een goede relatie met de kinderen te onderhouden. Daarnaast legt de moeder het reizen bij de vader. In het geval de moeder toestemming krijgt te verhuizen, verzoekt de vader als voorwaardelijke zelfstandig verzoek, om de hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen.
De vader geeft desgevraagd aan dat hij de cursus agressiemanagement wel wil volgen, maar dit naast een hele dag werken en in de avond contact met de hulpverlening, moeilijk is te realiseren.
De vader verzoekt bij toewijzing van het verzoek dit niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
JBRA verklaart dat beide partijen erkennen dat sprake is van een speciale opvoedingssituatie. Het lukt de vader door zijn drukke baan niet om mee te werken aan de hulpverlening voor [minderjarige 1] via Kentalis. Gezien het feit dat de moeder de hoofdopvoeder is en de kinderen niet gescheiden moeten worden, is het van belang dat de moeder naar haar haar eigen familie gaat voor steun, ook als dit betekent dat de moeder gaat verhuizen. De ouderproblematiek werkt ook door op [minderjarige 1] . De Waag heeft na behandeling van partijen geadviseerd dat zij hun communicatie tot het minimale moeten beperken, nu het niet lukt hen op dit punt nader tot elkaar te brengen. [minderjarige 1] gaat bijna naar school, zodat nu moet worden besloten of hij hier blijft of naar Zweden gaat.
De vader is flexibel, ook financieel en qua reizen, en kan als de kinderen in Amsterdam zijn, leuke dingen met hen ondernemen. JBRA werkt samen met de jeugdbeschermingsinstantie in Zweden. Daar kan de aanpak, ook zoals bij Kentalis, voor [minderjarige 1] worden doorgezet. Dit geldt ook voor de gebarentaal die hij nu aan het leren is.
De Raad benadrukt dat goede communicatie tussen partijen de basis is voor het contact tussen de kinderen en hun beide ouders, ook na de verhuizing. Nu hiervan bij partijen geen sprake is, is het de vraag of het nu het goede moment is om te verhuizen. Daarnaast hebben partijen onderling problemen, en moet de oplossing hiervoor niet – op dit moment - in een verhuizing worden gezocht.

5.De beoordeling

De ouders hebben gezamenlijk gezag over de minderjarigen. Dit brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de minderjarige in beginsel toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil worden voorgelegd aan de rechter op de voet van artikel 1:253a BW. De rechter neemt in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij de beoordeling dient de rechter alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen, waarbij in een geschil als het onderhavige de volgende factoren in acht worden genomen;
- het recht en belang van de moeder om te verhuizen en de vrijheid om haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de moeder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de vader te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de vader en het kind op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de kinderen en de vader voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van het kind, hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
Het belang van het kind staat daarbij voorop, maar dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Uitgangspunt is dat het de ouder bij wie het kind zijn of haar gewone verblijfplaats heeft in beginsel is toegestaan om met het kind te verhuizen. Dat betekent dat verhuizen is toegestaan, tenzij de ouder waar het kind het hoofdverblijf niet heeft door de verhuizing in onredelijke mate zou worden gehinderd om op een aanvaardbaar niveau contact met zijn kind te onderhouden. Uitgangspunt is verder dat het kind recht heeft op een gelijkwaardige opvoeding door beide ouders en daarnaast recht heeft op en belang heeft bij contact met beide ouders. Dat betekent echter niet dat beide ouders evenveel tijd met het kind dienen door te brengen. Thans is het aan de rechtbank de diverse belangen in het licht van de concrete omstandigheden van dit geval af te wegen.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit hetgeen uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen, blijkt dat de situatie zoals deze nu is, niet goed is vol te houden voor de moeder, en het mede gelet op de taalproblematiek en extra hulp die [minderjarige 1] nodig heeft, in haar belang is dat zij dichter bij haar familie en netwerk komt te wonen. Temeer nu partijen niet in staat zijn goed te communiceren, en het hen op korte termijn niet zal lukken hierin verbetering te brengen en de verdeling van de zorg anders in te richten, komt de rechtbank tot het oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder haar leven op kan bouwen in Zweden met het benodigde netwerk om haar heen. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat de kinderen niet geworteld zijn in Nederland, en aannemelijk is dat de hulpverlening voor [minderjarige 1] in Zweden kan worden gecontinueerd. Daarbij weegt ook mee dat [minderjarige 1] bijna 4 jaar is en dit het moment is om te verhuizen en te kijken of zijn ontwikkelingsachterstand in te halen is, mede gezien de leerplicht die in Zweden pas bij 7 begint. Gezien de taalproblematiek is te verwachten dat beperking van het aantal talen waarmee [minderjarige 1] geconfronteerd wordt als hij naar Zweden verhuist daaraan kan bijdragen. Temeer de moeder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Amsterdam niet kan gaan werken en geen huisvesting kan vinden, komt de rechtbank tot het oordeel dat de moeder belang heeft bij de verhuizing en dat deze voor haar noodzakelijk is.
De rechtbank overweegt dat de moeder de verhuizing goed heeft voorbereid en daartoe een uitgebreid plan, met voorstel voor een zorgregeling tussen de vader en de kinderen heeft overgelegd waarmee zij beoogt de beperking in het contact met vader te compenseren. De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde zorgregeling, waarbij om de twee of drie weken gedurende een weekend omgang plaatsvindt en langer tijdens de vakanties, alsmede twee wekelijks contact via videochat, voldoende compensatie biedt voor de beperking van het aandeel van de man in de verzorging en opvoeding van de kinderen die verhuizing van de moeder met de kinderen naar Zweden met zich brengt. Daarnaast heeft de moeder zich bereid verklaard om met de kinderen in de weekenden naar Nederland te komen als de vader zorg kan dragen voor hun verblijf. Gelet op de reistijd en reiskosten, waarvan de moeder voorstelt deze bij helfte te dragen en deze bij de partner- en kinderbijdrage kunnen worden betrokken, is niet aannemelijk geworden dat de voorgestelde regeling feitelijk of financieel niet op te brengen is voor de vader, dan wel de moeder. De frequentie van het contact tussen de vader en de kinderen zal hiermee op een aanvaardbaar niveau blijven.
Alle belangen in aanmerking nemende acht de rechtbank de door de moeder gewenste verhuizing in het belang van de minderjarige. De rechtbank zal daarom het verzoek van de moeder toewijzen.
Nu de moeder de hoofdopvoeder is, acht de rechtbank het niet in het belang van de kinderen om de hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen, zodat het voorwaardelijk verzoek van de vader wordt afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek van de moeder om een zorgregeling te bepalen conform het door haar bij het verzoekschrift overgelegde ouderschapsplan, overweegt de rechtbank dat deze regeling haar in het belang van de kinderen voorkomt. Bij de voorgestelde regeling van eenmaal een weekend van donderdag tot en met zondag per twee á drie weken, vakanties en feestdagen in onderling overleg, gaat de moeder ervan uit dat de vader naar Zweden zal komen. Mede gelet op de toezegging van de moeder om ook naar Nederland te komen, is het van belang dat partijen dit in onderling overleg, en in het belang van de kinderen en de belasting voor hen, zullen afstemmen.
De rechtbank gaat ervan de vader minimaal tweemaal per week via videochat contact zal hebben met de kinderen en dat de moeder hem maandelijks zal informeren op de wijze die zij heeft voorgesteld. Nu dit niet als zodanig is verzocht, zal dit evenwel niet in het dictum worden opgenomen.
De vader heeft verzocht bij toewijzing van het verzoek dit niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen en de beschikking wel uitvoer bij voorraad verklaren. Indien immers de moeder een eventuele hoger beroepsprocedure in Nederland dient af te wachten, zal [minderjarige 1] , gezien zijn leeftijd, hier naar school moeten en wordt de hulpverlening aan hem hier in Nederland voortgezet. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 1] dat de verhuizing snel kan plaatsvinden en [minderjarige 1] in Zweden de hulpverlening krijgt die nodig is, in een taal die hem vertrouwd is. Zo is zo veel mogelijk tijd beschikbaar om de ontwikkelingsachterstand van [minderjarige 1] te trachten in te halen voordat hij 7 jaar is.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verleent de moeder vervangende toestemming om met [minderjarige 1] (geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013) en [minderjarige 2] (geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015 naar Zweden te verhuizen;
- bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat de vader de kinderen eenmaal een weekend van donderdag tot en met zondag per twee á drie weken, bij zich heeft, indien vader zich hierin kan vinden op de wijze waarop de moeder dit zoals hierboven onder 4. heeft voorgesteld, vakanties en feestdagen in onderling overleg te bepalen;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. van den Brink, voorzitter tevens kinderrechter, mr. H.C. Hoogeveen en mr. F.G. van Arem, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Koningsberger, griffier, op 5 april 2017. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).