ECLI:NL:RBAMS:2017:225

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2017
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
13/669014-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenmisdrijven en kinderporno door verdachte met ernstige gevolgen voor slachtoffers

Op 19 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks ernstige zedenmisdrijven. De verdachte heeft gedurende een langere periode, van 2008 tot 2012, meerdere jonge jongens misbruikt, met wie hij via internet in contact kwam. Hij manipuleerde deze jongens om seksuele handelingen voor de webcam te verrichten en haalde hen over om naar hem toe te komen voor fotoshoots, waarbij hij hen ook tot seksuele handelingen dwong. De verdachte maakte opnamen van deze handelingen zonder medeweten van de slachtoffers, wat leidde tot het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. Daarnaast heeft hij ook heimelijk studenten gefilmd in hun woningen en hen seksueel betast terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan anderhalf jaar voorwaardelijk met een proeftijd van tien jaar. Aan de proeftijd zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder het volgen van een psychische behandeling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn opgelegd aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat heeft geleid tot een iets lagere straf dan geëist door het Openbaar Ministerie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/669014-16
Datum uitspraak: 19 januari 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1962,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres]
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 januari 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. N.M. Smits, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.N. de Jonge, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is – na wijziging – kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
  • feit 1 en 2: met iemand onder de zestien jaar ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
  • feit 3: feitelijke aanranding van de eerbaarheid
  • feit 4: door giften of beloften, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding ontuchtige handelingen plegen of zodanige handelingen van hem te dulden met iemand beneden de achttien jaar
  • feit 5: kinderporno vervaardigen en voorhanden hebben
  • feit 6: ontucht met bewusteloze, onmachtige, gestoorde of kind
  • feit 7: heimelijk filmen met verborgen camera in woning
  • feit 8: voorhanden hebben van wapens en munitie
  • feit 9: voorhanden hebben van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft in haar op schrift gestelde requisitoir – kort gezegd – gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, het onder 3 ten laste gelegde voor zover betrekking hebbend op kind 5, het onder 4 ten laste gelegde voor zover het gaat om kind 1, kind 3 en kind 5 en de onder 6 tot en met 9 ten laste gelegde feiten.
De verdediging stelt zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde voor zowel de feitelijke aanranding van de eerbaarheid van kind 2 als kind 5 op het standpunt dat geen geweld is toegepast en daarmee ook niet is gedreigd, waardoor die onderdelen van het ten laste gelegde niet bewezen kunnen worden. Verder is de verdediging met betrekking tot kind 2 van mening dat het onderdeel ‘door het zich in strijd met de waarheid voor te doen als Sandra ’ niet als dwang bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 4 voert de verdediging aan dat met betrekking tot kind 2 deels vrijspraak zou moeten volgen van het ‘en/of het dreigen met plaatsen van de films van kind 2 op het internet en/of het dreigen met sturen van die films aan de vader van kind 2’, nu “ergens door misleiding toe bewogen worden” en “door dreiging ergens toe gedwongen worden” twee verschillende dingen zijn en ook apart strafbaar zijn gesteld.
Met betrekking tot kind 4 verzoekt de verdediging de rechtbank om er vanuit te gaan dat de ten laste gelegde gedragingen in de jaren 2002 en 2003 hebben plaatsgevonden en niet uit te gaan van de registratiedatum van de bestanden, zijnde 1 januari 2000, nu die datum duidelijk een niet-aangepaste uitgangsdatum van een camera is en er geen aanwijzingen zijn dat de bestanden van dat jaar dateren.
4.3.
Het standpunt van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen ten laste is gelegd, bewezen kan worden verklaard. De rechtbank overweegt met betrekking tot de door de verdediging gevoerde bewijsverweren het volgende.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat ten aanzien van feit 3 het geweldselement dan wel het dreigen daarmee niet kan worden bewezen. De rechtbank volgt de verdediging eveneens in het standpunt dat de zinsnede ‘het zich in strijd met de waarheid voor te doen als Sandra ’ (kind 2) niet als dwang bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank geldt hetzelfde voor de zinsnede ‘het zich in strijd met de waarheid voor te doen als Thomas van der Werf ’ (kind 5). De rechtbank acht deze onderdelen dan ook niet bewezen. Dat doet er echter niets aan af dat feit 3 voor het overige bewezen moet worden verklaard. Immers, het dreigen met het plaatsten van de films van kind 2 op het internet en het dreigen met het sturen van die films aan de vader van kind 2 levert bedreiging met een andere feitelijkheid op, waardoor verdachte kind 2 heeft gedwongen ontuchtige handelingen te plegen. Het meenemen van kind 5 naar een afgelegen locatie waar hij zich duidelijk niet op zijn gemak voelt terwijl sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil levert een feitelijkheid op waardoor verdachte kind 5 heeft gedwongen ontuchtige handelingen te plegen.
Het verweer ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde betrekking hebbende op kind 2 volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt daartoe dat het ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ uit artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht een ruimere bepaling betreft, waar zowel “door misleiding toe bewogen worden” als door “dreiging ergens toe gedwongen worden” onder vallen.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1
in de periode van 22 maart 2011 tot en met 29 maart 2011 onder meer in de gemeente Rijnwaarden (te Lobith) en Zeist, met kind 3, geboren op [geboortedatum kind 3] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, telkens
- zijn, verdachtes, penis in de mond van kind 3 gebracht en gehouden en zich laten pijpen door kind 3 en
- kind 3 gepijpt en
- kind 3 over zijn, verdachtes, penis laten wrijven en laten betasten en zich laten aftrekken door kind 3 en
- de billen en de penis en de ballen en de anus van kind 3 betast en
- kind 3 afgetrokken en
- zijn, verdachtes, vinger in de anus van kind 3 gebracht en gehouden;
Ten aanzien van feit 2
in de periode van 24 maart 2009 tot en met 5 mei 2009 onder meer in de gemeente Vught, met kind 6, geboren op [geboortedatum kind 6] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, telkens
- de billen en de penis en de ballen van kind 6 betast en gemasseerd en
- kind 6 afgetrokken en
- zijn, verdachtes, vinger in de anus van kind 6 gebracht en gehouden en
- vervolgens met zijn, verdachtes, vinger in de anus van kind 6 gevingerd en ronddraaiende bewegingen gemaakt;
Ten aanzien van feit 3
in de maand augustus 2008 (kind 2) en in de maand mei 2012, op 25 mei 2012 (kind 5), in de gemeente Dokkum (kind 2) en Zeist (kind 5), door andere feitelijkheden en bedreiging met andere feitelijkheden kind 2 en kind 5 heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij die kind 2 en kind 5 door
- het dreigen met het plaatsen van de films van kind 2 op het internet en het dreigen met het sturen van die films aan de vader van kind 2
en
- het meenemen van kind 5 naar een afgelegen locatie terwijl er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil
gedwongen te dulden tot
- het tonen van het blote lichaam en de penis en de billen en de anus en zichzelf aftrekken en betasten van de anus, terwijl kind 2 door middel van een webcam voor verdachte zichtbaar was en terwijl hij, verdachte, met die webcam vervolgens opnamen en foto's heeft gemaakt en opgeslagen
en
- het betasten en vastpakken en masseren van de penis en de ballen van kind 5;
Ten aanzien van feit 4
in de maand januari 2011 (kind 1) en in de maand augustus 2008 (kind 2) en in de periode van 22 maart 2011 tot en met 4 mei 2011 (kind 3) en omstreeks 18 februari 2003 (kind 4) en in de maand mei 2012, in ieder geval op 25 mei 2012 (kind 5) in de gemeente Middelburg (kind 1) en Dokkum (kind 2) en Lobith (kind 3) en in ieder geval in Nederland (kind 4) en Zeist (kind 5),
één of meermalen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en door misleiding, te weten
- het zich in strijd met de waarheid voor te doen als Sandra en Thomas en het voorwenden van een relatie tussen Sandra en kind 1 en het zich in strijd met de waarheid voordoen als werkgever van Sandra werkzaam bij diverse televisie producties als Spangas, Goede Tijden Slechte Tijden en Klokhuis (kind 1) en
- het zich in strijd met de waarheid voor te doen als Sandra en het dreigen met het plaatsen van de films van kind 2 op het internet en het dreigen met het sturen van die films aan de vader van kind 2 (kind 2) en
- het zich in strijd met de waarheid voor te doen als Joyce en Thomas en het voorwenden van een relatie tussen Joyce en kind 3 en misbruik makend van zijn overwicht op kind 3 voortvloeiend uit het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en kind 3 (kind 3) en
- het zich in strijd met de waarheid voordoen als Teun Derksen en voorwenden dat de foto’s naar een modellenbureau zouden worden gestuurd en hij wellicht modellenwerk zou kunnen krijgen (kind 4) en
- het zich in strijd met de waarheid voor te doen als Thomas van der Werf en in strijd met de waarheid zich voordoen als fotograaf en voorwenden dat verdachte door middel van een fotoshoot sponsors voor kind 5 kon regelen en aldus zijn vertrouwen had gewonnen en misbruik makend van zijn overwicht op kind 5 voortvloeiend uit het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en kind 5 (kind 5)
personen, te weten kind 1 geboren op [geboortedatum kind 1] en kind 2 geboren op [geboortedatum kind 2] en kind 3 geboren op [geboortedatum kind 3] en kind 4 geboren op [geboortedatum kind 4] en kind 5 geboren op [geboortedatum kind 5] , waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten
- het zichzelf uitkleden en het tonen van het lichaam en de penis en de ballen en de anus en het zichzelf aftrekken (kind 1) en
- het tonen van het blote lichaam en de penis en de billen en de anus en het zichzelf aftrekken en het betasten van de anus (kind 2) en
- het tonen van het blote lichaam en de penis en de billen en de anus en het zichzelf aftrekken en het betasten van de anus (kind 3) en
- het zichzelf uitkleden en het tonen van het lichaam en de penis en de ballen en de anus en het zichzelf aftrekken (kind 4) en
- het tonen van het blote lichaam en de penis en de billen en de anus en het zichzelf aftrekken (kind 5),
te plegen,
- terwijl kinderen 1, 2 en 3 door middel van een webcam voor verdachte zichtbaar waren en terwijl hij, verdachte, vervolgens opnamen en foto's heeft gemaakt en opgeslagen en
- terwijl hij, verdachte, met een fotocamera vervolgens foto's heeft gemaakt van kind 4 en 5 en die foto's vervolgens heeft opgeslagen;
Ten aanzien van feit 5
in de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 januari 2015 onder meer in de gemeente Amsterdam en Blaricum, in elk geval in Nederland, telkens afbeeldingen en (video)films en één of meer gegevensdrager(s) bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten
- op een computer (Packard Bell) (goednummer [nummer] ) 202 kinderpornografische afbeeldingen en 13 kinderpornografische filmbestanden en
- op een externe harde schijf (goednummer [nummer] ) 1787 kinderpornografische afbeeldingen en 46 kinderpornografische filmbestanden en
- op een externe harddisk (Western Digital My Passport) (goednummer [nummer] ) een nader te noemen hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen en kinderpornografische filmbestanden en
- op een externe harddisk (Western Digital Passport (goednummer [nummer] ) 8930
kinderpornografische afbeeldingen en 23 kinderpornografische filmbestanden en
- op een externe harddisk (Western Digital Passport) (goednummer [nummer] ) 394
kinderpornografische afbeeldingen en kinderpornografische filmbestanden en
- op een externe harddisk (Digital Connect) (goednummer [nummer] ) 606
kinderpornografische afbeeldingen en 13 kinderpornografische filmbestanden en
- op een externe harddisk (Western Digital) (goednummer [nummer] ) 61784
kinderpornografische afbeeldingen en 841 kinderpornografische filmbestanden en
- op een externe harddisk (Western Digital) (goednummer [nummer] ) een nader te noemen hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen en kinderpornografische filmbestanden en
- op een externe harddisk (Western Digital) (goednummer [nummer] 11325 kinderpornografische afbeeldingen en 226 kinderpornografische filmbestanden en
- op een externe harddisk (Western Digital) (goednummer [nummer] ) 4006 kinderpornografische afbeeldingen en 138 kinderpornografische filmbestanden en
- op een externe harddisk (Freecom) (goednummer [nummer] ) 7826 kinderpornografische afbeeldingen en 108 kinderpornografische filmbestanden en
- op een computer (Fujitsu) (goednummer [nummer] ) 4 kinderpornografische filmbestanden en
- op een geheugenkaart van een fotocamera (Emtec) (goednummer 4910493) 98 kinderpornografische afbeeldingen en
- op een externe harddisk (Western Digital HD) (goednummer [nummer] ) 3546 kinderpornografische afbeeldingen en 8 pornografische filmbestanden en
- op een externe harddisk (Western Digital HD) (goednummer [nummer] ) 9 kinderpornografische filmbestanden en
- op 3 CD's/DVD's (goednummer [nummer] ) een hoeveelheid kinderpornografische
afbeeldingen en kinderpornografische filmbestanden en
- op 5 DVD's (goednummer [nummer] ) een hoeveelheid kinderpornografische
afbeeldingen en kinderpornografische filmbestanden en
- op 19 DVD's (goednummer [nummer] ) een hoeveelheid kinderpornografische
afbeeldingen en kinderpornografische filmbestanden,
in totaal 97.003, althans een of meer afbeeldingen en 1431, althans een of meer (video)films
bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
telkens heeft vervaardigd of verworven en in bezit heeft gehad en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst, de toegang tot die afbeeldingen heeft verschaft,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit onder meer
afbeeldingen zoals omschreven in bijlage A en bijlage A1, aan deze tenlastelegging gehecht en daarvan deel uitmakende,
en
filmbestanden zoals omschreven in bijlage B en bijlage B1, aan deze tenlastelegging gehecht en daarvan deel uitmakende,
en
filmbestanden zoals omschreven in bijlage C, aan deze tenlastelegging gehecht
en daarvan deel uitmakende,
en
filmbestanden zoals omschreven in bijlage D, aan deze tenlastelegging gehecht
en daarvan deel uitmakende,
en
afbeeldingen zoals omschreven in bijlage E, aan deze tenlastelegging gehecht
en daarvan deel uitmakende,
en
filmbestanden zoals omschreven in bijlage F, aan deze tenlastelegging gehecht
en daarvan deel uitmakende,
en
afbeeldingen zoals omschreven in bijlage G, aan deze tenlastelegging gehecht
en daarvan deel uitmakende,
en
filmbestanden zoals omschreven in bijlage H, aan deze tenlastelegging gehecht
en daarvan deel uitmakende,
en
afbeeldingen zoals omschreven in bijlage I, aan deze tenlastelegging gehecht
en daarvan deel uitmakende,
en
filmbestanden zoals omschreven in bijlage J, aan deze tenlastelegging gehecht
en daarvan deel uitmakende,
en
afbeeldingen zoals omschreven in bijlage K, aan deze tenlastelegging gehecht
en daarvan deel uitmakende,
en
filmbestanden zoals omschreven in bijlage L, aan deze tenlastelegging gehecht
en daarvan deel uitmakende,
van welk misdrijf hij, verdachte een gewoonte heeft gemaakt;
Ten aanzien van feit 6
in de periode van 29 maart 2015 tot en met 23 oktober 2015 in de gemeente Amsterdam, met [slachtoffer 1] , van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] in een zeer diepe slaap was, in ieder geval in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, dat [slachtoffer 1] niet in staat was daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, telkens
- de boxershort van [slachtoffer 1] opzij getrokken en
- de penis van [slachtoffer 1] vastgepakt en vastgehouden en
- de billen van [slachtoffer 1] vastgepakt en vervolgens uit elkaar getrokken,
terwijl [slachtoffer 1] in zijn eigen woning verbleef;
Ten aanzien van feit 7
in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 26 mei 2015, in de gemeente Amsterdam, telkens gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een IPhone, in ieder geval een camera, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, telkens opzettelijk en wederrechtelijk van personen te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 1] en overige onbekende personen, aanwezig in een woning, te weten de badkamer, afbeeldingen heeft vervaardigd;
Ten aanzien van feit 8
op 20 januari 2015 in de gemeente Amsterdam voorhanden heeft gehad een patroonmagazijn (merk Ortgies, kaliber 6.35 mm Browning) en munitie, te weten 5 patronen (kaliber 6.35 mm Browning),
en
op 19 januari 2016, in de gemeente Amsterdam voorhanden heeft gehad een wapen, te weten een gaspistool inclusief schietbeker (merk Walther, model P22, kaliber 9 mm knal) en munitie, te weten 10 gas patronen (merk Umarex, kaliber 9 mm PV) en 50 knalpatronen (merk Umarex, kaliber 9 mm);
Ten aanzien van feit 9
op 20 januari 2015 in de gemeente Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,75 gram cocaïne en 8 pillen MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 10 (tien) jaren, met oplegging van de door Reclassering Nederland in het rapport van 30 december 2016 geadviseerde bijzondere voorwaarden. Voorts heeft zij verzocht alle vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het beslag heeft zij onttrekking van de goederen aan het verkeer gevraagd, met uitzondering van de fototas met lens waarvan zij een verbeurdverklaring vordert.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aanzienlijk aantal zeer ernstige zedenmisdrijven.
Hij heeft over een langere periode, in ieder geval van 2008 tot in 2012, regelmatig seksueel misbruik gemaakt van jonge jongens met wie hij via internet in contact kwam. De meeste van hen hadden de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt. Sterker, meerderen hadden zelfs de leeftijd van 16 jaar nog niet bereikt. Verdachte bouwde via chatgesprekken een vertrouwensband met de jongens op. Verdachte gaf zich daarbij meestal uit voor een jonge vrouw van omstreeks 16 tot 20 jaar die een relatie met de jongens wilde aangaan. Echter, alvorens het tot een ontmoeting kon komen manipuleerde verdachte de jongens dusdanig dat zij vergaande seksuele handelingen voor de webcam verrichtten en/of naar een door deze jonge vrouw genoemde fotograaf (verdachte) gingen voor een “geile fotoshoot”, waarbij allerlei seksuele handelingen moesten worden verricht, waaraan verdachte in sommige gevallen ook deelnam. In de gevallen van feit 1 en 2 ging verdachte daarbij extreem ver: in beide gevallen stak hij zijn vinger in de anus van de jongen en trok hij de jongen af, terwijl hij kind 3 dusdanig wist te manipuleren dat deze jongen verdachte - in opdracht van de door verdachte gespeelde, fictieve vriendin Joyce - heeft gepijpt en zich door verdachte liet pijpen. Verdachte maakte opnamen van al deze handelingen, en sloeg de beelden van de seksuele handelingen voor de webcam op zonder medeweten van de betrokken jongens. Hiermee maakte verdachte zich tevens schuldig aan het vervaardigen en het in bezit hebben van kinderporno. Ook van de daadwerkelijk seksuele contacten maakte verdachte foto’s en filmopnames en dus kinderporno. Overigens is het de rechtbank niet gebleken dat verdachte iets van het materiaal heeft verspreid. Verdachte heeft ter terechtzitting nadrukkelijk verklaard het materiaal niet te hebben verspreid.
Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van deze jonge slachtoffers. Seksueel misbruik heeft doorgaans een grote impact op de slachtoffers. Dat geldt te meer als het gaat om kinderen van jonge leeftijd. De ervaring leert dat slachtoffers van seksueel misbruik nog langdurig de psychische en emotionele gevolgen daarvan kunnen ondervinden, terwijl het seksueel misbruik bovendien een ernstige verstoring van de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Dat dat ook bij de slachtoffers van verdachte het geval is, blijkt heel duidelijk uit de verklaringen die zij bij de politie hebben afgelegd en uit de slachtofferverklaringen die namens enkelen van hen ter terechtzitting zijn afgelegd. Gebleken is ook dat in de meeste gevallen de jongens in een kwetsbare positie verkeerden door diverse problemen in hun privé situatie, en dat verdachte daar bewust misbruik van heeft gemaakt. Dat is uiterst kwalijk.
Verdachte heeft zich daarnaast, in een latere periode, schuldig gemaakt aan andere strafbare feiten in woningen waarin hij kamers verhuurde aan studenten. Hij heeft één van de bewoners seksueel betast en dat gefilmd terwijl die in een diepe slaap was en dus niet in staat was zijn wil kenbaar te maken en tegen de ontuchtige handelingen weerstand te bieden. Daarmee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de bewoner en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij - gegeven de vriendschappelijke manier waarmee zij met elkaar omgingen - in hem stelde.
Verdachte heeft tevens verschillende jonge mannen en één vrouw aan wie hij kamers verhuurde heimelijk gefilmd terwijl zij zich onder de douche bevonden. Dat deze opnamen zijn gemaakt in een omgeving waar de betrokkenen zich veilig en onbespied mochten wanen, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Bovenstaande ernstige feiten rechtvaardigen in beginsel een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Als de ernst en de veelheid van de feiten in beschouwing worden genomen, en men zich realiseert op wat voor een ingenieuze en gemene manier verdachte misbruik heeft gemaakt van de jonge leeftijd en moeilijke persoonlijke omstandigheden van de jongens met wie hij via internet contact legde, zou, naar het oordeel van de rechtbank, een hogere straf in de rede liggen dan de vier jaar gevangenisstraf die de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank heeft er echter ook rekening mee te houden dat verdachte door de onderzoekers in het Pieter Baan Centrum (PBC), zie de NIFP rapportage van 28 december 2016, ten aanzien van het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar is geacht. Uit het rapport volgt dat de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogen van verdachte en grote mate van seksuele en relationele onrijpheid van invloed zijn geweest op de keuzes van verdachte en zijn handelen in de ten laste gelegde feiten. Daarom acht de rechtbank het uitgangspunt van de eis van de officier van justitie - vier jaar gevangenisstraf - passend.
De rechtbank is, met de deskundigen van het PBC, de Reclassering, de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat een deel van de straf voorwaardelijk moet worden opgelegd, waarbij bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd en een lange proeftijd moet worden gesteld, om recidive te voorkomen.
Er wordt een proeftijd van 10 jaren opgelegd nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit gevaar blijkt uit het reclasseringsrapport, waarin is geconcludeerd dat het recidiverisico op korte termijn weliswaar als laag wordt ingeschat, maar op de langere termijn, als verdachte niet wordt behandeld, zal stijgen, en bijvoorbeeld uit het feit dat verdachte na een eerste huiszoeking op 20 januari 2015 is doorgegaan met het heimelijk filmen van studenten, zoals bleek ten tijde van de tweede huiszoeking.
De rechtbank bepaalt het voorwaardelijke deel van de straf op één jaar en zes maanden, en wijkt daarmee enigszins af van de eis, waarbij een voorwaardelijk deel van één jaar werd voorgesteld. De rechtbank ziet aanleiding een wat groter voorwaardelijk deel op te leggen dan geëist omdat verdachte nooit eerder is vervolgd of veroordeeld voor strafbare feiten en - belangrijker - nooit eerder is behandeld voor de psychische stoornis, die onmiskenbaar van invloed is geweest op het handelen van verdachte, terwijl hij nu, naar de indruk van de rechtbank oprecht, gemotiveerd is om die behandeling te ondergaan. Verdachte heeft uiteindelijk openheid van zaken gegeven, heeft in redelijke mate meegewerkt met het politieonderzoek, en lijkt inmiddels verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden en is bereid om onder meer een klinische behandeling te ondergaan.
In overeenstemming met het advies van de Reclassering acht de rechtbank verplicht contact met Reclassering Nederland en een behandelverplichting noodzakelijk en zal daarom alle geadviseerde bijzondere voorwaarden overnemen, behoudens de voorwaarde ‘storten in het schadefonds geweldsmisdrijven’. De rechtbank onderkent dat het in het belang van verdachte én de maatschappij is dat zo spoedig mogelijk met behandeling wordt gestart en dat daarom, zoals ook opgemerkt in het reclasseringsrapport, reeds tijdens de detentie met de behandeling bij de Waag of een soortgelijke forensische instelling moet worden gestart.

9.Beslag

9.1.
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een fototas en een lens (volgnummer 52 en 89 van de beslaglijst, bijlage II), die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien die voorwerpen tot het begaan van het bewezen geachte zijn bestemd.
9.2.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen zoals vermeld op de in bijlage II opgenomen beslaglijst, met uitzondering van de nummers 52 en 89, dienen onttrokken te worden aan het verkeer voor zover niet reeds geretourneerd en zijn daarvoor vatbaar, aangezien al deze voorwerpen, opgevat als een gezamenlijkheid van voorwerpen, bestemd zijn tot het begaan van het bewezen geachte en die gezamenlijkheid van voorwerpen van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

10.1.
Kind 1 geboren [geboortedatum kind 1]
De benadeelde partij kind 1 vordert met betrekking tot het onder 4 en 5 ten laste gelegde in totaal € 1000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 4 bewezen geachte feiten 4 en 5, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1000,- (duizend euro), bestaande uit immateriële schade. Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf januari 2011, tot de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van kind 1 wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
10.2.
Kind 2 geboren [geboortedatum kind 2]
De rechtbank begrijpt de vordering van de benadeelde partij kind 2 met betrekking tot het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde aldus dat de benadeelde partij de rechtbank verzoekt om een bedrag aan immateriële schadevergoeding vast te stellen.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 4 bewezen geachte feiten 3, 4 en 5 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1500,- (vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade. Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf augustus 2008, tot de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van kind 2 wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
10.3.
Kind 4 geboren [geboortedatum kind 4]
De benadeelde partij kind 4 vordert met betrekking tot het onder 4 en 5 ten laste gelegde in totaal € 1000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 4 bewezen geachte feiten 4 en 5 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1000,- (duizend euro), bestaande uit immateriële schade. Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 18 februari 2003, tot de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van kind 4 wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
10.4.
Kind 5 geboren [geboortedatum kind 5]
De benadeelde partij kind 5 vordert met betrekking tot het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde in totaal € 1500,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
(gebruik passage indien geheel of gedeeltelijk niet van eenvoudige aard)De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu het Schadefonds Geweldsmisdrijven reeds een bedrag van € 2500,- (meer dan de door kind 5 gestelde schade) heeft uitgekeerd. Daarmee is de schade vergoed, en kan de vordering (tot vergoeding van schade) niet worden toegewezen. Met een toewijzing van de vordering zou kind 5 ook niets opschieten, aangezien hij het voldane bedrag dan aan het Schadefonds Geweldsmisdrijven zou moeten afstaan.
10.5.
Kind 6 geboren [geboortedatum kind 6]
De benadeelde partij kind 6 vordert met betrekking tot het onder 2 en 5 ten laste gelegde in totaal € 5000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 4 bewezen geachte feiten 2 en 5 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1500,- (vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade. De rechtbank zoekt aansluiting, bij het bepalen van de hoogte van deze schadevergoeding, bij de immateriële schadevergoedingen die in dit vonnis aan de andere benadeelde partijen worden toegekend. Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 24 maart 2009, tot de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
In het belang van kind 6 wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
10.6.
[slachtoffer 2] geboren [geboortedatum]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert met betrekking tot het onder 7 ten laste gelegde in totaal € 1000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit 7 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1000,- (duizend euro), bestaande uit immateriële schade. Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 26 augustus 2014, tot de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 2] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
10.7.
[slachtoffer 4] geboren [geboortedatum]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert met betrekking tot het onder 7 ten laste gelegde in totaal € 1000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit 7 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1000,- (duizend euro), bestaande uit immateriële schade. Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 2 oktober 2014, tot de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 4] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
10.8.
[slachtoffer 6] geboren [geboortedatum]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert met betrekking tot het onder 7 ten laste gelegde in totaal € 1000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit 7 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1000,- (duizend euro), bestaande uit immateriële schade. Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 11 september 2014, tot de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 6] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
10.9.
[slachtoffer 1] geboren [geboortedatum]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert met betrekking tot het onder 6 en 7 ten laste gelegde in totaal € 6401,98 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit € 820,87 aan medische kosten, € 3300,- aan studievertraging, € 331,12 aan reiskosten (inclusief de eventueel nog te maken kosten in hoger beroep), € 1200,- aan huurpenningen en € 749,99 aan kosten rechtsbijstand. Tevens vordert de benadeelde partij een bedrag van € 2000,- aan immateriële schadevergoeding. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit 6 en 7 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1288,91 aan materiële schade bestaande uit de medische kosten en de reiskosten en € 2000,- aan uit immateriële schade. Het totale bedrag van € 3288,91 (tweeëndertighonderd achtentachtig euro en eenennegentig cent) dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 29 maart 2015, tot de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde kosten voor de opgelopen studievertraging dat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. De benadeelde partij is voor dat deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor rechtsbijstand overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan mr. M.M.P.M. Lousberg, de raadsvrouw van de benadeelde partij, heeft bepleit ziet de rechtbank geen grond om de fixed fee voor een advies over juridische mogelijkheden als slachtoffer van de betreffende strafbare feiten te kwalificeren als kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte als bedoeld in art. 6:96 lid 2 sub c BW. De kosten zijn niet voor toewijzing vatbaar. De vordering wordt wat deze post betreft afgewezen.
De gevorderde schade ten gevolge van verminderd woongenot wijst de rechtbank eveneens af. De rechtbank overweegt hierbij dat het onbehagen dat verdachte heeft gevoeld in de laatste periode dat hij in het pand van verdachte verbleef mede verdisconteerd is in de immateriële schade, die wordt toegewezen als gevorderd. Dat de benadeelde partij na het bekend worden met enkele strafbare feiten nog een half jaar in de woning is blijven wonen is een keuze van de benadeelde partij zelf.
Tot slot wijst de rechtbank de gevorderde reiskosten in hoger beroep voor een bedrag van € 150,- af, nu deze kosten een eventuele toekomstige schadepost betreffen en thans nog niet zijn gemaakt.
In het belang van [slachtoffer 1] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 139f, 240b, 245, 246, 247 en 248a van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2:
-
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
-
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4:
-
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en misleiding een persoon, waarvan de dader weet dat deze de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5:
-
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 6:
-
met iemand die in staat van verminderd bewustzijn verkeert buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
Ten aanzien van feit 7:
-
gebruikmakende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 8:
-
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 9:
-
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
1 (één) jaar en 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
10 (tien) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland te Amsterdam moet melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. zich gedurende de proeftijd onder behandeling moet stellen bij De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie of een soortgelijke instelling, voor zolang als de behandelaar en de reclassering dit nodig achten, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek;
3. tijdens detentie mee moet werken aan behandeling die via de reclassering wordt aangeboden;
4. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met kind 1 geboren [geboortedatum kind 1] , kind 2 geboren [geboortedatum kind 2] , kind 3 geboren [geboortedatum kind 3] , kind 4 geboren [geboortedatum kind 4] , kind 5 geboren [geboortedatum kind 5] , kind 6 geboren [geboortedatum kind 6] , [slachtoffer 2] geboren [geboortedatum] , [slachtoffer 1] geboren [geboortedatum] , [slachtoffer 4] geboren [geboortedatum] , [slachtoffer 5] geboren [geboortedatum] , [slachtoffer 6] geboren [geboortedatum] en [slachtoffer 1] geboren [geboortedatum] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. Andere voorwaarden het gedrag betreffende:
- geeft aan de reclassering het recht, in het kader van toezicht, controle uit te oefenen op computer(s) en andere apparatuur van veroordeelde waarop afbeeldingen (kunnen) worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd;
- veroordeelde maakt indien hij na detentie een dagbesteding zoekt, hier melding van bij de reclassering, zodat gecontroleerd kan worden of de dagbesteding passend is voor hem;
- veroordeelde wordt verplicht openheid van zaken te geven omtrent zijn leefsituatie en zijn medewerking te verlenen aan de hem gestelde voorwaarden, zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt;
Geeft aan de Reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag:
Verklaart verbeurd: volgnummer 52 en 89 van de beslaglijst (bijlage II)
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de overige volgnummers met uitzondering de nummers 52 en 89 van de beslaglijst (bijlage II)
Benadeelde partijen:
- Wijst de vordering van de benadeelde partij,
kind 1 geboren [geboortedatum kind 1] ,toe tot een bedrag van € 1000,- (duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, januari 2011, tot aan de dag van de algehele voldoening. Veroordeelt verdachte aan kind 1 voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij kind 1, te betalen de som van € 1000,- (tweehonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, januari 2011, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij,
kind 2 geboren [geboortedatum kind 2] ,toe tot een bedrag van € 1500,- (vijftienhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, augustus 2008, tot aan de dag van de algehele voldoening. Veroordeelt verdachte aan kind 2 voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij kind 2, te betalen de som van € 1500,- (vijftienhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, augustus 2008, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij,
kind 4 geboren [geboortedatum kind 4] ,toe tot een bedrag van € 1000,- (duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 18 februari 2003, tot aan de dag van de algehele voldoening. Veroordeelt verdachte aan kind 4 voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij kind 4, te betalen de som van € 1000,- (duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 18 februari 2003, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
- Verklaart de benadeelde partij,
kind 5 geboren [geboortedatum kind 5] ,niet-ontvankelijk in zijn vordering.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij,
kind 6 geboren [geboortedatum kind 6] ,toe tot een bedrag van € 1500,- (vijftienhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 24 maart 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening. Veroordeelt verdachte aan kind 6 voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij kind 6, te betalen de som van € 1500,- (vijftienhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 24 maart 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij,
[slachtoffer 2] geboren [geboortedatum] ,toe tot een bedrag van € 1000,- (duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 26 augustus 2014, tot aan de dag van de algehele voldoening. Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen de som van € 1000,- (duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 26 augustus 2014, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij,
[slachtoffer 4] geboren [geboortedatum] ,toe tot een bedrag van € 1000,- (duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 2 oktober 2014, tot aan de dag van de algehele voldoening. Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 4] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 4] , te betalen de som van € 1000,- (duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 2 oktober 2014, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij,
[slachtoffer 6] geboren [geboortedatum] ,toe tot een bedrag van € 1000,- (duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 11 september 2014, tot aan de dag van de algehele voldoening. Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 6] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 6] , te betalen de som van € 1000,- (duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 11 september 2014, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij,
[slachtoffer 1] geboren [geboortedatum] ,toe tot een bedrag van € 1288,91 aan materiële schade en € 2000,- aan immateriële schade, in totaal een bedrag van € 3288,91 (tweeëndertighonderd achtentachtig euro en eenennegentig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 29 maart 2015, tot aan de dag van de algehele voldoening. Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering voor wat betreft de kosten voor de studievertraging.
Wijst af de gevorderde kosten voor rechtsbijstand, de huurpenningen en de reiskosten voor een eventueel hoger beroep.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen de som van € 3288,91 (tweeëndertighonderd achtentachtig euro en eenennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 29 maart 2015, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 65 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en N.A.J. Purcell, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 januari 2017.