In conventie
11. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van LeaseWeb in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
12. Indien juist is zoals LeaseWeb stelt, namelijk dat [gedaagde] inbreuk maakt op het concurrentiebeding door zijn indiensttreding bij NovoServe, kan dat reden zijn om voorzieningen te vragen die daar op korte termijn een einde aan maken. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, heeft LeaseWeb dan ook een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen.
13. Ter beoordeling ligt allereerst voor of [gedaagde] het concurrentiebeding overtreedt door bij NovoServe in dienst te treden. Voor de uitleg van de bewoordingen van het onderhavige concurrentiebeding geldt de zogenaamde Haviltexnorm: de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepaling van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
14. In artikel 7.1 is een schriftelijke motivering van het concurrentiebeding opgenomen. Daarin is een beperking tot de regio Amsterdam opgenomen. In artikel 7.2 van de arbeidsovereenkomst is het daadwerkelijke concurrentiebeding opgenomen, nu zonder geografische beperking. Aangezien artikel 7.2 geen geografische beperking bevat, is de kantonrechter voorshands van oordeel dat daaruit voldoende blijkt dat het de bedoeling van partijen was dat het [gedaagde] niet was toegestaan om binnen twaalf maanden na het eindigen van zijn dienstverband bij concurrenten van LeaseWeb in dienst te treden. Anders heeft het concurrentiebeding ook weinig nut, nu LeaseWeb hostingdiensten en oplossingen aan klanten over de hele wereld aanbiedt en de concurrentie derhalve niet is beperkt tot de regio Amsterdam. Ook [gedaagde] had dit mede gelet op zijn functie, redelijkerwijs ook zo moeten begrijpen.
15. [gedaagde] erkent dat er een zekere overlap bestaat tussen de producten die NovoServe en LeaseWeb aanbieden. Door zijn indiensttreding bij NovoServe overtreedt [gedaagde] dan ook het concurrentiebeding.
16. Vervolgens moet worden beoordeeld of er een aanzienlijke kans bestaat dat de bodemrechter tot een beslissing zal komen waarbij de werking van dat beding geheel of gedeeltelijk zal worden aangetast. Hierbij is het criterium of [gedaagde] onbillijk wordt benadeeld in zijn belangen, in verhouding tot het te beschermen belang van LeaseWeb.
17. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat LeaseWeb haar belang bij bescherming van haar bedrijfsdebiet voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Een oud werknemer heeft NovoServe opgericht en er zijn, behalve [gedaagde] , ook andere werknemers van LeaseWeb naar NovoServe overgestapt. Voorts zijn klanten van LeaseWeb door NovoServe benaderd. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij bij LeaseWeb steeds een interne rol vervulde en geen bemoeienis had met contracten, strategieën, bijzondere prijsafspraken etc. en het klantcontact beperkt bleef tot het oplossen van incidentele problemen, en hij dus geen bijzondere kennis bezit. De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Reeds uit hoofde van zijn functie moet hij geacht worden op de hoogte te zijn van de belangrijkste klanten van LeaseWeb. LeaseWeb heeft verder terecht aangevoerd dat [gedaagde] lid was van het managementteam en derhalve uit dien hoofde geacht moet worden op de hoogte te zijn van concurrentiegevoelige informatie van LeaseWeb.
18. Bij het belang van LeaseWeb weegt ook mee de omstandigheid dat het dienstverband is beëindigd op initiatief van [gedaagde] . [gedaagde] had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en er waren geen aanwijzingen dat door de minder goede beoordeling in de mid-year review zijn baan mogelijk op het spel stond. Dat [gedaagde] zijn ontevredenheid over de wijze waarop hij zijn functie mocht uitoefenen en de volgens hem slechte werksfeer binnen het OCOM concert onder de aandacht heeft gebracht, is gesteld noch gebleken. Dat [gedaagde] de functie Chief Customer Officer enkel bij een hostingbedrijf zou kunnen vervullen acht de kantonrechter voorshands niet aannemelijk omdat hij ook ruime werkervaring heeft buiten de hostingbranche. Dat [gedaagde] buiten de randstad wilde gaan wonen is zijn eigen keuze, en niet een omstandigheid die ertoe leidt dat een belangenafweging in het voordeel van [gedaagde] dient uit te vallen.
19. De kantonrechter is op grond van het voorgaande voorshands van oordeel dat, in verhouding tot het te beschermen belang van LeaseWeb, [gedaagde] door het concurrentiebeding niet onbillijk wordt benadeeld. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat [gedaagde] ervan op de hoogte was, dat NovoServe een concurrent van LeaseWeb is. Hij wist derhalve dat een overstap naar NovoServe mogelijk in strijd zou zijn met zijn concurrentiebeding. De kantonrechter ziet wel aanleiding, nu de kennis op het vakgebied waarin [gedaagde] werkzaam is snel veroudert, om het concurrentieverbod in de duur te schorsen vanaf zes maanden na betekening van dit vonnis. Omdat het relatiebeding gehandhaafd blijft, wordt na die zes maanden nog steeds voldoende aan de belangen van LeaseWeb tegemoet gekomen.
20. Dit leidt ertoe [gedaagde] wordt veroordeeld om gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis geen werkrelatie aan te gaan met NovoServe, dan wel aan NovoServe gelieerde ondernemingen, en het concurrentiebeding gedurende die periode na te leven. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, maar gematigd en gemaximeerd als na te melden. Dat er in het concurrentiebeding geen boetebepaling is opgenomen leidt er niet toe dat LeaseWeb nakoming van het concurrentiebeding niet door middel van een dwangsom zou mogen afdwingen.
21. De vordering die erop ziet dat [gedaagde] niet in dienst mag treden bij eventuele andere concurrenten die onder de artikelen 7.2 en 7.3 van het concurrentieverbod vallen is te verstrekkend en niet toewijsbaar.