In deze zaak vorderde de verhuurder, Lebo Vastgoed B.V., dat de huurster, een alleenstaande moeder met twee minderjarige kinderen, haar woning in Osdorp zou ontruimen. De verhuurder had voldoende aannemelijk gemaakt dat het pand gesloopt zou worden en dat de voorbereidende werkzaamheden per 1 april 2017 zouden beginnen. De huurster vond de aangeboden vervangende woning niet passend en wilde in het gehuurde blijven totdat zij een geschikte woning had gevonden. De kantonrechter oordeelde echter dat de verhuurder een spoedeisend belang had bij de ontruiming, aangezien de sloopplannen al geruime tijd bekend waren en de huurster eerder had ingestemd met de sloop. De kantonrechter wees de vordering van de verhuurder toe en veroordeelde de huurster om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen.
De zaak werd behandeld in kort geding, waarbij de kantonrechter de belangen van beide partijen afwoog. De huurster had weliswaar verweer gevoerd, maar de rechter oordeelde dat de belangen van de verhuurder zwaarder wogen, gezien de noodzaak om de werkzaamheden te starten. De huurster had weliswaar een vervangende woning gevonden, maar deze was pas later beschikbaar. De kantonrechter concludeerde dat de verhuurder niet verplicht was om een wisselwoning aan te bieden en dat de huurster voldoende mogelijkheden had om een nieuwe woning te vinden. De proceskosten werden aan de huurster opgelegd.