ECLI:NL:RBAMS:2017:1918

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2017
Publicatiedatum
28 maart 2017
Zaaknummer
13/654187-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroving van een toerist met geweld en bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van beroving van een toerist op 25 juli 2014 in Amsterdam. De rechtbank heeft op 2 maart 2017 uitspraak gedaan na een terechtzitting op 16 februari 2017. De officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. Y. Karga, pleitte voor gedeeltelijke vrijspraak van het geweld en medeplegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader de aangever heeft bedreigd met een mes en hem heeft beroofd van 600 euro en een iPhone. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als overtuigend beoordeeld, ondersteund door camerabeelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, maar heeft hieraan geen gevolgen verbonden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/654187-14
Datum uitspraak: 2 maart 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres van verdachte] , [postcode] [woonplaats] , en aldaar feitelijk verblijvend.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Karga, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 25 juli 2014 te Amsterdam, in een garagebox ter hoogte van [adres] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 600 (zeshonderd) euro en/of een Iphone , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de
vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- een zwaard en/of een mes (althans een scherp en/of puntig voorwerp) heeft/hebben gepakt en/of
- dit zwaard (althans een scherp en/of puntig voorwerp) naar de keel van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gebracht en/of
- die [naam slachtoffer] heeft/hebben getrapt in het gezicht (althans tegen het lichaam) en/of
- die [naam slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt in diens nek en/of
- met die [naam slachtoffer] heeft/hebben gevochten en/of
- die [naam slachtoffer] heeft/hebben gevraagd waar zijn portemonnee was en/of
- heeft/hebben geroepen (in de Engelse taal) "Geef me je geld, geef je telefoon, verzet je niet want wij zijn toch sterker" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met de handen in de zakken van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gevoeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gerequireerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde.
4.2.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken, te weten van het ten laste gelegde geweld en medeplegen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van verdachte – inhoudende dat hij voorafgaand aan de schermutseling het geld van de aangever al had gekregen onder het voorwendsel dat dat bedoeld was voor de koop van drugs en niet voornemens was dat terug te geven, dat hij verrast werd door de plotselinge aanwezigheid van een persoon met een mes en heeft willen voorkomen dat daar iets mee zou gebeuren, dat hij dat mes daarom op enig moment ook heeft opgepakt, en dat hij de telefoon van de aangever heeft weggenomen toen die op de grond lag. Volgens de raadsvouw vindt de verklaring van haar cliënt steun in de overige inhoud van het dossier, waaronder de camerabeelden.
4.3.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
Vast staat dat een beroving heeft plaatsgevonden, waarbij geweld is gebruikt en waarna 600 euro en de iPhone van de aangever weg waren. De rechtbank acht het onaannemelijk dat verdachte, die een buit van 600 euro reeds in zijn bezit had, zich niet direct uit de voeten heeft willen maken. Hierbij komt dat de melder van de beroving, de heer [naam getuige] , weliswaar niets heeft gezien, maar wel uit eigen waarneming heeft verklaard dat hij
tweemannenstemmen dreigende taal heeft horen schreeuwen. Hij hoorde de mannenstemmen in de Engelse taal zeggen: “Geef me je geld, geef je telefoon, verzet je niet want wij (dus meervoud, rb) zijn toch sterker.” Voorts heeft de aangever verklaard dat verdachte – die hij kent als ‘ [bijnaam van verdachte] ’ – hem om zijn nek vastpakte en vroeg waar zijn portemonnee was, nadat de medeverdachte hem (de aangever) met een mes had bedreigd en geweld had aangedaan. De verklaringen van de aangever en de heer [naam getuige] worden ondersteund door de camerabeelden, waarop de verbalisanten zien dat
allenmet elkaar in gevecht raken. Voornoemde bewijsmiddelen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, brengen de rechtbank tot de overtuiging dat verdachte in de garagebox samen met zijn mededader met geweld en bedreiging met geweld de aangever het geld en de iPhone heeft afgenomen.
4.4.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 25 juli 2014 te Amsterdam, in een garagebox ter hoogte van [adres] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 600 (zeshonderd) euro en een iPhone, toebehorende aan [naam slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededader
  • een mes hebben gepakt en
  • dit naar de keel van die [naam slachtoffer] hebben gebracht en
  • die [naam slachtoffer] hebben getrapt in het gezicht en
  • die [naam slachtoffer] hebben vastgepakt in diens nek en
  • met die [naam slachtoffer] hebben gevochten en
  • die [naam slachtoffer] hebben gevraagd waar zijn portemonnee was en
  • hebben geroepen in de Engelse taal “Geef me je geld, geef je telefoon, verzet je niet want wij zijn toch sterker” en
  • met de handen in de zakken van die [naam slachtoffer] hebben gevoeld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, en een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
De rechtbank komt tot de oplegging van een deels onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van nagenoemde duur. Deze strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brute beroving van een toerist waarbij fors geweld is gebruikt en zelfs met een mes is gedreigd. Het feit dat de beroving heeft plaatsgevonden in een afgesloten ruimte moet voor het slachtoffer nog beangstigender zijn geweest.
Door zijn handelen draagt verdachte bij aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Slachtoffers van misdrijven als het onderhavige ondervinden daarvan doorgaans langere tijd psychisch nadelige gevolgen. Dat blijkt in deze zaak ook, nu het slachtoffer na het afleggen van een verklaring naar aanleiding van schriftelijke vragen, meer dan een jaar na de beroving, heeft aangegeven er niet meer aan te willen worden herinnerd en opgelucht te zijn na de uitvoerige verklaring te hebben afgelegd. Dit alles heeft verdachte ondergeschikt gemaakt aan zijn drang naar geldelijk gewin.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 februari 2017 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld. Die veroordelingen waren echter voornamelijk terzake de Opiumwet. In Engeland is verdachte eenmaal veroordeeld voor een soortgelijk delict, maar dat was in 2010. Nu die veroordeling zodanig gedateerd is zal de rechtbank deze niet ten nadele van verdachte in haar oordeel betrekken. De rechtbank betrekt bij de strafmaat dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De raadsvrouw van verdachte heeft een brief van 12 februari 2017 van [naam mentor van het Leger des Heils] van het Leger des Heils, mentor van verdachte bij het traject Vast en Verder, aan de rechtbank doen toekomen. De mentor uit zich daarin zeer lovend over verdachte en hij maakt kenbaar dat hij wenst dat verdachte het ingezette traject bij Vast en Verder kan vervolgen en met succes kan afmaken. In de brief wordt voorts onder meer vermeld dat verdachte een opleiding (taalles) aan het ROC volgt, druk doende is met solliciteren, voor zichzelf kookt en openstaat voor het leren van kookvaardigheden, deelneemt aan het project Turn-Over vanuit de gemeente dat zich richt op toeleiding naar betaald werk en daarnaast zijn taakstraf afrondt, waarbij hij zich houdt aan alle afspraken die voor dat traject gelden. Tot slot vermeldt de brief dat verdachte naar zijn eigen handelen durft te kijken, verantwoordelijk en volwassen in het leven staat en graag zijn leven wilt verbeteren. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting gezegd dat de proeftijd in de zaak waarin het traject bij Vast en Verder is opgestart in november 2017 zal aflopen. Verdachte wil echter graag na het aflopen van die termijn gebruik kunnen blijven maken van de aangeboden hulp, aldus de raadsvrouw. Omdie reden heeft zij verzocht om een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, zodat er een titel bestaat voor voortgang van het traject.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Gelet op de ernst van het feit zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van langere duur dan door de officier van justitie geëist. Nu het echter een oud feit betreft en verdachte op dit moment serieus met zichzelf aan de slag is bij Vast en Verder, acht de rechtbank detentie van een langere duur dan reeds door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebracht thans niet opportuun. Gelet op de leeftijd van verdachte, alsmede op de goede weg die hij klaarblijkelijk is ingeslagen acht de rechtbank het opleggen van een taakstraf naast de vrijheidsstraf evenmin opportuun. Zij zal een deel van de op te leggen vrijheidsstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Op die manier wordt ook aan de wens van de verdediging tegemoet gekomen.
De officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte hebben terecht opgemerkt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Deze overschrijding is naar het oordeel van de rechtbank beperkt. De rechtbank volstaat daarom met het constateren van genoemde overschrijding en zal daaraan geen gevolgen verbinden. Hierbij speelt voor de rechtbank mee dat het mede aan verdachte zelf te wijten is dat de behandeling van de zaak lang op zich heeft laten wachten nu verdachte verzocht heeft een getuige, woonachtig in Korea, te horen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [naam verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en L.R. Wisse, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 maart 2017.