ECLI:NL:RBAMS:2017:1883

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
13/665469-15 (A) en 13/659400-15 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grooming, seksueel contact met minderjarigen en poging tot zware mishandeling

Op 28 maart 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan grooming en seksueel contact met minderjarigen. De verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een meisje dat jonger was dan 16 jaar, en dat hij ook een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd. De feiten vonden plaats in de periode van 2015 en betroffen onder andere het seksueel binnendringen van een minderjarige en het versturen van ongepaste beelden via social media. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces van de verdediging, en oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van de slachtoffers. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank matigde deze straf op basis van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/665469-15 (A) en 13/659400-15 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 28 maart 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en feitelijk verblijvend op het adres
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2017.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de hierboven vermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Al Mansouri en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd zoals op de zitting van 2 juni 2016 nader is omschreven dat:
met betrekking tot zaak A:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 20 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2000) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis en/of vinger(s) in haar vagina geduwd/gebracht en/of
- haar borsten en/of billen en/of vagina, althans haar lichaam gestreeld en/of betast en/of
- zich door haar laten aftrekken, althans zijn geslachtsdeel laten betasten,
waarbij hij, verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie waarin zij zich bevond;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 28 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een of meerdere tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en), die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had(en) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, hebbende verdachte (telkens) zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die tot op heden onbekend gebleven
perso(o)n(en) geduwd/gebracht en/of het lichaam van die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) gestreeld en/of betast en/of zich door die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) laten aftrekken en/of pijpen, althans zijn geslachtsdeel laten betasten;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 30 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte een of meermalen met die [slachtoffer 2] (een) (seksueel geladen en/of prikkelende(e)) (video)chatgesprek(ken) gevoerd en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) laten verrichten, bestaande uit het tonen/ laten zien van haar botsten, terwijl die [slachtoffer 2] door middel van een webcam voor verdachte geheel of gedeeltelijk zichtbaar was;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 2 april 2015 tot en met 8 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een afbeelding en/of een voorwerp waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond aan [slachtoffer 3] , van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij jonger was dan zestien jaar, immers heeft verdachte middels een computerverbinding een foto van zijn ontblote penis in erectie laten zien/getoond aan die [slachtoffer 3] ;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2015 tot en met 28 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten MSN en/of GSM en/of skype en/of facebookchats) met een persoon van wie hij, verdachte, weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2000 en/of een of meerdere tot op heden onbekend gebleven personen één of meer ontmoeting(en) heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige
handelingen (gemeenschap) met die [slachtoffer 1] en/of met die een of meerdere onbekend gebleven personen te plegen terwijl hij (daarbij) enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] en/of die een of meerdere onbekend gebleven personen concrete voorstellen gedaan wat betreft tijd en/of plaats ( zijn woning aan de [adres] ) en/of een apotheek en/of een of meerdere andere
plaatsen) van die ontmoeting;
met betrekking tot zaak B:
hij op of omstreeks 18 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 4] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (stenen) mok, althans een zwaar en/of scherp voorwerp op/tegen de hals/nek van voornoemde [slachtoffer 4] heeft gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens) nadat voornoemde [slachtoffer 4] op de grond lag eenmaal of meermalen (met kracht) tegen het (achter)hoofd van voornoemde [slachtoffer 4] heeft
getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van het voorgenomen feit niet was voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 18 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4] met een (stenen) mok, althans een zwaar en/of scherp voorwerp op/tegen de hals/nek, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 4] heeft gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens) nadat voornoemde [slachtoffer 4] op de grond lag eenmaal of meermalen (met kracht) tegen het (achter)hoofd van voornoemde [slachtoffer 4] heeft getrapt en/of geschopt waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft alle feiten, uitgezonderd het eerste alternatief onder 2 in zaak A, bewezen geacht. Met betrekking tot zaak A heeft zij daartoe gewezen op de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 3, de getuigenverklaring van de maatschappelijk werkster en het studioverhoor van [slachtoffer 1] . Met betrekking tot het tweede alternatief onder feit 2 heeft zij gewezen op het verhoor van [slachtoffer 2] en de chatgesprekken. Voorts heeft zij gewezen op het verhoor van verdachte, waarin deze eigener beweging verklaarde dat [slachtoffer 2] haar borsten niet op zijn verzoek heeft getoond, hetgeen naar haar mening op kennis over de inhoud van het gesprek duidt. Met betrekking tot het derde alternatief onder feit 2 heeft de officier van justitie erop gewezen dat de chats werden gevoerd met het eigen account van verdachte, [verdachte] .
Met betrekking tot zaak B heeft de officier gewezen op de aangifte en de verklaring van de echtgenote van de aangever, getuige [naam getuige] , alsmede de eigen verklaring van verdachte. Zij acht de poging tot zware mishandeling bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij de feiten 1 en 3 in zaak A heeft begaan. Volgens de raadsman kunnen deze feiten dan ook bewezen worden. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat niet vast staat dat de chats door verdachte werden gevoerd, zodat voor dat feit vrijspraak dient te volgen. De raadsman heeft er in dit verband op gewezen dat niet is gebleken dat verdachte de enige was die de laptop gebruikte.
Met betrekking tot zaak B heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het opzet ontbreekt, zowel op de dood als op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, nu verdachte zich op het moment van slaan niet bewust was dat hij de koffiemok nog in zijn hand had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
De rechtbank acht – evenals de officier van justitie en de verdediging - niet bewezen wat in zaak A onder 2 als eerste alternatief is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.4.2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank verder van oordeel dat de feiten 1 en 3 in zaak A, ten aanzien waarvan verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, bewezen kunnen worden.
4.4.3
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de tweede en derde alternatieven onder feit 2 eveneens bewezen kunnen worden. De rechtbank acht daarbij met betrekking tot het tweede alternatief in het bijzonder ook de eigen verklaring van verdachte bij de politie van belang, waarin de verdachte aangeeft dat [slachtoffer 2] haar borsten niet op zijn verzoek heeft getoond. Naar het oordeel van de rechtbank valt hieruit af te leiden dat de bewuste chat wel degelijk door verdachte is gevoerd en dat [slachtoffer 2] haar borsten aan verdachte heeft getoond. Verdachte heeft ook niet verklaard over anderen die van de laptop gebruik maken. Sterker nog, in zijn eerste verhoor bij de politie heeft hij verklaard dat niemand anders van zijn computer gebruik maakt, alleen hijzelf.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het in zaak B primair ten laste gelegde kan worden bewezenverklaard. Eerst ter terechtzitting heeft verdachte op een daartoe strekkende vraag van de raadsman verklaard zich er niet van bewust te zijn geweest dat hij de koffiemok nog in zijn hand had. Daarbij komt dat verdachte het slachtoffer, nadat deze op de grond was gevallen, meermalen met geschoeide voet tegen zijn hoofd heeft getrapt, hetgeen eveneens opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de aan dit vonnis als bijlage gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
in de periode van 1 mei 2015 tot en met 20 augustus 2015 te Amsterdam, meermalen met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2000, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte telkens
- zijn penis en vingers in haar vagina gebracht en
- haar borsten en billen en vagina gestreeld en betast en
- zich door haar laten aftrekken,
waarbij hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie waarin zij zich bevond;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 1 september 2015 tot en met 30 september 2015 te Amsterdam met [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte meermalen met die [slachtoffer 2] seksueel geladen en prikkelende (video)chatgesprekken gevoerd en daarbij die [slachtoffer 2] telkens ontuchtige handelingen laten verrichten, bestaande uit het tonen van haar borsten, terwijl die [slachtoffer 2] door middel van een webcam voor verdachte zichtbaar was;
en
op 2 april 2015 te Amsterdam een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft vertoond aan [slachtoffer 3] , van wie verdachte wist dat zij jonger was dan zestien jaar, immers heeft verdachte middels een computerverbinding een foto van zijn ontblote penis in erectie getoond aan die [slachtoffer 3] ;
ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde:
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 28 september 2015 te Amsterdam door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten MSN en/of GSM en/of skype en/of facebookchats) met een persoon van wie hij, verdachte, weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2000, ontmoetingen heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen (gemeenschap) met die [slachtoffer 1] te plegen terwijl hij daarbij enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] concrete voorstellen gedaan wat betreft tijd en plaats, zijn woning aan de [adres] en een apotheek, van die ontmoeting;
ten aanzien van het in zaak B, primair ten laste gelegde:
op 18 september 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een stenen mok tegen de hals van voornoemde [slachtoffer 4] heeft geslagen en vervolgens, nadat voornoemde [slachtoffer 4] op de grond lag, meermalen met kracht tegen het achterhoofd van voornoemde [slachtoffer 4] heeft getrapt, terwijl de uitvoering van het voorgenomen feit niet was voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

6.1.
Beroep op noodweer.
6.1.1.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte zich in zaak B kan beroepen op noodweer. Hij heeft er daartoe op gewezen dat de aangever op zoek was naar een confrontatie, zijn tuin uitliep en op enkele centimeters van verdachte, volgens zijn eigen verklaring, een gebaar met twee armen open en de borst vooruit heeft gemaakt. Dit nadat de aangever had gezegd dat ze het maar even moesten afhandelen. De raadsman heeft gesteld dat daarmee sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding, waarop verdachte in een reflex heeft gereageerd.
6.1.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte zich noodzakelijk moest verdedigen. Zij heeft er daartoe op gewezen dat het slachtoffer niet gewapend was en verdachte zich eenvoudigweg aan de situatie had kunnen onttrekken door naar zijn woning te gaan.
6.1.3.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verwerpt het verweer. Met de officier van justitie acht de rechtbank niet aannemelijk dat sprake is geweest van een situatie waarin het noodzakelijk was dat verdachte zich verdedigde. Dat aangever naar verdachte is toegelopen en een gebaar met zijn twee armen heeft gemaakt, maakt nog niet dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door aangever, of een reële dreiging daarvan. Verdachte heeft van zijn kant ook de confrontatie opgezocht door naar aangever toe te lopen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een reëel alternatief had, nu hij zich eenvoudig aan de situatie had kunnen - en moeten - onttrekken door zijn woning binnen te gaan. Van een noodweersituatie is dan ook geen sprake.
6.2.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is ook overigens niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1.
Beroep op noodweerexces.
7.1.1.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich in zaak B kan beroepen op noodweerexces. Nadat hij zich verschoonbaar heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding is hij te ver gegaan door de aangever tegen het hoofd te schoppen toen deze op de grond lag, aldus de raadsman. Volgens de raadsman was dat echter het onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.
7.1.2.
De officier van justitie heeft zich over dit verweer niet uitgelaten.
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verwerpt het verweer. Zij heeft hiervoor onder 6 reeds geoordeeld dat van een noodweersituatie geen sprake was. Verdachte komt reeds om die reden ook geen beroep op noodweerexces toe.
7.2.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1, 2, tweede en derde deel van de alternatief-cumulatieve tenlastelegging en 3 en in zaak B primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in het rapport van 29 maart 2016 geadviseerd, waarvan zij de dadelijke uitvoerbaarheid heeft gevorderd. De officier van justitie hecht waarde aan opname in een instelling voor begeleid wonen en maatschappelijke opvang nu de moeder van verdachte periodes van huis is en de feitelijkheden zich hebben afgespeeld in een van die periodes.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] deels zal worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft erop gewezen dat verdachte zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis goed aan de voorwaarden heeft gehouden en niet is gerecidiveerd.
De raadsman heeft verzocht om een straf, die geen detentie inhoudt langer dan verdachte reeds heeft ondergaan. De raadsman heeft voorgesteld een gevangenisstraf op te leggen met een fors voorwaardelijk deel en daarnaast een werkstraf.
De raadsman heeft gesteld dat opname in een instelling voor begeleid wonen een grote inbreuk betekent op het privéleven van verdachte en heeft er in dat verband op gewezen dat zich sinds de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis geen incidenten meer hebben voorgedaan. Dit terwijl de moeder van verdachte regelmatig van huis is. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft de raadsman wijzend op het noodweerverweer afwijzing bepleit, dan wel, nu sprake is van eigen schuld van [slachtoffer 4] , verzocht de vordering gelet op artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek te matigen tot nihil.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft, na haar via chats daartoe te hebben uitgenodigd, meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met een destijds veertienjarig meisje, dat bovendien extra kwetsbaar was doordat zij een aanzienlijke verstandelijke beperking heeft. De handelingen bestonden onder meer uit het seksueel penetreren van het slachtoffer met verdachtes vingers en penis. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gepleegd op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het meisje en ernstig misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie. Het valt niet uit te sluiten dat het meisje daarvan ernstige psychische problemen zal ondervinden, terwijl het gebeurde ook bij de moeder van het meisje sterke gevoelens van verdriet, onmacht en wantrouwen moet hebben veroorzaakt.
Verder heeft verdachte een destijds elfjarig meisje via chats bewogen haar borsten te laten zien. Uit het politieverhoor van dit meisje blijkt duidelijk van de gevoelens van verdriet en schaamte waarmee zij door toedoen van verdachte moet leven. Een ander, eveneens elfjarig, meisje heeft verdachte via social media een foto van zijn ontblote penis in erectie gestuurd. Het behoeft geen betoog dat dit soort feiten, juist aan kinderen, ernstige psychische, emotionele en lichamelijke schade kunnen toebrengen
Verdachte heeft zich niet laten weerhouden door de mogelijk nadelige gevolgen voor zijn slachtoffers. Hij had uitsluitend oog voor de bevrediging van zijn eigen behoeften.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door zijn buurman met een koffiemok te verwonden en hem tegen het hoofd te schoppen toen hij op de grond terecht was gekomen. In het dossier bevindt zich een verklaring vanuit de school van het zoontje van het slachtoffer, dat getuige was van het incident. Hierin valt te lezen dat het zoontje na het gebeuren geschokt en angstig was. Hij is teruggetrokken en afwezig. Hij heeft verteld slecht te slapen. De schoolresultaten zijn afgezakt.
Een en ander is te ernstig om af te doen met een straf die geen verdere detentie inhoudt, zoals door de raadsman van verdachte verzocht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 februari 2017 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het psychologisch rapport d.d. 31 maart 2016. Hierin adviseert de psycholoog, [naam psycholoog] , verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 29 maart 2016, in het bijzonder de daarin geadviseerde interventies; de behandelverplichting, het contactverbod en de meldplicht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De detentie die verdachte volgens die vordering nog moet ondergaan acht zij van te lange duur. De rechtbank zal de geëiste gevangenisstraf, in het bijzonder ook gelet op de inhoud van het hiervoor genoemde rapport matigen en daarnaast een taakstraf aan verdachte opleggen.
Aan verdachte zal verder een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, teneinde hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij zullen de geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd, met uitzondering van de opname in een instelling voor begeleid wonen, nu hiervoor onvoldoende aanleiding bestaat.
Het bevelen van directe uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden is overbodig, nu diezelfde voorwaarden gelden in het kader van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis, welke de rechtbank, zoals door de raadsman van verdachte verzocht, in stand zal laten.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert € 603,-- aan materiële schadevergoeding en
€ 2.000,-- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering is betwist.
De rechtbank zal de immateriële schadevergoeding, mede gelet op het eigen aandeel van de benadeelde partij in het incident, matigen tot € 800,--. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het overige immateriële deel van de vordering. De benadeelde partij kan dat deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 4] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak B bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.403,-- (veertienhonderd en drie euro).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 240a, 245, 247, 248e en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 2, eerste deel van de alternatief-cumulatieve tenlastelegging ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, tweede en derde deel van de alternatief-cumulatieve tenlastelegging, en 3 en het in zaak B primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder 2, tweede deel van de alternatief-cumulatieve tenlastelegging:
iemand beneden de leeftijd van zestien jaren tot het plegen van ontuchtige handelingen verleiden, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder 2, derde deel van de alternatief-cumulatieve tenlastelegging:
een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet dat deze jonger is dan zestien jaar;
ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde:
door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak B primair ten laste gelegde:
poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
12 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. veroordeelde zal aan iedere oproep van de reclassering gehoor geven en zich houden aan alle aanwijzingen die hem worden gegeven;
2. veroordeelde zal zich laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;

3.veroordeelde zal op geen enkele wijze contact hebben met [slachtoffer 1] .

De rechtbank geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van bovengenoemde voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
120 uren,met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Wijst de vordering van [slachtoffer 4] , wonende op het adres [adres] , toe tot € 1.403,-- (veertienhonderd en drie euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 september 2015) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[slachtoffer 4] , € 1.403,--(veertienhonderd en drie euro) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 september 2015) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 24 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2017.