ECLI:NL:RBAMS:2017:1881

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
13/654059-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 24 maart 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tussen 23 en 24 april 2016, waarbij de verdachte samen met medeverdachten de aangever, [slachtoffer], in een woning in Amsterdam heeft mishandeld en van zijn vrijheid beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangever hebben gevraagd naar de woning te komen, waarna hij daar werd vastgehouden en meermalen werd geslagen en geschopt. De aangever heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder kneuzingen en breuken in het gezicht. Tijdens de zitting op 10 maart 2017 heeft de rechtbank de verklaringen van de aangever en getuigen gehoord, evenals de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van de aangever consistent en geloofwaardig zijn, en dat er voldoende bewijs is voor de beschuldigingen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd in het kader van de reclassering. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], ter hoogte van € 5.125,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654059-16 (Promis)
Datum uitspraak: 24 maart 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [GBA-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.J.M. Vreekamp, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.C.J. Tuip, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen naar voren is gebracht door mr. G.K. Sluiter, raadsman van de benadeelde partij, [slachtoffer] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer) van zijn mededader(s), voornoemde [slachtoffer] (telefonisch) gevraagd naar een woning (gelegen aan [Straat A huisnr. 1] ) te komen en/of (toen voornoemde [slachtoffer] in de woning aanwezig was) de deur van die woning op slot gedaan (waardoor voornoemde [slachtoffer] de woning niet kon verlaten) en/of voornoemde [slachtoffer] in die woning eenmaal of meermalen in/op/tegen het gezicht en/of de rug en/of buik en/of ribben en/of handen, in elk geval tegen het lichaam geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of gezegd dat hij, [slachtoffer] , niet weg mocht, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (meerdere kneuzingen in het aangezicht en/of een breuk aan binnenzijde oogkas en/of een breuk in het jukbeen en/of kneuzingen aan de ribben en/of beschadigingen aan de oogspieren en/of oogkassen) heeft bekomen;
feit 2
primair
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere kneuzingen in het aangezicht en/of een breuk aan de binnenzijde van de oogkas en/of een breuk in het jukbeen en/of kneuzingen aan de ribben, heeft/hebben toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] eenmaal of meermalen in/op/tegen het gezicht en/of de rug en/of buik en/of ribben en/of handen te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen en/of door zout in de mond en neus te strooien/stoppen;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] eenmaal of meermalen in/op/tegen het gezicht en/of de rug en/of buik en/of ribben en/of handen te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen en/of door zout in de mond en/of neus te
strooien/stoppen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (meerdere kneuzingen in het aangezicht en/of een breuk aan de binnenzijde van de oogkas en/of een breuk in het jukbeen en/of kneuzingen aan de ribben), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 3
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door een deel van zijn haar af te knippen/te snijden, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 4
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), hem zou(den) vermoorden en/of zijn lichaam zou(den) oplossen in zoutzuur en/of zijn achillespezen zou(den) doorsnijden en/of zijn penis zou(den) verminken.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de feiten 3 en 4 en tot bewezenverklaring van hetgeen onder 1 en 2 primair ten laste is gelegd.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 3 en 4 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen onder 3 en 4 aan verdachte ten laste is gelegd. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de verklaringen die aangever hieromtrent heeft afgelegd geen steun vinden in enig ander bewijsmiddel. Gelet op het bepaalde in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is dus niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze feiten heeft begaan. Hij zal hiervan worden vrijgesproken.
4.3.2.
Oordeel over het onder 1 en 2 ten laste gelegde
4.3.2.1. Bewijsmiddelen

1.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2017.

Deze verklaring houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
U houdt mij de verdenking voor. Ik kreeg te horen dat die man daar zou komen. Ik kende hem helemaal niet. Toen die man kwam, was het nog licht, het was tegen de avond. Ik heb hem twee klappen gegeven op zijn bovenlijf en ook twee schoppen. Ik weet niet hoe lang hij in de woning is geweest, maar het zullen meerdere uren zijn geweest. U vraagt mij hoe het kan dat, als ik hem niet heb tegengehouden, aangever toch zo lang in de woning is verbleven, gelet op hoe hij eruit zag toen hij later op straat werd aangetroffen. Ik zeg u dat niet alleen ik heb geslagen, hij heeft ook van iemand anders klappen gehad. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft hem ook geslagen.
2.
De verklaring van getuige [slachtoffer] , afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2017.
Deze verklaring houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Ik blijf bij de verklaringen die ik eerder heb afgelegd. Op 23 april 2016 in de middag was ik thuis. Er was ook een kennis. Hij werd gebeld en ik hoorde hem [medeverdachte 2] ’ zeggen. Ik ging haar groeten door de telefoon en zij vroeg mij om langs te komen. Ik hoorde iemand op de achtergrond zeggen: ‘laat hem komen.’ Zij noemde het adres, [Straat A huisnr. 1] , en ik ging daar naartoe. In de woning waren één vrouw, [medeverdachte 2] , en drie mannen: [getuige] en twee anderen. Toen ik binnen kwam, werd ik meteen geslagen door die twee jongens. Zij bleven mij slaan, schoppen en trappen. Het duurde in totaal van 14.00 uur ’s middags tot 4.00 uur ’s nachts. Ik ben overal geschopt en geslagen, ze probeerden mijn gezicht het meeste te pakken. Mijn gezicht was total loss. [getuige] heeft niks naars tegen mij gedaan.
U toont mij de foto’s op dossierpagina’s 125 en 129. Dat zijn de twee mannen waar ik het over heb.
Als gevolg van de mishandeling zie ik nu niet zo goed meer. Met mijn linkeroog zie ik dubbel.
3.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2016089684-1 van 24 april 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] (dossierpagina’s 115 – 118), door aangever ondertekend op 2 mei 2016.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Gisteren werd ik naar de [Straat A huisnr. 1] in Amsterdam gebracht. Ik denk dat ik daar omstreeks 14.00 uur was. Ik stapte naar binnen. Direct werd ik aangevallen door twee mannen. Ik werd hard op mijn gezicht geslagen, overal geschopt. Ik mocht niet weg, ze bleven mij slaan en schoppen. (…) Na verloop van tijd begonnen ze weer, werd ik weer geslagen en geschopt. Hierna moest ik op de grond blijven liggen. Ik ben met tussenpozen regelmatig mishandeld. Ze hebben erge dingen met mij gedaan, naast het slaan en schoppen overal op mijn lichaam, op mijn rug, buik, ribben, gezicht, handen, echt overal (…). Ik mocht niet weg. Ik heb het wel geprobeerd, maar zag bijna niets en botste tegen de deuren aan.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016089684-8 van 24 april 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam verbalisant 6] , [naam verbalisant 4] en [naam verbalisant 5] (dossierpagina’s 1 - 3).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 24 april 2016 om 3.26 uur kregen wij de melding te gaan naar de [Straat B] te Amsterdam, alwaar een man met een hoofdwond zou liggen. Aldaar troffen wij een bloedende man aan met meerdere wonden in zijn gezicht. De man gaf op te zijn genaamd [slachtoffer] . Ik, [naam verbalisant 6] , zag dat het gezicht van [slachtoffer] opgezwollen was. Ik zag namelijk dat de huid op en rond zijn ogen zo verdikt was dat hij zijn ogen niet meer kon openen. Ik zag dat er bloed vanuit het gebied van zijn ogen liep. Ik zag dat hij meerdere verwondingen in zijn gezicht had. Ik zag dat [slachtoffer] zichtbaar moeite had met ademen. Hij verklaarde het volgende: ‘Ik ben 6 uur lang mishandeld. Dit was in de woning van [getuige] op de [Straat A huisnr. 1] . Toen ik in de woning kwam, hebben ze me meteen naar grond geschopt en geslagen. Ze hebben me overal geslagen. Ze hebben mij net uit die woning vrij gelaten. Ik was vanmiddag in die woning en ik mocht net pas uit de woning.’
(…)
Wij betraden de woning aan de [Straat A huisnr. 1] te Amsterdam. De voordeur werd geopend door een persoon die bleek te zijn genaamd [getuige] . In de woning troffen wij de later aangehouden verdachten aan genaamd [medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [medeverdachte 2] . Wij hielden op 24 april 2016 om 4.05 uur verdachten [medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [medeverdachte 2] aan.
5.
Een proces-verbaal van het studioverhoor getuige met nummer 2016089684 van 29 september 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] (los opgenomen).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de woordelijk uitgewerkte verklaring van getuige [getuige] :
V = vraag
G = antwoord getuige
(p. 34-35)
V: maar uiteindelijk mocht ‘ie weg hè, die [slachtoffer] ?
G: ja, eh eh eh…
V: Van wie, van wie mocht dat nou?
G: Ik zeg…Hij vroeg mag ik weg? Ik zeg van mij mag je weg.
(…)
G: Ja, ik zeg eh want ik denk eh eh ik moet toch ook kijken weet je of hoe de, of het al, het ijs weer een beetje weer gesmolten was. Laten we het zo zeggen.
(…)
G: Nee, nee, die
( [medeverdachte 1] , rb)zei helemaal niks. Maar ja eh ik dorst in het begin niet aan om te zeggen van dit, dat, zus, zo, wat is dat helemaal nog. En ze zaten gewoon op…
(p. 43)
G: Toen begon bij [naam verdachte] het muntje te vallen.
(…)
G: Nou [naam verdachte] die zat eh over, over, over de slachtoffer, maar die deed niks meer. En die zegt [medeverdachte 2] komen, komen, komen. En [medeverdachte 2] zegt nee, nee, nee.
(…)
V: Toen kwam ze niet en toen.
G: Toen geloofden ze hem. En toen…
V: Toen geloofden ze hem.
G: ja en toen eh pff eh vroeg ie kan ik weg, ik zeg van mij kan je weg. Het moest eventjes eh eh…
V: O ja en toen mocht ie weg.
(…)
G: Want eh, uiteindelijk mocht ie dus weg.
6.
Een schriftelijk stuk, te weten een medische indicatie van 24 april 2016 (dossierpagina’s 52 en 53).
Dit stuk houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Verzoek om medische informatie over [slachtoffer] , die op 24 april 2016 betrokken is geweest bij een zware mishandeling. Van dit voorval wordt proces-verbaal opgemaakt door verbalisant [naam verbalisant 2] .
Medische informatie:
omschrijving van het letsel: meerdere kneuzingen aangezicht + verwondingen;
breuk binnenzijde oogkas links + breuk jukbeen;
multiple kneuzingen, ook kneuzing rib;
er is sprake van enig bloedverlies bij linkeroog.
7.
Een proces-verbaal van relaas met nummer PL1300-2016089684 van 24 april 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam verbalisant 2] (dossierpagina’s A1 – A5).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] is met de ambulance vervoerd naar het Bovenij ziekenhuis. Het letsel is omschreven door de dienstdoende arts in het ziekenhuis.
8.
Een schriftelijk stuk, te weten een brief van 23 augustus 2016 van [naam] , orthoptist.
Dit schriftelijk stuk houdt onder meer in als verklaring van voornoemde [naam] , zakelijk weergegeven:
Vanaf 25 april 2016 zien wij patiënt [slachtoffer] op het orthoptisch spreekuur.
Diagnose: fractuur van os nasale en mediale orbitawand links met verdenking strangulatie mediale oogspier met tevens fractuur van anterieure en mediale wand sinus maxillaris links met vocht in de sinus na mishandeling.
(…)
Bij de orthoptische controle op 19 augustus 2016 bleek: een zeer lichte onderactie van de mRectus Lateralis links.
4.3.2.2. Nadere overwegingen
Wederrechtelijke vrijheidsberoving
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij aangever twee klappen en twee schoppen heeft gegeven, maar hem (verder) niet heeft mishandeld of van zijn vrijheid heeft beroofd. Op de vraag hoe het kan dat aangever zo lang in de woning is geweest en zo zwaar is toegetakeld, heeft verdachte verklaard dat ook medeverdachte [medeverdachte 1] aangever heeft geslagen. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het nog maar de vraag is of aangever op enig moment wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd geweest en dat verdachte en de medeverdachten aangever niet hebben belet de woning te verlaten.
De rechtbank stelt voorop dat zij uitgaat van de juistheid van de verklaringen van aangever. Hij heeft meermalen een verklaring over het gebeurde afgelegd. Aangever heeft op essentiële onderdelen steeds consistent verklaard, ook als getuige op de terechtzitting. Deze verklaringen komen bovendien overeen met de verklaring van getuige [getuige] , die af en aan met het verblijf van aangever in de woning geconfronteerd is geweest. Volgens aangever mocht hij de woning niet verlaten, tot het moment in de vroege ochtend van 24 april 2016 dat ze (de rechtbank begrijpt: verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ) hem lieten gaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever te twijfelen. Daar komt bij dat het zeer onaannemelijk is dat iemand die in de woning van iemand anders in elkaar wordt geslagen, urenlang vrijwillig in diezelfde woning verblijft. De rechtbank overweegt ook dat uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat aangever de woning pas mocht verlaten toen verdachte en de medeverdachte dat toestonden. Ten slotte merkt de rechtbank nog op dat voor een bewezenverklaring van wederrechtelijke vrijheidsberoving niet is vereist dat iemand letterlijk wordt opgesloten of vastgehouden, maar dat iemand ook op andere manieren van zijn vrijheid kan worden beroofd. In dit geval hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangever gedurende een langere periode mishandeld en zijn zij daarbij voortdurend in de nabijheid van aangever gebleven. Gedurende de tijd dat aangever in de woning verbleef, meer specifiek in de achterkamer, waren verdachte en medeverdachte daar ook steeds aanwezig, zodat aangever werd belemmerd de woning te verlaten. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zich schuldig hebben gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever.
Medeplegen
Zoals hiervoor is overwogen, gaat de rechtbank uit van de lezing van aangever. Aangever heeft het telkens over twee mannen: verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Zij hebben hem samen urenlang mishandeld en van hen mocht hij de woning niet verlaten. Daar komt bij dat verdachte heeft bekend geweld tegen aangever te hebben gebruikt en, in antwoord op de vraag hoe het letsel van aangever kan worden verklaard, heeft verklaard dat ook medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geslagen. Dat anderen dan verdachte en [medeverdachte 1] aangever hebben mishandeld is niet gebleken. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen, hoeft niet precies komen vast te staan welke handelingen verdachte heeft uitgevoerd. Gelet op het voorgaande is zowel ten aanzien van feit 1 als feit 2 primair sprake van een gezamenlijke uitvoering, zodat het medeplegen bewezen is.
Zwaar lichamelijk letsel
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Hij heeft hierbij verwezen naar artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht en enkele voorbeelden in de jurisprudentie.
De rechtbank volgt het standpunt van de raadsman niet en overweegt hiertoe het volgende. Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt dat aangever meerdere kneuzingen in zijn gezicht, een breuk aan de oogkas, een breuk in het jukbeen, kneuzingen aan een rib en beschadigingen aan de oogspieren en oogkassen heeft opgelopen. Vanaf 25 april 2016 is aangever onder behandeling bij een orthoptist geweest. Deze behandeling heeft tenminste tot 19 augustus 2016 plaatsgevonden. Daar komt bij dat aangever tot op de dag van vandaag als gevolg van de mishandeling zichtproblemen ondervindt, hij heeft als getuige ter terechtzitting verklaard nog steeds dubbel te zien.
Uit het voorgaande volgt dat op dit moment (nog) niet duidelijk is of aangever geheel zal herstellen. In ieder geval is hij tenminste vier maanden onder behandeling geweest bij een arts en heeft hij nog steeds gebrekkig zicht. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van zwaar lichamelijk letsel. Voor de volledigheid merkt de rechtbank nog op dat het aannemelijk is dat het door aangever opgelopen letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel zal worden aangeduid.
Opzet
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt hiertoe het volgende.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] aangever zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Nu verdachte heeft verklaard dat zowel hijzelf als [medeverdachte 1] geweld jegens aangever hebben gebruikt, is er sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering, waaruit volgt dat verdachte opzet heeft gehad op het medeplegen.
Het is vervolgens de vraag of verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord. De rechtbank volgt de lezing van aangever, die onder meer inhoudt dat beide verdachten hem urenlang hebben mishandeld. Zij hebben hem geslagen en geschopt en hadden het hierbij met name op zijn gezicht gemunt. Als gevolg hiervan heeft aangever zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank overweegt dat, wanneer twee volwassen mannen gedurende lange tijd (meerdere uren) bij herhaling op (vooral het gezicht van) een andere man inslaan en –schoppen, zij opzet hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In ieder geval aanvaarden zij daarmee bewust de kans dat als gevolg van hun handelen zwaar lichamelijk letsel optreedt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.3.2.1. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1
in de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader, voornoemde [slachtoffer] (telefonisch) gevraagd naar een woning (gelegen aan [Straat A huisnr. 1] ) te komen en voornoemde [slachtoffer] in die woning meermalen tegen het gezicht en de rug en de ribben geslagen en geschopt en getrapt en gezegd dat hij, [slachtoffer] , niet weg mocht, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (meerdere kneuzingen in het aangezicht en een breuk aan binnenzijde oogkas en een breuk in het jukbeen en kneuzingen aan een rib en beschadigingen aan de oogspieren en oogkassen) heeft bekomen;
feit 2
primair
in de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere kneuzingen in het aangezicht en een breuk aan de binnenzijde van de oogkas en een breuk in het jukbeen en kneuzingen aan een rib, heeft/hebben toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] meermalen tegen het gezicht en de rug en ribben te schoppen en te trappen en te slaan.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat aan verdachte, in het geval van een veroordeling, een gevangenisstraf moet worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet te boven gaat.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De nacht van 23 op 24 april 2016 moet voor aangever een nachtmerrie zijn geweest, een zeer beangstigende en pijnlijke ervaring. Urenlang is hij van zijn vrijheid beroofd geweest, waarbij verdachte en de medeverdachte aangever bij herhaling hebben mishandeld. Toen zij aangever midden in de nacht eindelijk lieten gaan, hebben zij hem zwaargewond aan zijn lot overgelaten. Met vrijwel dichtgeslagen ogen, breuken in oogkas en jukbeen en kneuzingen aan een rib, heeft aangever de woning verlaten. Naast het fysieke letsel, waarvan het letsel aan de ogen tot op de dag van vandaag voortduurt, heeft aangever ook psychisch een enorme klap gekregen. Hij heeft verklaard heel bang te zijn geweest en gedacht te hebben dood te gaan.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige strafbare feiten. Gelet op de ernst van de feiten, waarvan met name de duur van de vrijheidsberoving en de ernst van het letsel zwaar wegen, is de rechtbank van oordeel dat slechts een lange gevangenisstraf recht doet in deze situatie. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij de afgelopen jaren, sinds 2005, nauwelijks met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank vindt het daarom zorgelijk dat er nu sprake is geweest van een plotselinge uitbarsting van geweld. Daarom zal, bij wijze van stok achter de deur om het plegen van strafbare feiten in de toekomst te voorkomen, een gedeelte van de op te leggen straf voorwaardelijk worden opgelegd. Daarbij zullen de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals de reclassering heeft geadviseerd. Voor het opleggen van een contactverbod, zoals door de benadeelde partij verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, geen recht doet aan de ernst van de feiten. Anderzijds is de eis van de officier van justitie, gelet op de beperkte recidive van verdachte, naar het oordeel van de rechtbank te hoog. Daar komt bij dat verdachte, zoals uit het voortgangsverslag toezicht van de reclassering van 2 maart 2017 naar voren komt, open staat voor begeleiding en een positieve wending aan zijn leven wil geven.
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De proeftijd wordt gesteld op twee jaren.
Voorlopige hechtenis
Ten aanzien van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis bepaalt de rechtbank dat deze schorsing onder dezelfde voorwaarden blijft voortduren.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij, [slachtoffer] , vordert € 5.250,00 aan materiële schadevergoeding (bestaande uit € 5.000,00 aan verhuiskosten en € 250,00 voor kleding) en € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert de benadeelde partij schadevergoeding in de vorm van een contactverbod.
9.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen, met uitzondering van het contactverbod. Daarbij dient het toe te wijzen bedrag hoofdelijk te worden opgelegd en vermeerderd met de wettelijke rente. Ook moet de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd, aldus de officier van justitie.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit, omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair dient de vordering ten aanzien van de verhuiskosten te worden afgewezen en dient het bedrag aan immateriële schade te worden gematigd, aldus de raadsman.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Verhuiskosten
De raadsman van de benadeelde partij heeft aangevoerd dat dit deel van de vordering dient te worden toegewezen, omdat de benadeelde partij zich niet langer veilig voelt in zijn leefomgeving, als gevolg van de bewezen geachte feiten. De (nog te maken) verhuiskosten zijn daarmee een rechtstreeks gevolg van de door verdachte gepleegde strafbare feiten. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Allereerst geldt dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving niet heeft plaatsgevonden in de eigen woning van de benadeelde partij. Daarnaast is op dit moment onvoldoende duidelijk dat de verhuizing daadwerkelijk zal gaan plaatsvinden. De rechtbank is van oordeel dat daarom onvoldoende is gebleken dat eventuele kosten om te verhuizen een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezen geachte feiten. De benadeelde partij zal ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Kleding
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van deze post toewijzen, maar daarbij een afschrijvingspercentage van 50% hanteren omdat de beschadigde kleding niet nieuw was.
Immateriële schade
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de duur van de vrijheidsberoving en de ernst van de feiten en het letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen, het gevorderde bedrag aan immateriële schade redelijk is. Deze post zal dan ook geheel worden toegewezen.
Contactverbod
Anders dan de raadsman veronderstelt biedt de wet geen ruimte voor toewijzing van een contactverbod bij wijze van vordering van de benadeelde partij.
Totaal
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 125,00 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 april 2016. De vordering tot immateriële schadevergoeding wordt geheel, te weten voor € 5.000,00, toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 april 2016. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering in totaal tot een bedrag van € 5.125,00 wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 5.125,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
24 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
De hiervoor vermelde schadevergoeding zal hoofdelijk worden toegewezen, nu naast verdachte ook de medeverdachte voor de schade aansprakelijk is.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Het verzoek van de raadsman van de benadeelde partij om de vordering, voor zover toegewezen, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren wordt afgewezen, aangezien dit in een strafprocedure niet mogelijk is.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 56, 63, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
voortgezette handeling van ‘medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg’ en ‘medeplegen van zware mishandeling’.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
VIERENTWINTIG (24) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot acht (8) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich meldt bij het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres [adres] te Amsterdam. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van deze meldplicht door of namens de reclassering worden gegeven;
2. meewerkt aan een plaatsing binnen de maatschappelijke opvang (eventueel Startpunt Hoorn van het Leger des Heils) of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde dient in die betreffende voorziening te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. meewerkt aan een schuldsaneringstraject ten behoeve van zijn schulden en aan het realiseren van een dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst de vordering van [slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , toe tot € 5.125,00 (zegge: vijfduizendhonderdvijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] € 5.125,00 (zegge: vijfduizendhonderdvijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van zestig (60) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.P. Pompe, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 maart 2017.