In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag op haar levensgezel. De feiten vonden plaats op 30 oktober 2016 in Amsterdam, waar de verdachte met een mes meermalen op het slachtoffer heeft ingestoken. De rechtbank heeft op 24 februari 2017 uitspraak gedaan na een zitting op 10 februari 2017, waarbij de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, de bewezenverklaring van de poging tot doodslag heeft geëist. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.C. Swier, betwistte het opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer, maar de rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van voorwaardelijk opzet. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met een mes van aanzienlijke grootte op het slachtoffer heeft ingestoken, wat een aanmerkelijke kans op de dood met zich meebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van moord, maar achtte de poging tot doodslag bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholmisbruik, en benadrukte het belang van hulpverlening voor de verdachte.