In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 februari 2017 een beslissing genomen over de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel die eerder was opgelegd aan de veroordeelde. De ISD-maatregel was opgelegd bij vonnis van 24 april 2015 en had een duur van twee jaren. De rechtbank heeft de persoonlijke situatie van de veroordeelde beoordeeld, die inmiddels twee jaar vastzat en bezig was met het opbouwen van verlof. De veroordeelde had contact met zijn vader en was van plan om na de maatregel bij hem te gaan wonen. De rechtbank heeft ook de standpunten van de officier van justitie en deskundigen gehoord, die adviseerden om de ISD-maatregel voort te zetten vanwege de noodzaak van verdere resocialisatie en het risico op recidive. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk was voor de bescherming van de maatschappij en de behandeling van de veroordeelde. De beslissing om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten, werd genomen in het belang van de resocialisatie van de veroordeelde en de veiligheid van de samenleving.