ECLI:NL:RBAMS:2017:1786

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
96/093705-16 RK: 17/1071
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in afwachting van hoger beroep

In deze zaak heeft de politierechter, zitting houdende als voorzieningenrechter, op 15 februari 2017 een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf toegewezen. De verzoeker, geboren in 1989, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken door de politierechter te Amsterdam op 21 juli 2016. Het vonnis was bij verstek gewezen, omdat de dagvaarding niet in persoon aan de verzoeker was betekend. De verzoeker was pas na 5 januari 2017 op de hoogte van het vonnis, nadat hij een zelfmeldbrief had ontvangen. Op 19 januari 2017 heeft hij hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.

De officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, stelde dat het vonnis op 11 november 2016 aan de verzoeker was betekend en dat het hoger beroep te laat was ingediend. De verzoeker betwistte echter dat het vonnis op die datum was betekend, ondanks dat hij zijn handtekening op de akte van uitreiking had gezet. De voorzieningenrechter oordeelde dat op basis van de akte niet onomstotelijk kon worden vastgesteld dat het vonnis aan de verzoeker was betekend. Gezien het feit dat de verzoeker hoger beroep had ingesteld en het gerechtshof nog niet had geoordeeld over de ontvankelijkheid daarvan, werd de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf geschorst.

De beslissing om de tenuitvoerlegging te schorsen werd genomen in het kader van een voorlopige voorziening, waarbij de voorzieningenrechter rekening hield met het summiere karakter van het onderzoek in deze procedure. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 96/093705-16
RK: 17/1071
BESCHIKKING
op de vordering van de officier van justitie tot ‘schorsing/opschorting tenuitvoerlegging’
ex artikel 557 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)in de zaak van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende op het adres [adres 1] ,
in deze zaak woonplaats kiezende op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. N. Velthorst, [adres 2] ,
verder te noemen: verzoeker.

1.Inhoud verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot de schorsing dan wel opschorting van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 21 juli 2016 door de politierechter te Amsterdam opgelegde gevangenisstraf, totdat het gerechtshof Amsterdam een definitief oordeel heeft gegeven over de ontvankelijkheid van het tegen voormeld vonnis ingestelde rechtsmiddel.

2.Procesgang

Het verzoekschrift is op 15 februari 2017 ingediend.
De voorzieningenrechter heeft op 15 februari 2017 de raadsman (gemachtigd) en de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, in openbare raadkamer gehoord.
De verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

3.Het standpunt van de verzoeker

Verzoeker is bij vonnis van 21 juli 2016 door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. De inleidende dagvaarding is niet aan verzoeker in persoon betekend en het vonnis is bij verstek gewezen.
Verzoeker is pas na 5 januari 2017 op de hoogte van dit vonnis gekomen doordat hij een zelfmeldbrief, gedateerd 3 januari 2017, onder ogen kreeg. Op 19 januari 2017 is hoger beroep tegen het vonnis ingesteld.
Het vonnis is niet aan verzoeker uitgereikt op 11 november 2016, noch is hij op die datum op de hoogte gesteld van de inhoud van het vonnis.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft verklaard dat uit de akte blijkt dat het vonnis op 11 november 2016 aan verzoeker is betekend en dat het hoger beroep tegen het vonnis dus te laat is gediend. Het verzoek moet worden afgewezen.

5.Beoordeling

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft verzoeker ter terechtzitting van 21 juli 2016 bij verstek veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken. De dagvaarding voor deze terechtzitting is niet in persoon aan veroorzaker betekend. Hij noch een (gemachtigde) raadsman is op die zitting verschenen.
Het verzoek strekt tot schorsing van de tenuitvoerlegging van voornoemde gevangenisstraf in afwachting van een onherroepelijke uitspraak. De raadsman heeft zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat verzoeker niet op de hoogte was van voornoemde veroordeling en dat aan hem die uitspraak niet is meegedeeld. Verzoeker erkent dat zijn handtekening op de akte van uitreiking van 11 november 2016 staat, maar hij kan zich niet herinneren dat - of wat - hem is uitgereikt. De raadsman heeft daarom bepleit dat verzoeker tijdig in hoger beroep is gekomen en dat de tenuitvoerlegging van het vonnis dient te worden geschorst.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voornoemd vonnis onherroepelijk is geworden door de betekening van die uitspraak aan verzoeker in persoon op 11 november 2016 en het niet tijdig instellen van een rechtsmiddel tegen die uitspraak. De officier van justitie heeft onder verwijzing naar de erkenning van verzoeker dat zijn handtekening op de akte van uitreiking van 11 november 2016 staat, aangegeven dat bij haar geen twijfel bestaat dat aan verzoeker op die datum het vonnis is meegedeeld.
Vooropgesteld dient te worden dat gelet op het voorlopige karakter van de procedure het onderzoek naar aanleiding van een verzoek ex artikel 557, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering een summier karakter draagt en dat de aangevoerde juridische en feitelijke standpunten dan ook slechts met in achtneming van dit summiere karakter van het onderzoek kunnen worden beoordeeld.
Conclusie
De verzoeker betwist dat hem voornoemd vonnis is betekend op 11 november 2016, hoewel hij wel erkent dat zijn handtekening op de akte van uitreiking staat. Op basis van de akte kan op dit moment niet onomstotelijk worden vastgesteld dat het vonnis aan verzoeker is betekend. Nu verzoeker alsnog tegen het vonnis hoger beroep heeft ingesteld en het gerechtshof nog niet heeft geoordeeld over de ontvankelijkheid daarvan terwijl verzoeker inmiddels een zelfmeldbrief heeft ontvangen om zich morgen, 16 februari 2017, te melden bij het Justitieel Complex [plaats] , zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen en bepalen dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die verzoeker bij voornoemd vonnis is opgelegd, wordt geschorst.

6.Beslissing

De voorzieningenrechter, bij wege van voorlopige voorziening:
- bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die aan verzoeker bij voornoemd vonnis is opgelegd, wordt geschorst.
Deze beslissing is op 15 februari 2017 gegeven en in het openbaar uitgesproken door
mr. M.R. Jöbsis, voorzieningenrechter,
in tegenwoordigheid van G. Jenuwein, griffier.