ECLI:NL:RBAMS:2017:1691

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
16 maart 2017
Zaaknummer
13/696110-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens termijnoverschrijding in strafzaak tegen verdachte voor taxivervoer zonder vergunning

Op 21 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd op of omstreeks 15 februari 2011 in Amsterdam taxivervoer te hebben verricht zonder de vereiste vergunning. De zaak is voor het eerst op zitting behandeld op 24 februari 2012, maar werd aangehouden omdat de verdachte op dat moment was gearresteerd voor een andere zaak. Hierdoor kon hij zijn aanwezigheidsrecht niet uitoefenen. Het dossier raakte vervolgens bij het parket in het ongerede, wat leidde tot een aanzienlijke vertraging van de procedure. Vijf jaar later werd de zaak opnieuw op zitting gebracht.

De officier van justitie, mr. M.E. Woudman, vorderde niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte, gezien de lange termijnoverschrijding. De politierechter, mr. M. Vaandrager, heeft deze vordering gehonoreerd en verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging. Dit vonnis is gewezen in tegenwoordigheid van griffier A. van der Zwan. De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige behandeling van strafzaken en de gevolgen van termijnoverschrijding voor de vervolging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/696110-11
Datum uitspraak: 21 februari 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.E. Woudman.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 15 februari 2011 te Amsterdam taxivervoer heeft verricht zonder een daartoe verleende vergunning.

3.Het standpunt van de officier van justitie

Deze zaak heeft op 24 februari 2012 voor het eerst op zitting gestaan. De behandeling is toen aangehouden, omdat de verdachte diezelfde dag was gearresteerd voor een andere zaak en hij daardoor geen gebruik kon maken van zijn aanwezigheidsrecht. Vervolgens is het dossier bij het parket in het ongerede geraakt, waardoor deze zaak pas nu, vijf jaar later, weer op zitting wordt aangebracht. Dit is veel te laat en het Openbaar Ministerie vordert daarom niet-ontvankelijkheid in deze zaak.

4.Beslissing

De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het ten laste gelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Vaandrager, politierechter, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier.