ECLI:NL:RBAMS:2017:1688

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
16 maart 2017
Zaaknummer
13/696062-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens termijnoverschrijding in strafzaak tegen verdachte voor taxivervoer zonder vergunning

Op 21 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd op of omstreeks 3 maart 2011 in Amsterdam taxivervoer te hebben verricht zonder de vereiste vergunning. Deze zaak is meerdere keren op zitting behandeld, met de laatste zitting op 26 april 2012. Door een administratieve fout zijn de dossiers bij het parket in het ongerede geraakt, waardoor de behandeling van de zaak bijna vijf jaar later opnieuw op de zitting werd gebracht. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in deze context gevorderd om niet-ontvankelijkheid te verklaren, omdat de termijn voor vervolging overschreden was.

De officier van justitie, mr. M.E. Woudman, heeft de rechtbank verzocht om de niet-ontvankelijkheid van het OM in deze zaak te verklaren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. E. el Assrouti, heeft zich aangesloten bij het standpunt van het OM. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd en heeft de argumenten van beide partijen overwogen.

De politierechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M. Vaandrager, politierechter, in aanwezigheid van griffier A. van der Zwan. De beslissing houdt in dat de vervolging niet kan doorgaan vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, wat een belangrijke waarborg is in het strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/696062-11 en 13/696169-10 (tul)
Datum uitspraak: 21 februari 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, in de strafzaken tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1969,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie, mr. M.E. Woudman en van wat de raadsman van verdachte, mr. E. el Assrouti naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 3 maart 2011 te Amsterdam taxivervoer heeft verricht zonder een daartoe verleende vergunning.

3.Het standpunt van de officier van justitie

Deze zaken hebben al een aantal keren op zitting gestaan, voor het laatst op 26 april 2012. De behandeling is toen aangehouden om op een volgende zitting een getuige te kunnen horen. Vervolgens zijn de dossiers bij het parket in het ongerede geraakt, waardoor deze zaken pas nu, bijna vijf jaar later, weer op zitting wordt aangebracht. Dit is veel te laat en het Openbaar Ministerie vordert daarom niet-ontvankelijkheid in deze zaken.

4.Het standpunt van de verdediging

De verdediging sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.

5.Beslissing

De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het vandaag ten laste gelegde.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging inzake 13/696169-10.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Vaandrager, politierechter, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier.