ECLI:NL:RBAMS:2017:1688
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens termijnoverschrijding in strafzaak tegen verdachte voor taxivervoer zonder vergunning
Op 21 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd op of omstreeks 3 maart 2011 in Amsterdam taxivervoer te hebben verricht zonder de vereiste vergunning. Deze zaak is meerdere keren op zitting behandeld, met de laatste zitting op 26 april 2012. Door een administratieve fout zijn de dossiers bij het parket in het ongerede geraakt, waardoor de behandeling van de zaak bijna vijf jaar later opnieuw op de zitting werd gebracht. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in deze context gevorderd om niet-ontvankelijkheid te verklaren, omdat de termijn voor vervolging overschreden was.
De officier van justitie, mr. M.E. Woudman, heeft de rechtbank verzocht om de niet-ontvankelijkheid van het OM in deze zaak te verklaren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. E. el Assrouti, heeft zich aangesloten bij het standpunt van het OM. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd en heeft de argumenten van beide partijen overwogen.
De politierechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M. Vaandrager, politierechter, in aanwezigheid van griffier A. van der Zwan. De beslissing houdt in dat de vervolging niet kan doorgaan vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, wat een belangrijke waarborg is in het strafrecht.