ECLI:NL:RBAMS:2017:166

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2017
Publicatiedatum
12 januari 2017
Zaaknummer
AMS 17/196
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake hoorzittingen in bezwaarprocedures tegen WOZ-waarden

Op 12 januari 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar hadden gemaakt tegen beschikkingen van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij niet konden wachten op de uitkomst van de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter moest afwegen tussen het belang van de verzoekers om snel gehoord te worden en het belang van de gemeente om de uitvoering van het besluit niet te verstoren.

De voorzieningenrechter overwoog dat een bezwaarmaker recht heeft om gehoord te worden, maar dat dit recht ook afhankelijk is van de beschikbaarheid van de bezwaarmaker. De gemeente heeft de verantwoordelijkheid om de hoorzittingen te plannen, rekening houdend met de verhinderdata van de betrokken partijen. De verzoekers hadden gevraagd om hoorzittingen op specifieke data, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit verzoek niet connex was aan de bezwaren die waren ingediend tegen de WOZ-waarden.

Uiteindelijk verklaarde de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat het verzoek niet voldoende verband hield met de inhoud van de bezwaren. De voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden en dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstond. De uitspraak werd gedaan door mr. P.H.A. Knol, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Looij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/196

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 januari 2017 in de zaak tussen

[verzoekers] , te Amsterdam, verzoekers

(gemachtigde: mr. A. Bakker),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Op 31 januari 2016 heeft verweerder beschikkingen genomen. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 29 december 2016 heeft verweerder verzoekers data voorgesteld voor een hoorzitting in het kader van bezwaarprocedures.
Naar aanleiding van de brief van 29 december 2016 hebben verzoekers de voorzieningen-rechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.1.
De voorzieningenrechter gaat na of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de uitkomst in de bodemprocedure – hier de bezwaarprocedure – niet kan worden afgewacht. Hij let daarbij op de belangen van partijen, waarbij hij een afweging moet maken tussen aan de ene kant het belang van de verzoekende partij dat zo snel mogelijk een voorziening wordt getroffen en aan de andere kant de belangen bij de onmiddellijke uitvoering van het besluit. Dit staat in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het oordeel van de voorzieningenrechter is niet bindend voor de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure.
1.2.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter zonder behandeling ter zitting uitspraak doen, onder meer indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter maakt van deze bevoegdheid gebruik.
2.1.
Naar aanleiding van de door verzoekers gemaakte bezwaren heeft verweerder hen bij brief van 29 december 2016 data voorgesteld (te weten: 16 januari 2017 om 10.00 uur, 17 januari 2017 om 13.00 uur of 18 januari 2017 op 10.00 uur) voor het houden van een hoorzitting. Vervolgens zijn tussen de gemachtigde van verzoekers en het bestuursorgaan over een weer voorstellen gedaan voor alternatieve data en tijdstippen voor het houden van een hoorzitting. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een e-mail van verweerder van 6 januari 2017 waarbij de hoorzitting voor alle bezwaren is bepaald op 13 januari 2017, 10.00 uur.
2.2.
Het verzoek strekt er toe verweerder te verplichten de hoorzittingen in het kader van de bezwaarprocedure te laten plaatsvinden op 25 januari 2017 vanaf 08.00 uur (of mogelijk eerder) tot en met 10.00 uur, op 26 januari 2017 vanaf 11.00 uur voor een vijftal zaken, op 30 januari 2017 vanaf 13.00 uur voor een vijftal zaken, 8 februari 2017 om 11.00 uur een vijftal zaken en op 20 februari 2017 om 11.00 uur een zestal zaken.
3.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een bezwaarmaker in beginsel het recht heeft om te worden gehoord in het kader van een bezwaar tegen een besluit van een bestuursorgaan. Om dat recht te kunnen laten gelden dient een bezwaarmaker echter ook beschikbaar te zijn om daadwerkelijk door het bestuursorgaan gehoord te kunnen worden. In beginsel is het aan verweerder om te bepalen wanneer een hoorzitting gehouden wordt, waarbij zo veel als mogelijk rekening gehouden dient te worden met verhinderdata. Het opgeven van verhinderdata dient wel zodanig redelijk te zijn dat dit niet leidt tot een situatie waarin een adequate behandeling van het bezwaar wordt verstoord. Verweerder heeft als bestuursorgaan met meer bezwaarmakers te maken en kan daarom, om de procedurele gang van zaken te waarborgen, de wijze waarop het horen wordt gepland, binnen redelijke grenzen, zelf regisseren. Daarmee strookt niet een verzoek om verweerder te verplichten op de door verzoekers gewenste data hoorzittingen te plannen. Of de bezwaarprocedure (de hoorzitting daaronder inbegrepen) uiteindelijk voldoende zorgvuldig is verlopen, kan aan de orde kan worden gesteld bij de bestuursrechter als beroep is ingesteld tegen de beslissing die volgt op de bezwaren.
3.2.
Het verzoek zoals dat nu door verzoekers is gedaan, is niet materieel connex aan de gemaakte bezwaren. De gemaakte bezwaren hebben immers betrekking op verweerders vaststelling van WOZ-waarden. Het verzoek om een voorlopige voorziening heeft daar geen betrekking op, maar is bedoeld om verweerder bepaalde processuele stappen te laten zetten, namelijk hem te verplichten tot hoorzittingen op een door verzoekers gewenste data. Dat heeft geen betrekking tot het bestreden besluit. Het verzoek voldoet daarom niet aan het connexiteitsvereiste en is niet-ontvankelijk.
4. Voor het vergoeden van de door verzoekers gemaakte proceskosten of het door hen betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Looij, griffier, en bekendgemaakt door verzending op de hieronder vermelde datum.
de griffier
de voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.