ECLI:NL:RBAMS:2017:1535

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
10 maart 2017
Zaaknummer
CV EXPL 17-2089
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet in Europese procedure voor geringe vorderingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de buitenlandse vennootschap SA Societe Air France (hierna: Air France) en een geopposeerde partij. De procedure betreft een verzet dat Air France heeft ingesteld tegen een eerdere beschikking van 28 oktober 2016, waarin zij was veroordeeld tot betaling van € 20,00 aan hoofdsom aan de geopposeerde partij, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De beschikking was genomen op basis van de Europese procedure voor geringe vorderingen, zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 861/2007.

De kantonrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de Europese verordening geen rechtsmiddel van verzet kent. Dit betekent dat Air France niet-ontvankelijk is in haar verzet. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om het verzet op te vatten als een verzoek om heroverweging, aangezien de gronden daarvoor niet aanwezig zijn. De beslissing van de kantonrechter is genomen na zorgvuldige afweging van de processtukken en de relevante wetgeving.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Europese regelgeving in civiele procedures en de beperkingen die deze regelgeving met zich meebrengt voor partijen die zich in een dergelijke procedure bevinden. De kantonrechter heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, waarmee de transparantie en openbaarheid van de rechtspraak is gewaarborgd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5662523 CV EXPL 17-2089
vonnis van: 9 februari 2017
fno.: 609

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de buitenlandse vennootschap SA Societe Air France

gevestigd te Roissy (Frankrijk)
opposante
nader te noemen: Air France
gemachtigde: P. Frühling
t e g e n

[geopposeerde]

wonende te [plaats]
geopposeerde
nader te noemen: [geopposeerde]
gemachtigde: drs. M.S.J. Hoorntje (ReisRecht)

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter heeft acht geslagen op de volgende processtukken en proceshandelingen:
  • de beschikking van 28 oktober 2016;
  • de dagvaarding in verzet van 23 december 2016;
  • het verzoek om uitstel van [geopposeerde] voor het indienen van een antwoord in oppositie.
Bij brieven van 20 januari 2017 is aan partijen medegedeeld dat de kantonrechter op de zitting van 9 februari 2017 laat weten hoe de zaak wordt voortgezet.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. De kantonrechter heeft bij beschikking van 28 oktober 2016 Air France veroordeeld tot betaling aan [geopposeerde] van € 20,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 september 2015 tot aan de voldoening. Ook is Air France veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [geopposeerde] .
2. De hiervoor genoemde beschikking is genomen op een vordering als bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van
11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: Verordening (EG) nr. 861/2007).
3. Verordening (EG) nr. 861/2007 kent het rechtsmiddel van verzet niet. Gelet hierop is Air France niet-ontvankelijk in haar verzet. Er bestaat geen aanleiding om het verzet op te vatten als een verzoek om heroverweging als bedoeld in artikel 18 Verordening (EG) nr. 861/2007), nu uit het verloop van de procedure van de beschikking van 20 oktober 2016 blijkt dat van de in dat artikel genoemde gronden geen sprake is en Air France daaromtrent ook niets heeft gesteld.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart Air France niet-ontvankelijk in haar verzet.
Aldus gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.