Op 6 maart 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen. De verdachte heeft in de periode van 1 juni 2014 tot en met 31 januari 2015 zijn bedrijf(srekeningen) ter beschikking gesteld aan een medeverdachte, waarmee hij heeft bijgedragen aan een witwasconstructie. In totaal is er ruim 900.000 euro gewitwasd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte nauw hebben samengewerkt en dat de verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de contante gelden van de medeverdachte uit enig misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de rol van de verdachte in de witwasconstructie. De overschrijding van de redelijke termijn is geconstateerd, maar heeft geen gevolgen voor de uitspraak.