1.4.Op 7 juli 2016 heeft de gemeenteraad van Amsterdam het ontwerpbestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” ter inzage gelegd. In dit ontwerp heeft het perceel de bestemming ‘Bedrijf’. Eiseressen hebben hiertegen een zienswijze ingediend.
Belanghebbendheid van eiseressen
2. Eerst moet de rechtbank beoordelen of eiseressen allebei belanghebbende zijn in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De reden hiervan is dat op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb alleen een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter.
3. Uit uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat de aanvrager om een omgevingsvergunning belanghebbende is bij een beslissing op die aanvraag, tenzij aannemelijk is dat het bouwplan nimmer kan worden verwezenlijkt. Eiseres 2 heeft de omgevingsvergunning aangevraagd. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het bouwplan nooit kan worden verwezenlijkt. Dit betekent dat eiseres 2 belanghebbende is bij het primaire besluit en het bestreden besluit.
4. Uit de bewoordingen van de aanvraag blijkt niet dat die mede namens eiseres 1 is ingediend. Eiseres 1 is wel eigenaar van de percelen [adres 1] , maar zij heeft alleen een afgeleid belang bij de geweigerde omgevingsvergunning. Het belang dat eiseres 1 stelt te hebben, is namelijk alleen een financieel belang op grond van de contractuele relatie die zij met eiseres 2 heeft. Dit betekent dat eiseres 1 geen belanghebbende is en dat verweerder het bezwaar van eiseres 1 niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
5. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres 1 dan ook gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het bezwaar van eiseres 1 ongegrond is verklaard. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiseres 1 alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat haar uitspraak ten aanzien van eiseres 1 in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Weigering van de omgevingsvergunning
6. Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden of bouwwerken in afwijking van het geldende bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geweigerd.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd wegens strijd met het geldende bestemmingsplan “Cruquius” en het toekomstige bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ”. Op grond van de geldende bestemming ‘Bedrijf-2’ zijn op de locatie [adres] geen woonfuncties toegestaan. Daarnaast ligt de locatie binnen de aanduiding ‘geluidszone - industrieterrein Cruquius’ en zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein ‘Cruquius’ op geluidsgevoelige gebouwen en terreinen. De in de bezwaarfase door eiseressen overgelegde rapporten van Sweco Nederland B.V. en Peutz B.V. zijn tevens ingediend bij de zienswijze in het kader van het ontwerpbestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ”. Het onderzoek naar deze rapporten en ook het onderzoek naar de feitelijke geluidsituatie is nog niet afgerond.
8. Volgens eiseres 2 heeft verweerder de in de bezwaarfase overgelegde rapporten ten onrechte niet betrokken in de heroverweging in bezwaar. Het bestreden besluit is om deze reden onzorgvuldig tot stand gekomen. Op de zitting is nog gesteld dat uit de wijze waarop verweerder heeft gekeken naar de rapporten die in bezwaar zijn overgelegd, blijkt dat sprake is van vooringenomenheid. In het bestreden besluit en in het verweerschrift wordt namelijk gesteld dat het bezwaarschrift van 5 juli 2016 circa 200 pagina’s aanvullende informatie bevat, terwijl het onderzoek van Peutz B.V. maar 18 pagina’s bevat.