Op 16 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Marokko in 1978, die op 12 november 2016 in Amsterdam beschuldigd werd van diefstal. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, had met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening verpakkingen scheermesjes, sokken en een jas weggenomen uit een Hema-filiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. R.A. Kloos, heeft de vordering gedaan, terwijl de raadsman, mr. W.J. Morra, een straf bepleitte die niet langer zou zijn dan het voorarrest.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de ernst van de diefstal, de recidive van de verdachte en zijn uitzichtloze situatie als ongewenst vreemdeling meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van dertig dagen opgelegd, met aftrek van het voorarrest. Tevens is besloten dat de in beslag genomen jas teruggegeven moet worden aan de Hema, aangezien deze als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, en heeft vastgesteld dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn voor de verdachte.