ECLI:NL:RBAMS:2017:1365

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
13/684550-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van blikjes Jack Daniels bij Albert Heijn door ongewenste vreemdeling

Op 2 maart 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Algerije en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, die gedetineerd was in een penitentiaire inrichting. De zaak betreft een winkeldiefstal die plaatsvond op 9 november 2016, waarbij de verdachte meerdere blikjes Jack Daniels heeft gestolen uit een Albert Heijn in Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een terechtzitting op 16 februari 2017, waar de officier van justitie, mr. K. Duker, de vordering heeft gedaan en de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. G.J.M. van Spanje, zijn verdediging heeft gevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij de diefstal heeft gepleegd, wat door de rechtbank als wettig en overtuigend bewijs werd beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft de strafbaarheid van het feit en de verdachte bevestigd. De officier van justitie had een ISD-maatregel geëist, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte al eerder een ISD-maatregel opgelegd had gekregen.

In plaats daarvan heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig dagen, met aftrek van het voorarrest. Tevens heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van acht dagen. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het bewezen feit en de omstandigheden van de verdachte, waarbij ook rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen en de impact van de diefstal op de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684550-16 + 13/090868-15 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 2 maart 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. K. Duker, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. G.J.M. van Spanje, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer blikje(s) (van het merk Jack Daniels), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (gevestigd aan [vestiging] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 9 november 2016 blikjes Jack Daniels bij de Albert Heijn te Amsterdam heeft gestolen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals beschreven in rubriek 5. Nu verdachte dit feit heeft bekend en de raadsvrouw hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan op grond van artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
1. de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
2. Een geschrift, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal bij de onderneming Albert Heijn, gevestigd aan het [vestiging] te Amsterdam, inclusief bijlage, van 9 november 2016, doorgenummerde pagina 3 e.v.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 9 november 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen blikjes (van het merk Jack Daniels), toebehorende aan Albert Heijn (gevestigd aan [vestiging] ).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest. Het feit dat de ISD-maatregel al eerder is opgelegd door de rechtbank vormt geen beletsel, nu deze uitspraak nog niet onherroepelijk is geworden en hoe dan ook niet zal worden overgegaan tot tweemaal executeren van de maatregel.
Hij heeft voorts gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling dient te worden afgewezen.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd. Zij heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Hoewel verdachte een veelpleger is, zien zijn veroordelingen voor het merendeel op zijn ongewenst verklaring (artikel 197 Sr) en het niet opvolgen van een ambtelijk bevel (artikel 184 Sr). De ernst van de strafbare feiten zal niet toenemen. Daarnaast dient een ISD-maatregel met als doel terugkeer naar zijn land van herkomst, geen nut. Verdachte heeft in totaal reeds vier jaar in vreemdelingenbewaring gezeten, hetgeen niets heeft opgeleverd. Terugkeer is irreëel. Zij heeft voorts verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal bij de Albert Heijn. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast schade vaak veel hinder veroorzaakt voor de gedupeerde bedrijven. In het algemeen wekt diefstal gevoelens op van onrust en onveiligheid bij de benadeelden.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte, blijkens zijn strafblad (zie de Justitiële Documentatie van 24 januari 2017), eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waarbij hij voornamelijk voor artikel 197 en 184 Sr is veroordeeld. Hij heeft ook enkele vermogensdelicten gepleegd.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de reclassering d.d. 23 januari 2017, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . De heer [reclasseringsmedewerker] heeft ter terechtzitting het advies in het rapport bevestigd.
Verdachte voldoet aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel. De rechtbank Amsterdam heeft verdachte die maatregel echter al opgelegd (vonnis van 21 januari 2016, 13/702914-15). Dat verdachte die maatregel nog niet ondergaat houdt verband met het feit dat verdachte tegen die uitspraak hoger beroep heeft ingesteld.
Nu de onderhavige winkeldiefstal een relatief licht vergrijp betreft en verdachte voor soortgelijke feiten niet veelvuldig heeft gerecidiveerd, terwijl reeds een ISD maatregel is opgelegd door de rechtbank, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de ISD-maatregel afwijzen.
In plaats daarvan zal de rechtbank aan verdachte een vrijheidsbenemende straf van dertig dagen opleggen, met aftrek van het voorarrest. Bij de bepaling van de hoogte van de vrijheidsbenemende straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die zijn vastgesteld voor winkeldiefstal, gepleegd door een recidivist.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 15 november 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/090868-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 28 juli 2015 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht dagen, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij genoemd vonnis van 28 juli 2015 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) dagen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 maart 2017.