ECLI:NL:RBAMS:2017:1351

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
13/669078-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige in Amsterdam, bewezenverklaring en strafoplegging

Op 4 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1985, die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 21 december 2016. De officier van justitie, mr. M. Diependaal, vorderde een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij meermalen seksueel contact heeft gehad met een minderjarig meisje, dat op het moment van de feiten 14 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van aangifte en verhoor van getuigen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelverplichting bij een reclasseringsinstantie. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.000,00 toegewezen aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak om minderjarigen te beschermen tegen seksueel misbruik, maar hield ook rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij nog niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669078-16 (Promis)
Datum uitspraak: 4 januari 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[GBA-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Diependaal en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.A.M. Karsten naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 30 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, eenmaal of meermalen met [persoon 1] , geboren op [geboortedatum 2001] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, eenmaal of meermalen zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [persoon 1] gedaan/gebracht.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij meerdere keren, zo’n 3 á 4 keer, oraal en vaginaal seksueel contact heeft gehad met [persoon 1] . Hij heeft tevens bevestigd dat hij wist dat zij toen 14 jaar oud was en dat hij wist dat het strafbaar was. De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Nu verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
1. De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd;
2. Een proces-verbaal van aangifte, met nummer [nummer] van 7 januari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 2] en [persoon 3] , doorgenummerde pag. 9 e.v.;
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 1] , met nummer [nummer] van 14 januari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 2] en [persoon 4] , doorgenummerde pag. 17 e.v.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 30 november 2015 te Amsterdam, meermalen met [persoon 1] , geboren op [geboortedatum 2001] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, meermalen zijn penis in de vagina en in de mond van die [persoon 1] gedaan.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Verdachte moet zich in die proeftijd aan bijzondere voorwaarden houden, namelijk een meldplicht bij GGZ Reclassering [naam] , een ambulante behandelverplichting bij [reclassering] en interventies gericht op middelengebruik. Voorts heeft zij gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte een lagere taakstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist. Voorts heeft hij verzocht om, indien aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd, deze bijzondere voorwaarden te koppelen aan een voorwaardelijke taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich verschillende keren schuldig gemaakt aan seksueel contact met een minderjarig meisje dat de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte op Tinder een account heeft aangemaakt waarmee hij met een minderjarig meisje in contact kon komen. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat het slachtoffer pas 14 jaar oud was, terwijl verdachte op de hoogte was van haar leeftijd. Hij heeft zich voorts ook voorgedaan als een jongere man, door tegen het slachtoffer te vertellen dat hij 22 jaar oud was in plaats van 30 jaar. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong meisje. Op jeugdige leeftijd moeten kinderen in hun eigen tempo leren omgaan met de ontwikkeling op seksueel gebied. Daarbij moeten zij beschermd worden tegen personen die door hun leeftijd overwicht op hen hebben. Dat is de reden dat de wetgever seksueel contact tussen volwassenen en kinderen onder de zestien strafbaar heeft gesteld.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij volgens zijn strafblad (zie de Justitiële Documentatie van 24 november 2016) nog niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de reclassering d.d. 1 september 2016, opgemaakt door [persoon 5] . Het rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Als gevolg van het delictgedrag is verdachte vrijwillig in beeld bij [reclassering] . Hij laat zich positief uit over het behandelcontact. Reclassering [naam] vindt het wenselijk dat verdachte een behandeling aangaat met een minder vrijblijvend karakter, gelet op de prille ontwikkelingen bij verdachte ten aanzien van zijn houding, denkpatronen en coping. Reclassering [naam] adviseert om verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij GGZ Reclassering [naam] en een behandelverplichting bij [reclassering].
Meestal worden voor feiten als het onderhavige forse gevangenisstraffen opgelegd. In dit geval echter is niet gebleken van enige dwang of drang die het slachtoffer ertoe heeft gebracht met verdachte seksueel contact te hebben. Ook bij het slachtoffer was sprake van verliefdheid. Bovendien heeft verdachte ervan blijk gegeven het laakbare van zijn gedrag in te zien, terwijl hij vrijwillig een behandeling bij [reclassering] is begonnen. De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding om aan verdachte een lagere straf op te leggen dan is geëist. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen opleggen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank verbindt hieraan de bijzondere voorwaarde van een behandelverplichting bij [reclassering] , zoals door de Reclassering geadviseerd. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om ook nog een taakstraf en/of andere bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 1] vordert in totaal € 1.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
De vordering is door de verdediging niet betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De behandeling van de materiële schadevergoeding levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voldoende concreet is onderbouwd met onder meer verklaringen van een psycholoog en een orthopedagoog en vergelijkbare jurisprudentie.
De vordering zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, te weten een bedrag van
€ 1.000,00(duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal daarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op het genoemde bedrag met de genoemde rente.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
80 (tachtig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd van twee jaren onder behandeling stellen van Forensische instelling [reclassering] of soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn gebrekkige coping vaardigheden.
Geeft opdracht aan de Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde.
Wijst de vordering van
[persoon 1], wonende te [plaats] , toe tot
€ 1.000,00(duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] aan de Staat € 1.000,00 (duizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 (twintig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en A.B.M. Wijnveldt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Klerk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 januari 2017.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.