ECLI:NL:RBAMS:2017:1340

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
3 maart 2017
Zaaknummer
C/13/623134 / JE RK 17-97
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een ongeboren kind na harddrugsgebruik van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 februari 2017 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een ongeboren kind. De moeder, die op dat moment verblijft in een kliniek vanwege psychische problemen en harddrugsgebruik, is zwanger en de geboorte van het kind wordt verwacht op of omstreeks 10 februari 2017. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van het ongeboren kind voor de duur van een jaar en om de uithuisplaatsing van het kind in een pleeggezin voor de duur van drie maanden na de geboorte. De vader van het kind heeft het ongeboren kind nog niet erkend en is op dat moment niet in staat om voor het kind te zorgen.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de moeder, de vader, de Raad en de vertegenwoordiger van Jeugdbescherming Regio Amsterdam gehoord. De moeder heeft aangegeven dat zij haar kind niet wil afstaan en dat zij bereid is om hulp te accepteren. De Raad heeft echter benadrukt dat de moeder door haar psychische problemen en het drugsgebruik niet in staat is om voor het kind te zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de veiligheid van het ongeboren kind en dat het noodzakelijk is om het kind onder toezicht te stellen en na de geboorte in een pleeggezin te plaatsen.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn vervuld, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing houdt in dat het ongeboren kind voor de duur van een jaar onder toezicht wordt gesteld en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend vanaf de geboorte voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat er aandacht moet blijven voor het contact tussen het kind en de ouders, voor zover mogelijk.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
zaakgegevens : C/13/623134 / JE RK 17-97
datum uitspraak: 7 februari 2017

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Amsterdam.
met betrekking tot het ongeboren kind
[ongeboren kind], waarvan de moeder zwanger is en waarvan de geboorte wordt verwacht op of omstreeks 10 februari 2017.
[moeder], momenteel verblijvend bij [instelling] te [plaats] , is de moeder.

[vader] , wonende te [woonplaats] , is de vader.

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan: de moeder.
Aangezien de vader het ongeboren kind nog niet heeft erkend, en de relatie tussen de ouders zou zijn beëindigd, wordt hij op dit moment door de kinderrechter aangemerkt als informant.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 31 januari 2017, ingekomen bij de griffie op 1 februari 2017;
  • het gewijzigde verzoekschrift van 2 februari 2017.
Op 7 februari 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld:
Om 12:00 uur in de kliniek van [instelling] te [plaats] .
Gehoord zijn:
- de moeder, met bijstand van een tolk Hongaars en haar raadsvrouw mr. E.F. de Wit;
- [naam 1] , namens de Raad;
- [naam 2] , vertegenwoordigster van Jeugdbescherming Regio Amsterdam.
Om 13:00 uur op de rechtbank te Amsterdam.
Gehoord zijn:
- [vader] , met bijstand van zijn raadsvrouw mr. J. J.M. Kleijweg;
- [naam 1] , namens de Raad;
- [naam 2] , vertegenwoordigster van Jeugdbescherming Regio Amsterdam.
De uitspraak is voorts bepaald op heden en telefonisch bekend gemaakt aan betrokkenen.

De feiten

Op [datum] staat de keizersnede gepland.
De moeder zal na de geboorte van rechtswege zijn belast met het gezag over het ongeboren kind.
De moeder verblijft met een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ in een kliniek van [instelling] aan de [straat] te [plaats] .

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van het ongeboren kind verzocht voor de duur van een jaar.
Tevens wordt de uithuisplaatsing verzocht van het nog ongeboren kind, op het moment van geboorte voor de duur van drie maanden in een voorziening voor pleegzorg.

De standpunten

De Raad heeft gepersisteerd bij het verzoek en dit mondeling toegelicht. De moeder kan door psychische problemen niet de opvoeding van het kindje op zich nemen. Zij heeft daar zelf onvoldoende inzicht in. De moeder is vorige week nog weggelopen en heeft toen harddrugs gebruikt. Na de geboorte zal het kindje in een pleeggezin worden geplaatst. Een (open) plaatsing van het kindje bij de moeder op de afdeling of bij [instelling 2] is thans niet meer aan de orde. Dit temeer gezien het recente weglopen van moederDe relatie tussen de moeder en de vader is te wankel om het kindje bij hem te plaatsen. Ook zijn er zorgen over eventueel drugsgebruik door de vader. In de periode van uithuisplaatsing zal worden gekeken hoe de psychische situatie van de moeder zich ontwikkelt en hoe het contact is tussen moeder en kind. Voor het kindje is contact met de vader ook belangrijk, maar het is de vraag of dit praktisch uitvoerbaar is.
De moeder heeft aangegeven dat zij haar kindje niet wil afstaan. Zij is niet psychotisch en zit in de kliniek voor haar drugsgebruik. Zij vindt het belangrijk dat zij juist die eerste maanden samen met het kindje is en dat het niet hecht in een pleeggezin. Zij heeft de relatie met de vader beëindigd en heeft geen behoefte meer aan drugs.
De raadsvrouw van de moeder heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot ondertoezichtstelling kan worden toegewezen. De moeder is bereid om de geboden hulp te accepteren. Het verzoek tot uithuisplaatsing van het kindje in een pleeggezin dient te worden afgewezen. De moeder kan samen met het kindje worden geplaatst in een moeder-kind centrum. Voor de hechting is het van belang dat zij samen blijven.
[vader] heeft ter zitting verklaard dat de moeder de relatie heeft beëindigd. Hij heeft het ongeboren kind nog niet kunnen erkennen. Hij is het niet eens met het harddrugsgebruik door de moeder.
Zijn raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de juridische positie van meneer op dit moment niet sterk is. Hij wil het ongeboren kind graag erkennen en zal daar een procedure voor opstarten. Meneer is het eens met de ondertoezichtstelling, maar niet met de uithuisplaatsing in een pleeggezin. Hij wil graag het kind opvoeden, samen met zijn zus.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder momenteel hoogzwanger is van haar ongeboren kind. De keizersnee staat gepland op vrijdag [datum] a.s. De moeder is in oktober 2016 met een rechterlijke machtiging gedwongen opgenomen op de gesloten afdeling van [instelling] . De moeder is meerdere malen tijdens de zwangerschap positief getest op harddrugsgebruik. Ook is de moeder meerdere keren ongeoorloofd afwezig geweest gedurende de opname. Gezien het huidige beeld van de moeder, te weten psychotische verschijnselen, geen ziekte-inzicht en de weigering van behandeling, in combinatie met het drugsgebruik, zijn er naar het oordeel van de kinderrechter terecht grote zorgen over de veiligheid van het ongeboren kind. Van belang is dat de GI komend jaar zicht houdt op de ontwikkeling van het kind. Een plaatsing van de moeder met het kind samen in een open setting is, gelet op voornoemde zorgen, thans niet aan de orde. Gelet op de onduidelijke verhouding tussen de moeder en [vader] , is ook een plaatsing bij hem, dan wel zijn netwerk op dit moment niet aangewezen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom het ongeboren kind met ingang van heden onder toezicht stellen voor de duur van 12 maanden. Gezien de geschetste situatie en de grote zorgen is die periode noodzakelijk. Ook is de kinderrechter van oordeel dat na de geboorte de uithuisplaatsing van het – nu nog ongeboren – kind in een pleeggezin noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.
De kinderrechter acht het wel van belang dat gedurende de uithuisplaatsing voor zover mogelijk aandacht blijft voor het contact tussen het kind en de ouders.

De beslissing

De kinderrechter:
- stelt het ongeboren kind onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam, met ingang van 7 februari 2017 voor de duur van
een jaar;
- verleent machtiging tot uithuisplaatsing van het ongeboren kind in een voorziening voor pleegzorg, vanaf geboorte voor de duur van
drie maanden;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam