Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
23 december 2016 tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) van:
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 februari 2017 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1988, was op 3 september 2015 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan hij per 17 oktober 2016 voorwaardelijk in vrijheid was gesteld. Echter, op 28 december 2016 werd hij aangehouden wegens schending van de voorwaarden van de v.i., wat leidde tot een schorsing van deze v.i. door de rechter-commissaris op 29 december 2016.
De officier van justitie heeft op 23 december 2016 een schriftelijke vordering ingediend om de v.i. van de veroordeelde gedeeltelijk te herroepen voor een periode van 120 dagen, omdat hij zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. Tijdens de zittingen op 31 januari en 28 februari 2017 werd de zaak behandeld, waarbij de rechtbank kennisnam van verschillende adviezen en rapporten over de veroordeelde. De veroordeelde gaf aan dat hij zich aan de voorwaarden wilde houden, maar dat hij moeite had met de naleving ervan.
De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de beperkingen van de veroordeelde en de omstandigheden van de zaak. Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering tot herroeping van de v.i. gedeeltelijk toegewezen voor de duur van 45 dagen, met aftrek van de tijd die de veroordeelde al in detentie had doorgebracht. De beslissing is genomen op basis van de relevante wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht.