ECLI:NL:RBAMS:2017:1337

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
3 maart 2017
Zaaknummer
13/741033-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 februari 2017 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1988, was op 3 september 2015 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan hij per 17 oktober 2016 voorwaardelijk in vrijheid was gesteld. Echter, op 28 december 2016 werd hij aangehouden wegens schending van de voorwaarden van de v.i., wat leidde tot een schorsing van deze v.i. door de rechter-commissaris op 29 december 2016.

De officier van justitie heeft op 23 december 2016 een schriftelijke vordering ingediend om de v.i. van de veroordeelde gedeeltelijk te herroepen voor een periode van 120 dagen, omdat hij zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. Tijdens de zittingen op 31 januari en 28 februari 2017 werd de zaak behandeld, waarbij de rechtbank kennisnam van verschillende adviezen en rapporten over de veroordeelde. De veroordeelde gaf aan dat hij zich aan de voorwaarden wilde houden, maar dat hij moeite had met de naleving ervan.

De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de beperkingen van de veroordeelde en de omstandigheden van de zaak. Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering tot herroeping van de v.i. gedeeltelijk toegewezen voor de duur van 45 dagen, met aftrek van de tijd die de veroordeelde al in detentie had doorgebracht. De beslissing is genomen op basis van de relevante wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/741033-15
VI-zaaknummer: 99-000436-13
BESLISSING OP VORDERING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van
23 december 2016 tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) van:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [plaats] ,
verder te noemen veroordeelde.

1.Inleiding

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 3 september 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam aan veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 30 maanden. De v.i. periode is berekend op 300 dagen en per 17 oktober 2016 is v.i. verleend. De beslissing tot v.i. is aan veroordeelde betekend op 14 oktober 2016 en hij is feitelijk in vrijheid gesteld op 21 oktober 2016. Op 28 december 2016 is veroordeelde aangehouden vanwege schending van de voorwaarden. Bij bevel van 29 december 2016 heeft de rechter-commissaris de v.i. van veroordeelde geschorst.

2.Vordering

De schriftelijke vordering van de officier van justitie, ingekomen ter griffie op 23 december 2016 en op de terechtzittingen van 31 januari 2017 en 28 februari 2017 nader toegelicht, strekt ertoe dat de rechtbank de v.i. van veroordeelde gedeeltelijk zal herroepen voor een periode van 120 dagen, wegens het niet naleven van de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.
Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in zijn vordering, nu de vordering onverwijld, te weten op 23 december 2016, is ontvangen en de gronden bevat waarop zij berust.

3.Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermelde parketnummers, waaronder
- voormelde vordering tot herroeping van de v.i.;
- oproepingen van de veroordeelde te verschijnen op 31 januari 2017 en 28 februari 2017;
- uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 februari 2017 met betrekking tot veroordeelde;
- voormeld vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 september 2015;
- advies v.i. Reclassering Nederland van 20 juli 2016;
- advies OML v.i. van 29 augustus 2016;
- advies v.i. Penitentiaire Inrichting Lelystad van 1 september 2016;
- besluit v.i. Openbaar Ministerie, Centrale Voorziening v.i. van 5 september 2016;
- advies aan de opdrachtgever toezicht herroeping v.i. van 22 december 2016;
- advies aan de opdrachtgever toezicht herroeping v.i. van 3 februari 2017.

4.Behandeling ter terechtzitting

Eerste zitting – 31 januari 2017
De rechtbank heeft op 31 januari 2017 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie mr. F. Heus, veroordeelde en zijn raadsman mr. I.R. Rigter, advocaat te Amsterdam, alsmede als getuige [getuige] , reclasseringsmedewerker bij Reclassering Nederland te Arnhem, tevens toezichthouder van veroordeelde.
[getuige] heeft ter terechtzitting aangegeven dat het wat haar betreft goed is als veroordeelde nog een kans krijgt, aangezien zij niet had verwacht dat veroordeelde direct zou worden aangehouden nadat zij zijn zaak had geretourneerd. Daarbij merkt de getuige op dat het van belang is dat veroordeelde aangeeft zich aan de voorwaarden te kunnen en willen houden.
Veroordeelde heeft hierop verklaard dat hij zich inderdaad aan bepaalde afspraken met de reclassering niet heeft gehouden, maar dat hij graag nog een kans krijgt om zich te bewijzen.
De officier van justitie heeft in eerste instantie gevorderd om de vordering te beperken en de v.i. voor een periode van 60 dagen te herroepen.
De raadsman heeft voorgesteld om de behandeling van de zaak voor de duur van ongeveer een maand aan te houden en de schorsing van de v.i. tijdelijk op te heffen, zodat veroordeelde gedurende een maand de kans krijgt om te bewijzen dat hij zich aan de voorwaarden kan en wil houden.
De officier van justitie aangegeven zich te kunnen vinden in het voorstel van de raadsman.
De rechtbank heeft hierop de behandeling voor onbepaalde tijd geschorst en heeft de schorsing van de v.i. opgeheven per 2 februari 2017 tot aan het moment waarop de volgende zitting aanvangt.
Tweede zitting – 28 februari 2017
De rechtbank heeft op 28 februari 2017 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie mr. S.M. van der Veen, veroordeelde en zijn raadsman mr. I.R. Rigter, advocaat te Amsterdam.
[getuige] heeft te kennen gegeven niet ter terechtzitting aanwezig te kunnen zijn. Wel heeft zij haar bevindingen per e-mail doen toekomen. Een kopie van deze e-mail is als bijlage aan deze beslissing gehecht. De inhoud ervan geldt als hier ingevoegd.
Veroordeelde heeft verklaard dat hij zich in de afgelopen maand voor het grootste gedeelte aan de voorwaarden heeft gehouden, dat hij daar echt zijn best voor heeft gedaan en dat dat goed gaat. Hij geeft wel toe dat er daarnaast enige minpuntjes zijn. Veroordeelde geeft aan dat het klopt dat hij regelmatig te laat bij [naam woningstichting] is teruggekeerd.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tot herroeping van de v.i. voor een periode van 120 dagen dient te worden toegewezen, omdat veroordeelde zich keer op keer niet aan de voorwaarden houdt.
De raadsman heeft bepleit dat veroordeelde zich wel aan de voorwaarden wil houden, maar dat hij dat niet geheel kan. Dit is gelegen in zijn verstandelijke beperkingen. Hier dient de rechtbank rekening mee te houden, aldus de raadsman. De raadsman verzoekt primair om afwijzing van de vordering en subsidiair om toewijzing van de vordering voor de duur van 60 dagen, met aftrek van de tijd die veroordeelde reeds in detentie heeft doorgebracht in het kader van de schorsing van de v.i.

5.Beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de e-mail en het rapport van 3 februari 2017 van [getuige] blijkt dat het toezicht niet vlekkeloos verloopt. Veroordeelde zelf geeft dit ook aan, er is sprake van minpuntjes. De rechtbank is van oordeel dat in beginsel iedere veroordeelde in het kader van een vordering tot herroeping van de v.i. op dezelfde manier behandeld dient te worden. Ook veroordeelde [veroordeelde] dient zich aan de voorwaarden te houden. Anderzijds moet ook rekening worden gehouden met de persoon van veroordeelde. [veroordeelde] heeft beperkingen en de rechtbank zal hier bij de beoordeling rekening mee houden. Uit hetgeen [getuige] naar voren brengt blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat veroordeelde, zoals hij zelf ook aangeeft, zich wel aan de voorwaarden wil houden, dit ook op veel momenten wel doet waarbij zijn inzet bij de dagbesteding en bij de begeleiding door [naam woningstichting] beter verloopt dan voorheen, maar dat hij hier niet op alle momenten dat dit van hem wordt gevergd geheel toe in staat is. De rechtbank zal de vordering tot herroeping van de v.i. daarom gedeeltelijk toewijzen, te weten voor de duur van 45 dagen. De tijd die veroordeelde in het kader van de schorsing van de v.i. in detentie heeft doorgebracht, wordt hiervan afgetrokken.

6.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 15, 15a, 15g, 15i, 15j van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank
wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toe en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog gedeeltelijk moet worden ondergaan, te weten voor de duur van VIJFENVEERTIG (45) dagen, met aftrek van de tijd die veroordeelde reeds in het kader van de schorsing van de v.i. in detentie heeft doorgebracht.
Deze beslissing is gegeven door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en F.L. Bolkestein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2017.